Meer dan 6,7 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×
Lezersrecensie

De moestuin of de dood

D. van der Meulen 08 september 2025
Voltaire heeft in 'Candide' op beroemde wijze gezegd: ‘Il faut cultiver notre jardin’, wat zoveel betekent als ‘je moet je tuin onderhouden’, waarvan in de maatschappij- en gedragswetenschappen het nimby-syndroom als demografisch concept is afgeleid: ‘not in my backyard’. Waarom is dit relevant voor de nieuwste roman van de ‘grand old lady’ van de Nederlandse literatuur? Omdat Nelleke Noordervliet in deze dystopische toekomstroman, die de hoed afneemt voor Orwells '1984', haar personage Sophie Roth regelmatig de groene vingers laat beproeven in de moestuin van haar buitenhuisje. Sophie beziet alles als buitenstaander in plaats van deelnemer. Net zoals Candide hekelt ze op ironische wijze de beste aller werelden (oorspronkelijk Leibniz’ idee), waarin we zijn terechtgekomen volgens het nieuwe regime, de Beweging, waaraan haar halfbroer Alain leiding geeft als Gedeputeerd Commissaris van de Lage Landen. Langzaam, onder druk, wordt ze met tegenzin de intriges in gezogen. Uiteindelijk weet ze tot het einde van de roman de buitenwereld uit haar tuintje te houden, maar door eigen toedoen dringt de politieke werkelijkheid zich aan haar op.

In deze opmerkelijke roman zonder duidelijke tijds- en ruimteaanwijzingen dient men aandachtig bij Noordervliets romanpersonage stil te staan, die het verhaal draagt. Om te beginnen het vertelperspectief: er is op functionele wijze gekozen voor een ik-verteller. Ze is onzeker en voelt zich tot diep in de roman buitengesloten en nergens van op de hoogte. Dit wordt ook veroorzaakt door het regime dat op TV alleen maar propaganda uitzendt, en door de xenofobie van de bewoners van het afgelegen dorpje waar ze is neergestreken. Aarzelend, weet ze contact te leggen met de dorpsbewoners, maar kenmerkend is een gebrek aan onderling vertrouwen. De functie van het vertelperspectief is dat de lezer net als het personage onvoldoende op de hoogte is van wat er speelt. Het is een narratieve vondst dat Sophie een familierelatie heeft met de huidige dictator Alain Legrand, waardoor Alains werdegang in flashbacks en brieven kan worden geschetst.

Dat is de vorm van de vertelsituatie, nu de inhoud. Sophie is een achterdochtige weifelaar, iemand die leeft in een politiek toekomstvisioen dat mogelijk niet heel ver verwijderd van onze tijd is, zich weigert te engageren, ondanks uitnodigingen van het Verzet om zich aan te sluiten, om te strijden tegen het repressieve, politieke klimaat. Het woord ‘neoconservatief’ valt een keer in de roman. Het lijkt alsof deze essayistische roman geschreven is door een auteur die zich zorgen maakt over bepaalde, politieke en maatschappelijke ontwikkelingen in de huidige tijd en regelmatig maakt Noordervliet kortere en langere essayistische uitweidingen die het verhaal onderbreken, maar die noodzakelijk zijn voor een beter begrip van de mentale ruimte, waarin de personages van deze roman rondwaren.

Er is sprake van veel ironie en humor in deze roman, beginnend met de titel (wie is er uiteindelijk gelukkig? De meerderheid van een democratie die ooit voor dit systeem heeft gekozen?). Sophie neemt lang een ironische houding ten opzichte van de gebeurtenissen, ook al heeft de politieke realiteit zich reeds op persoonlijke wijze in haar leven gemanifesteerd (haar vriend en collega Charlito komt op gruwelijke wijze aan zijn eind), want het nieuwe regime heeft afgerekend met alle ‘woke’ ideeën van deze tijd en treedt op tegen minderheden (in etnisch, cultureel en seksueel opzicht).

Noordervliet gebruikt veel hoofdletters, heeft het over de Nieuwe Orde, het Grote Plan, de Grote Omslag, de Hoge Commissaris, etc. Een poging tot ironie en ondermijning enerzijds lijkt het, maar anderzijds zijn verteller en auteur bloedserieus, want alle serieuze media zijn monddood gemaakt, het onderwijs is aan banden gelegd en Sophie heeft zelf ook ervaren hoe haar ‘de weg naar openbaarheid’ werd afgesneden. Een dosis maatschappijkritiek lijkt Noordervliet niet vreemd, want de periode van het coronavirus komt ook in de roman voor. Deze periode zou de machthebber goed zijn uitgekomen, want er werden toen autocratische trekjes in het systeem geïntroduceerd.

Sophie is een auteur die zich aan het begin van het verhaal terugtrekt om zich aan het schrijven te wijden (een clichématige topos in de literatuur), maar door de wereld van buiten weinig tot schrijven zal komen. Het engagement roept! Ze is een dromer, een passief iemand, een observant (‘Het is een vreemde gewaarwording, de wereld’, zo besluit ze haar verhaal) die in haar vertelling rijkelijk strooit met allerlei culturele verwijzingen om de wereld om haar heen beter te begrijpen: zo komen Shakespeare en Yeats een paar keer voorbij. Het ultieme moestuingedicht, ‘Jonge sla’ van Rutger Kopland, mag hierbij niet ontbreken. Maar de ironie is dat de mensen met wie Sophie spreekt, en wellicht ook een deel van Noordervliets publiek, deze verwijzingen niet (kunnen) opmerken.

Sophie is namelijk een intellectueel, een humaniste op leeftijd (wellicht een alter ego), die al die literaire knipogen uitdeelt zonder dat Ellen, Bram, Bob, Frank, Nina enzovoort hier van terug hebben. Ze wordt dus omringd door niet-gelijkgestemden, maar Frank schrijft een gedicht als opening van een avondje vergaderen over wat het Verzet vermag (Sophie: ‘zelden heb ik de nutteloosheid van poëzie duidelijker gedemonstreerd gezien’) en hij is ‘bezig’ met een experimentele roman; zijn zus Nina pest hem daarmee. Zelf komt Sophie ook niet tot schrijven. Zo lijken de schrijvende personages die Noordervliet ten tonele voert, onmachtig om het realiteitsprincipe van hun tijd ook maar op enige wijze te bestrijden. Sophie heeft het vroeger wel geprobeerd met haar essays, maar ze is de mond gesnoerd. Wat wil de auteur hiermee zeggen? ‘The pen is not mightier than the sword’?

Regelmatig worstelde ik met de relevantie van de culturele verwijzingen of de uitweidende verteller. Via een omweg komt de lezer uiteindelijk weer op het spoor van de tirannieke regering, het gedoe met haar halfbroer, een poging tot Ongeorganiseerd Verzet die als dekmantel een literatuurclubje gebruiken (ik moest aan Hermans’ geringe evaluatie van de knulligheid van het Nederlands verzet in de Tweede Wereldoorlog denken). Eigenlijk is er maar een dun verhaaltje voor zo’n dikke roman, waarin de verschillende personages rondom Sophie uitgebreid verkend worden, inclusief hun verleden. Dit geldt ook voor personages zoals Boris Hartman en Stuart Murphy die eenmalig als Messias wordt beschreven, een rol binnen de Beweging gaat spelen, maar daarna naar de achtergrond verdwijnt. Men zal tegenwerpen dat in een roman niet iedereen in de spotlight kan staan, Sophie blijft de hoofdpersoon, maar deze roman heeft iets te veel bijrollen, waardoor het polyfone van de roman als genre (het inherent meerstemmige) een keuvelende kakofonie dreigt te worden. Als tegen het einde van de roman de subversieve zangeres Anna Weber wordt geïntroduceerd, wordt het geheel wat ongeloofwaardig. Een Messias en een kapitein dulden niemand naast zich.

Noordervliet heeft een interessant experiment uitgevoerd, waarin ze roman en maatschappijkritiek heeft gecombineerd, maar het essayistische overheerst soms te veel; beter was geweest om beide genres van elkaar te scheiden. De auteur thematiseert grote problemen en heikele thema’s van onze tijd: het gaat over onze lafheid, ons gebrek aan engagement, onze cognitieve dissonanties, hoe we alles maar laten gebeuren en hoe vanzelfsprekend privileges in onze open, democratische samenleving niet alleen ooit zijn verworven, maar dus ook via een politieke achterdeur weer kunnen verdwijnen. Of zoals Sophie het verwoordt: ‘het vlakke fatalisme waartoe we allen waren vervallen dankzij het intens gelukkige volk’, een duidelijke verwijzing naar de romantitel. Maar de hyperbool ligt hier wel op de loer: welke stippellijntjes zijn aannemelijk om vanuit het heden door te trekken? Er dreigt een gevaar van rechts, daar is de hele VPRO-bubbel het over eens, maar is het hier langzamerhand al Hongarije aan de Maas of Rusland aan de Rijn?

De roman las als een toneeltekst: er wordt veel gesproken, maar de actie, de ontploffingen, de schokkende gebeurtenissen gebeuren elders. Zoals bij Shakespeare, regelmatig zelf aangehaald door Noordervliet, komt er een bode het podium op lopen om te vertellen dat er buiten beeld iets vreselijks is gebeurd: een marteling, ontploffingen en ga zo maar door. De rest wordt aan de verbeelding van de lezer overgelaten.

Het geheel wordt hierdoor wat statisch – en telkens gaan die vingers van Sophie weer de aarde van de moestuin in, overigens een sterk motief. Veel indirecte rede ook, parafrase en een storende versnelling in het laatste deel van het boek, terwijl het verhaal wat inzakt in het middengedeelte. We hoeven niet ‘ad verbatim’ (en 'ad nauseam') de monologen van alle personages aan te horen, zoals in Ilja Leonard Pfeijffers 'Alkibiades', maar mijns inziens zat er meer potentie in bepaalde scènes die hoog op de spanningsboog van het verhaal zaten, maar die het nu met een paar verfstreken moeten doen. Een doorgeschoten vorm van ‘show, don’t tell’?

De roman heeft de mond vol over een kentering – en die komt er op een gegeven moment ook. Er wordt weer gelachen en gedanst in de straten, maar Sophie heeft zich dusdanig in de nesten gewerkt, ze zit in de cel, wordt ziek en ligt aan de polytunnel van haar tuintje te denken, dat overwoekerd dreigt te raken. En daarmee zijn we weer terug bij Voltaire, die Noordervliet toch de baas is met zijn literair-filosofische vertellingen.

Reageer op deze recensie

Meer recensies van D. van der Meulen

Gesponsord

Een verborgen verleden, drie generaties vrouwen en een Siciliaans decor vol geheimen: Als bittere sinaasappels is dé Italiaanse succesroman die je niet loslaat.