Meer dan 6,3 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×
Lezersrecensie

Een fietsreis naar Rome

Ezra de Haan 14 september 2009 Auteur

Wellicht met Bertus Aafjes’ Een voetreis naar Rome in zijn achterhoofd fietst Ilja Leonard Pfeijffer, samen met zijn Siberische Gelya, totaal onvoorbereid richting Rome. In haar visie zijn verwachtingen de oorzaak van alles wat er misgaat in mensenlevens. Derhalve is het plannen van de reis overgeslagen. De dichter heeft voor 95 euro een tweedehands Batavus gekocht en zijn vriendin verplaatst zich op haar oude mountainbike. Ongetraind, omvangrijk van voorkomen en stevig rokend, is de classicus niet direct gemaakt voor de lange fietstocht die hij voor de boeg heeft. Zijn vriendin daarentegen is professioneel danseres geweest, is het gewend maandenlang zonder onderdak of eten door onherbergzame gebieden te liften en heeft alleen al in Nederland duizenden kilometers op haar gele mountainbike gefietst. Samen stappen ze in Leiden op de fiets. Slechts een afstand van 2600 kilometers scheidt hen van Rome.

Al op dag drie verdiept Pfeijffer zich in het Japanse Do en Chinese Tao. De westerling denkt dat de weg ertoe dient om een bestemming te bereiken. ‘Maar het gaat hem niet om de bestemming te bereiken. Het gaat om het gaan. De weg is geen middel tot een doel. De weg is zelf het doel. De bestemming leidt alleen maar af van de weg.’ Hij begrijpt dat hij moet afleren dat hij naar Rome fietst. Alleen dan kan hij leren en genieten.

De heuvels maken het hem echter niet makkelijk. Het beklimmen ervan leidt tot de filosofie van de heuvel. Het fysieke ervan moet hij vergeten. Het is immers een mentale kwestie. ‘De berg is vlak,’ zegt Gelya. Maar hoe vlak die berg in haar ogen ook is, de werkelijkheid voelt heel anders aan. Opzij kijken, naar het landschap, is de eerste oplossing van zijn probleem. Vervolgens het credo ‘Pijn is goed.’ Als lezer ben je inmiddels zo betrokken geraakt bij zijn worsteling met de zwaartekracht dat je bijna vergeten bent dat de schrijver tevens een van Nederlands belangrijkste dichters is.

Het schrijven is tot dat moment goed, vlot, amusant. Echt literair is het nog niet. Er is zelfs sprake van een ‘Grunberg’ ‘Volgens ons gidsje van rustieke gastenverblijven was er een straat verderop een rustiek gastenverblijf.’ Een misser wat mij betreft, die je wel bij jonge, ambitieuze schrijvertjes verwacht maar niet bij deze klassieke mastodont. Gelukkig moet de dichter, net als in het boek op zijn fiets, even op gang komen. Dag zes brengt een passage die stemmig en goed geschreven is.

‘Grijze mensen wonen in grijze huizen. Dichtgeslagen ramen en vermoedens van kelders. De lome middagen onder platanen met pastis en pétanque waren nog ver weg. Net als gisteren regende het. Het regende op een grijze Waalse manier, triest en aanhoudend als het leven zelf. Dit was geen bui, dit was existentieel weer. Dit kon dagen duren.’

Maar er valt meer te genieten in dit boek. Dag acht is de dag waarop de auteur filosofeert over het reizen. Hoe traag dat in de zeventiende eeuw ging en hoeveel sneller hij nu, zelfs op de fiets, afstanden af kan leggen. Wat hij in weken verwacht te gaan doen, deden goed getrainde legionairs indertijd in maanden. De moderne mens kan zich de traagheid van het verleden amper nog voorstellen. ‘Iedereen is overal geweest of kan er zonder inspanning zijn. We zijn eraan gewend geraakt ergens aan te komen zonder ergens naartoe te gaan en iets te bereiken zonder iets te leren. We hebben geen filosofie van de heuvel meer nodig.’

Dag negen vraagt om een herziene versie van de filosofie van de heuvel. ‘Ik bedacht dat elke beklimming een offer was dat zich zou uitbetalen in de beloning van een afdaling.’ En als aan het klimmen geen einde blijkt te komen, volgt er weer een filosofie: ‘Ik moest dankbaar zijn voor elke heuvel omdat champagne bestond bij de gratie van elke heuvel.’

Dan slaat de vermoeidheid onverbiddelijk toe. Zijn Gelya krijgt migraine terwijl de langharige bard zijn lichaam onder hoogspanning zet. Verbazingwekkend genoeg blijken de laatste heuvelachtige kilometers toch mee te vallen. Alles gaat opeens makkelijk.

Twee lekke banden en andere slijtage van de Batavus dwingen het tweetal tot stoppen in Troyes. Een stad die de eerste dag nog als pittoresk maar al snel als Antonpieckerig, nep-Duits en Walt Disneyachtig bestempeld wordt, wanneer de fiets niet snel gerepareerd kan worden. Vrijdag de dertiende zorgt voor de verlossende reparatie. De rit van tachtig kilometer naar Châtillon sur Seine kan eindelijk beginnen. Het kost moeite. ‘Ik moest weer helemaal vanaf nul in beweging worden gebracht.’ Maar de dagen die volgen geven het boek de allure van een roman als De renner van Tim Krabbé. Heroïsch is Pfeijffers beschrijving van de rit naar Dijon waarbij hij letterlijk omvalt. ‘Het was daadwerkelijk veertien kilometer omhoog, zonder een moment waarop je op adem kon komen.’ En dat is dan de finale van een rit van 99 kilometer… je wordt al moe als je het leest.

Dag zestien biedt een heel ander beproeving. Er ontstaat ruzie tussen Ilja en Gelya en ook nu valt er literair weer veel te genieten.

‘En Châlons was een nare, donkere stad in onze ogen en we kregen nare, donkere gedachten in ons hoofd. Niet alleen vanwege het weer waren de afgelopen dagen donkere dagen geweest. En deze avond in Châlons zou de duisterste zijn van alle. We waren al dagen bezig geweest met de zware beklimming van de heuvel die niet in het landschap genesteld was maar in mijn gedachten. Vanavond zouden we de laatste en steilste klim voor onze kiezen krijgen. Er smeulde iets. Er was wrevel en irritatie. En bij het diner kregen we ruzie. Het werd een hele scène. Gelya liep het restaurant uit. Ik rekende zo snel mogelijk af en ging achter haar aan. Het goot pijpenstelen. Ik zag haar in de verte en rende naar haar toe. Ik had met mijn belachelijke rode fietsjackje en mijn sandalen volslagen het verkeerde kostuum aan voor deze klassieke scène uit een Hollywood-film. Zij ging aan de oever van de rivier zitten om zwijgend over het zwarte water te turen. Door de regen kon ik niet zien of zij huilde.’

Zelfspot, humor, tragiek en het fietsen als metafoor…wat wil je nog meer. Vooral als je deze passage naast een andere van dag zestien legt, zie je het talent van Pfeijffer die met dit boek veel meer dan een reisdagboek schreef.

‘Omdat het hard regende, gingen we hard fietsen. Ik ging knechtenwerk doen voor Gelya. Ik ging voorop rijden in een strak hoog tempo om haar, in mijn luwte, mee te zuigen naar de stad. Ik fietste mijzelf het snot voor de ogen. Zij volgde met gemak, soeverein als een kopman in de vorm van zijn leven die na een lekke band door een ploegmaat wordt teruggebracht in het peloton.’

Het boek is een filosofische schatkamer die zowel de dagdroom van Pfeijffer als de Do van het Aikido kan bevatten. Lees daarom over ‘de weg’ en zijn herinneringen eraan, hoe hij op een ochtend besloot naar Delfi te lopen en wat hij daardoor leerde. Volg zijn beschrijving van een ramp, de val van Gelya, en welke gedachten het bij hem losmaakt. Maar lees vooral dit heerlijke verslag van een reis naar Rome dat uitblinkt in wielerpassages van een dichter die renner werd. Wie zo schrijft doet denken aan de dichter die ooit ‘De zee! De zee!’ schreef.

‘In de verte lag al de bocht waar de top was. Ik vocht mij jubelend, trots en strijdvaardig naar die bocht. Ha ha! Maar het was de top niet.Achter de bocht zag ik hellend asfalt als een muur van hitte. Ik probeerde mij tweede adem te vinden. De berg counterde moeiteloos door nog een beetje steiler te worden. Zes bochten hoger kon ik niet meer ademhalen. Hete lucht zandstraalde mijn keel. Elke pedaaltred is de trede van een eindeloze trap. Bij elke pedaaltred dacht ik dat het beter zou zijn om af te stappen. Maar als ik nog een keer zou trappen, was ik al bijna bij de volgende bocht. Ik had het niet meer warm. Zweet gutste op mijn frame, maar ik had het koud. Mijn linkerooglid begon te trillen. Mijn borst werd te klein voor mijn longen. Uit alle macht probeerde ik rustpunten te vinden. Ik stuurde naar elk kuiltje in de weg om een halve seconde de illusie te hebben dat ik daalde. De berg had grote elastieken aan mijn achterwiel gebonden. De weg was plakkerig als kauwgum met jam. Alles liep aan en remde. De lucht was van gesmolten lood. Mijn benen had ik al bochten geleden verloren. Ik voelde alleen brand in mijn borst. Rome was zo ver weg, het dal was zo ver weg, alles was onnoemelijk ver weg.’

Reageer op deze recensie

Meer recensies van Ezra de Haan