Meer dan 6,6 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×
Lezersrecensie

Meer dan een schaakroman

D. van der Meulen 03 augustus 2025
‘Easy reading is damn hard writing’, heeft Nathaniel Hawthorne ooit op fameuze wijze geschreven. De jongste roman van Daan Heerma van Voss is hiervan een ‘case in point’, want ik las het in een paar sessies uit, eerst wat achteloos, daarna begon ik door plot en stijl steeds beter op te letten en na deel 1 pakte ik mijn scherpe potlood om passages te onderstrepen en van opmerkingen te voorzien. Ik lees een boel belletrie in een jaar, maar het potlood komt er lang niet altijd aan te pas.
Heerma van Voss is een auteur die met elk boek beter wordt. Ik volg hem al sinds 'De zondagsman' en hij heeft al bewezen persoonlijke boeken te kunnen schrijven, zoals 'Coronakronieken', 'De bange mens' (een geweldig boek over angst) en 'Geen vaarwel vandaag' (over de dood van zijn vader) en hij laat zien dat hij in zijn laatste roman het persoonlijke kan overstijgen door een mengeling van verbeelding en research.

Alles draait in 'Schijnoffers' om het gezin van Max de Nobel, schaakgrootmeester, die getrouwd was met Ella Leeuwin. Samen kregen ze hun zoon David, waarna het stel uit elkaar ging. De verhaallijnen van Ella en David wisselen elkaar af in de eerste twee delen, ze worden ook gedateerd om ze uit elkaar te houden. In het laatste onderdeel gaat de volwassen David zelf op onderzoek uit of er meer zit achter zijn vader en zijn kennissenkring. We komen dan in de paranoïde wereld van spionage, vrijmetselaars en samenzweringstheorieën terecht.

'Schijnoffers' is niet zomaar een schaakroman, zoals de omslag meteen doet vermoeden. Tijdens het lezen vergeleek ik de roman steeds met 'The Queen’s Gambit' van Walter Tevis. Als de naam van de auteur u niets zegt, dan wellicht wel de verfilming van het boek tot miniserie op Netflix. Maar zo tweedimensionaal als Tevis’ boek is (boek en serie zijn precies hetzelfde) – zijn beschrijvingen van schaakpartijen zijn wél beter, duivels moeilijk om iets te beschrijven wat vrijwel onzichtbaar is – 'Schijnoffers' is meer dan een schaakroman en daardoor geslaagder.

Het is namelijk ook een familieroman, waarin de assen moeder – zoon en daarna vader – zoon worden onderzocht. Het is een roman over een multiculturele relatie, hoe het is om met een ‘genie’ samen te leven. De stijl is wonderlijk geslaagd, soms symbolisch (‘Zo begon ons huwelijk. Met een smaak die nergens mee te vergelijken valt’), bij vlagen humoristisch en aforistisch (voor op een tegeltje: ‘Volgens mij is een genie uiteindelijk gewoon een boerenlul die een excuus zoekt om zich als een klootzak te gedragen). Onderdeel van de humoristische stijl is de subtiele maatschappijkritiek: ik moest gniffelen om de hel van de Van der Valk (‘all you can eat!’), de kritiek op de bekakte stellen uit Oud-Zuid (‘neem, ruim, neem ruim, zei Charlotte’) en hoe we als samenleving een mislukte kloon van Amerika zijn geworden.

‘Last but not least’ is Schijnoffers een spionageroman. Ik vond dit aanvankelijk het minst aannemelijke deel van het verhaal, maar gaandeweg wint het toch aan overtuigingskracht. Het doet denken aan het journalistieke werk van Huib Modderkolk die weet waarover hij het heeft, en uit de verantwoording blijkt dat de auteur onder anderen bij hem zijn research heeft gedaan. De wereld van de ‘geheime jongens’ wordt geloofwaardig ingekleurd, van ‘operationeel inparkeren’ (kont naar achter, neus naar voren) tot en met de gedragscodes, zoals hoe je met een oude jongen van de dienst in gesprek treedt (‘Zolang ze niet weten wat ze bijdragen hoeven ze ook niet bang te zijn dat ze hun mond hebben voorbijgepraat. Iemand als hij kan net zo goed geen bron zijn, maar gewoon een vent aan een tafel, die sommigen dingen weet en andere dingen niet, snap je?’). Er is sprake van ‘een ding’, een staaltje afluisterapparatuur uit de Koude Oorlog, het komt eerst wat gedateerd over, maar helaas is de sfeer van de Koude Oorlog weer helemaal terug van weg geweest, dus de roman leest ook in dit opzicht als een actueel commentaar op onze tijd, zonder dat er opzichtige parallellen zijn.

Er zit aardig wat ‘spy speak’ en ‘chess speak’ in de roman, de gelaagde titel is er een voorbeeld van, want een ‘schijnoffer’ is niet alleen een term uit de schaaksport. De term wordt eerst schijnbaar achteloos geïntroduceerd in een rijtje ‘name-dropping’: ‘Boris praatte in voor mij onbegrijpelijke codetaal, Caro-Kann-opening, drietrapsraket, schijnoffers, stikmat’. Maar daarna blijkt ook Ella de term te gebruiken als ze haar eigen (schijn?)offer brengt door haar journalistieke tekst over schaken te verbranden in Mexico, haar eigen verhaal vertelt (‘Wat ik me nou afvraag: is een offer ook een offer als het door niemand zo wordt genoemd, als je het niet ziet?’ – doet een beetje denken aan de filosofische boom die in het bos omvalt zonder getuigen, maar dat is flauw). Ella stuurt haar eigen zoon lange mails als apologie van hun gezinsleven (David reageert kort: ‘Sommige stukjes uit je e-mails waren duidelijk meer voor jezelf dan voor mij. Is niet erg, begrijp het wel’) en ze praat erover met haar psychiater, want 'Schijnoffers' is ook het verhaal over hoe je mentaal leed verwerkt, lang nadat je het achter de rug hebt. Er waart een somberte door het boek, die zich in verschillende personages manifesteert, maar Ella’s psychiater weigert haar de diagnose depressie te geven. Nee, zij zou lijden aan liefdesverdriet!

Hoeveel heb je over voor je relaties, voor je gezin? Hoeveel heb je over voor je eigen ambities? Dit zij belangrijke vragen die uiteindelijk raken aan het hart van de thematiek van dit verhaal. De roman laat wat losse eindjes achter, wat niet onbevredigend aanvoelt als je het verhaal weer verlaat, want alle grote fictie werkt zo. Het spionageverhaal blijft uiteindelijk ‘een spel van schaduwen, meer niet’.

Het voelt alsof de personages hun eigen leven in Amsterdam of elders vervolgen, buiten de roman om; de laatste pagina van de roman had niets eens gehoeven: voor iedereen nadert het einde, vroeg of laat. Gun ons de illusie dat in ieder geval literaire personages onsterfelijk zijn.

Reageer op deze recensie

Meer recensies van D. van der Meulen

Gesponsord

In 1938 vluchten de Freuds van Wenen naar Londen, waar Anna Freud weeshuizen opricht en op zoek gaat naar erkenning en hechte vriendschappen.

De jonge, verloren Ambre komt na een mislukte zelfmoordpoging in een hotel in de bergen terecht, waar ze zichzelf en het leven opnieuw leert te ontdekken.