Lezersrecensie
Van Eyck tot Dürer, 29 oktober 2010 - 30 januari 2011, Groeningemuseum, Brugge, door Matthias Depoorter
Van Eyck tot Dürer, 29 oktober 2010 - 30 januari 2011, Groeningemuseum, Brugge, door Matthias Depoorter
Bespreker: Peter Motte, 430 woorden
Het is een lang essay over de wederzijdse invloeden van de Vlaamse Primitieven op de schilderkunst in Centraal-, Oost- en Noord-Europa, en terug.
Matthias Depoorter wijst o.a. op het misleidende realisme in de schilderkunst van de Vlaamse Primitieven. Er zijn bv. zeer realistische bloemen geschilderd, maar bloemen die in verschillende perioden bloeien, worden in hetzelfde landschap afgebeeld, terwijl dat niet kan. Er worden bv. levensechte vleugels van de ransuil geschilderd, maar wel als vleugels van een engel, niet van een ransuil. Die keuze van realistisch weergegeven motieven, die getuigen van een bijna wetenschappelijke blik op de wereld, vinden we al bij de Van Eycks, maar ook bij Albrecht Dürer, die een goede studie van een walrus tekent, maar hem een boosaardige blik geeft, die niet van een walrus kan zijn. Dat is dus een goede waarnemingen van Matthias Depoorter van een van de kenmerken van de schilderkunst van de Vlaamse Primitieven en van een schilder die door hen is beïnvloed.
Maar Depoorter merkt ook op dat de studie van de schilderkunst van het midden van de 15e eeuw geweldig wordt gehinderd door enorme gaten in onze kennis, i.t.t. tot die van de Italiaanse Renaissance, door gebrekkige bronnen. We weten bv. erg weinig van Jan van Eyck af. Van veel schilders is het precieze geboortejaar niet eens bekend. Soms is het geboortejaar niet eens tot op vijf jaar nauwkeurig bekend; Enerzijds is die gebrekkige kennis veroorzaakt doordat de middeleeuwse traditie nog doorwerkt, toen de kunstenaar als individu niet belangrijk was en hij zichzelf ook niet belangrijk vond. Anderzijds is het veroorzaakt door "Daarnaast wijzigde in de vijftiende eeuw de publieke smaak, waardoor men minder vriendelijk omsprong met die verouderde kunst."
Grote delen van de kunstgeschiedenis zijn daardoor in mysterie gehuld, een effect dat we nu ook wel eens zien, doordat een neerbuigende kijk op kunstobjecten en voorwerpen uit de kunstnijverheid uit het recente verleden door een andere kijk op de geschiedenis en de wereld soms een ware kaalslag veroorzaken in het patrimonium. De waarneming van Matthias Depoorter over het verleden, mag een waarschuwing zijn voor de behandeling van recente kunst.
Het essay van Matthias Depoorter verscheen in het najaar 2010 ter gelegenheid van een tentoonstelling in het Groeningemuseum te Brugge (België) van 29 oktober 2010 tot 30 januari 2011, en was zowel een bijlage bij de krant De Standaard, als vermoedelijk los verkrijgbaar in het museum tijdens de tentoonstelling.
Er zijn echter weinig sporen van de uitgave te vinden, dus het lijkt aangewezen er zuinig op te zijn.
Bespreker: Peter Motte, 430 woorden
Het is een lang essay over de wederzijdse invloeden van de Vlaamse Primitieven op de schilderkunst in Centraal-, Oost- en Noord-Europa, en terug.
Matthias Depoorter wijst o.a. op het misleidende realisme in de schilderkunst van de Vlaamse Primitieven. Er zijn bv. zeer realistische bloemen geschilderd, maar bloemen die in verschillende perioden bloeien, worden in hetzelfde landschap afgebeeld, terwijl dat niet kan. Er worden bv. levensechte vleugels van de ransuil geschilderd, maar wel als vleugels van een engel, niet van een ransuil. Die keuze van realistisch weergegeven motieven, die getuigen van een bijna wetenschappelijke blik op de wereld, vinden we al bij de Van Eycks, maar ook bij Albrecht Dürer, die een goede studie van een walrus tekent, maar hem een boosaardige blik geeft, die niet van een walrus kan zijn. Dat is dus een goede waarnemingen van Matthias Depoorter van een van de kenmerken van de schilderkunst van de Vlaamse Primitieven en van een schilder die door hen is beïnvloed.
Maar Depoorter merkt ook op dat de studie van de schilderkunst van het midden van de 15e eeuw geweldig wordt gehinderd door enorme gaten in onze kennis, i.t.t. tot die van de Italiaanse Renaissance, door gebrekkige bronnen. We weten bv. erg weinig van Jan van Eyck af. Van veel schilders is het precieze geboortejaar niet eens bekend. Soms is het geboortejaar niet eens tot op vijf jaar nauwkeurig bekend; Enerzijds is die gebrekkige kennis veroorzaakt doordat de middeleeuwse traditie nog doorwerkt, toen de kunstenaar als individu niet belangrijk was en hij zichzelf ook niet belangrijk vond. Anderzijds is het veroorzaakt door "Daarnaast wijzigde in de vijftiende eeuw de publieke smaak, waardoor men minder vriendelijk omsprong met die verouderde kunst."
Grote delen van de kunstgeschiedenis zijn daardoor in mysterie gehuld, een effect dat we nu ook wel eens zien, doordat een neerbuigende kijk op kunstobjecten en voorwerpen uit de kunstnijverheid uit het recente verleden door een andere kijk op de geschiedenis en de wereld soms een ware kaalslag veroorzaken in het patrimonium. De waarneming van Matthias Depoorter over het verleden, mag een waarschuwing zijn voor de behandeling van recente kunst.
Het essay van Matthias Depoorter verscheen in het najaar 2010 ter gelegenheid van een tentoonstelling in het Groeningemuseum te Brugge (België) van 29 oktober 2010 tot 30 januari 2011, en was zowel een bijlage bij de krant De Standaard, als vermoedelijk los verkrijgbaar in het museum tijdens de tentoonstelling.
Er zijn echter weinig sporen van de uitgave te vinden, dus het lijkt aangewezen er zuinig op te zijn.
1
Reageer op deze recensie