Meer dan 5,4 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×
Lezersrecensie

een bijzonder dorp

Frans Moberts 18 maart 2024
“Nu hadden we haast geschreven dat het bijzondere van het dorp is dat het niet bijzonder is, maar dat is natuurlijk niet helemaal waar.” Zo begint ‘zomerlicht, en dan komt de nacht’ de derde roman (2005) van Jón Kalman Stefánsson, wederom prachtig vertaald door Marcel Otten (2018), waarin er acht prachtige, onderling verweven verhalen verteld worden, die zich afspelen in een klein IJslands dorp waar de bewoners elk op hun eigen manier strijden tegen de lethargie. Wie de vertellers zijn blijft in het ongewisse, ze worden slecht aangeduid met ‘we’.
“We willen niet over het hele dorp vertellen, we gaan niet van het ene huis naar het andere, dat zou je niet volhouden, maar we doen beslist verslag over de vleselijke lusten die de dagen en nachten aan elkaar knopen, over een gelukkige vrachtwagenchauffeur, de donkere fluwelen jurk van Elisabet en de man die met de bus komt, over de rijzige Thuridur die heimelijke verlangens heeft, over de man die de vissen niet kon tellen en de vrouw met de schuchtere ademhaling - over de eenzame boer en een vierduizend jaar oude mummie. We zullen over alledaagse gebeurtenissen verhalen, maar ook over die die ons begrip te boven gaan, omdat er waarschijnlijk geen verklaringen voor zijn, mensen verdwijnen, dromen veranderen een leven en bijna tweehonderd jaar oude mensen laten merken dat ze aanwezig zijn in plaats van stil op hun plek te blijven liggen. En vanzelfsprekend zullen we je vertellen over de nacht die boven ons hangt en die haar kracht diep uit het heelal put, over de dagen die komen en gaan, over de vogels die zingen en de laatste ademtocht, het zullen ongetwijfeld veel verhalen zijn, we beginnen hier in het dorp en eindigen op het erf van een boerderij ten noorden ervan, en nu beginnen we, nu gebeurt het, vreugde en eenzaamheid, bescheidenheid en wensen, leven en drama- ach ja, dromen.”

De acht verhalen hebben de voor Stefánsson karakteristieke titels en zitten boordevol met poëtische zinnen.

- wat met het begrip ‘einde van de wereld’ verwant is, verhaalt over Kjartan, die “beschikt over een enorm krachtige basstem, echt dreunend, alleen daarmee drijft hij een hele berghelling met schapen op, hij brult ‘Ho’ en de kiezels rollen naar beneden. Bij het opdrijven in het najaar zingt hij veel en zingt hij goed, zolang hij de donkere tonen aanhoudt, de vrouwen krijgen bij zijn diepste tonen knikkende knietjes, maar als hij te hoog gaat zingt hij zo vals dat het bij heldere hemel begint te regenen, de honden gaan janken en in de vissershutten het rookvlees op het roggebrood ranzig wordt.” en Kristin die “meegesleurd [wordt] door de fitnessruimte die als een verlossingsbelofte over het westelijke halfrond ging.”

- gelukzaligheid, gaat over Jakob, de vrachtwagenchauffeur, die vijf dagen in de week het afgelegen dorp met de hoofdstad Reykjavik verbindt, en “gefascineerd [is] door het rijden, door de bewegingen van de vrachtwagen, hij rijdt het dorp uit en verheugt zich over de soepele stuurinrichting, de vorm van de versnellingspook, de enorme kracht van de motor en het is het mooist als het regens, want waar anders maak je de mengeling mee van de bedrijvigheid en tederheid dan in de halen van de ruitenwissers.”

- in het oerwoud gaat er veel door je hoofd, vooral als er een grote rivier door stroomt, waarin er een man uit de groene bus stapt “in zo’n rode broek dat zijn benen in een heldere vuurzee leken te staan”, Matthias, die zes jaar geleden het dorp vaarwel zei en naar het einde van de wereld vertrok maar nu weer terugkeert om het warenhuis te gaan leiden en verwachtingsvol door Elisabet opgewacht wordt.

- Tekla en de man die de vissen niet kon tellen, gaat over Aki, een accountant uit Reykjavik die door de gouverneur naar het dorp wordt gehaald om onderzoek te doen naar Elisabet die de leegstaande breifabriek omgetoverd heeft in een restaurant, maar aan de drank raakt en volledig ontspoort.

- wat een rotweer zou dit zijn zonder haar, dat is wat Benedikt die “eenzaam [is] en verlangt naar gezelschap, maar als er iemand komt is het alsof alles omdraait en wil hij het liefst in zichzelf verdwijnen en met rust gelaten worden.” Het duurt lang voordat hij beseft dat hij niet zonder Thuridur kan maar uiteindelijk toch alleen overblijft, iets wat als een mokerslag aankomt.

- tranen hebben de vorm van roeiboten, en “verdriet en kommer zitten onder de roeiriemen. Wie huilt op een begrafenis beweent niet minder zijn eigen dood en tegelijkertijd het einde van de wereld , want alles sterft en uiteindelijk blijft er niets over.” gaat over Jonas die een wand in de zuivelfabriek beschildert met een voorstelling van “een rode zon die de halve wand bedekt en ongeveer zestig wadvogels die uit de zon lijken te vliegen, hun contouren nog een beetje stijfjes, maar toch zijn de vogels zo levendig dat bij volkomen stilte hun vleugelslag op de wand te horen is.” en politieagent wordt waarbij “de meesten van ons probeerden het overdag voor hem draaglijk te maken , maar ‘s nachts waren wij niet verantwoordelijk en we zouden dat nooit zijn, de nacht is onverantwoordelijk, we groeien een paar centimeter of worden veertien centimeter kleiner, bruine ogen worden geel, een veldmuis valt een kat aan, een hond wordt een watersnip en we kussen lippen die we nooit zouden moeten kussen.”

- het universum en een donkere fluwelen jurk begint met de zin “Op een nacht begon hij in het Latijn te dromen.” Een droom die niet alleen het leven van de directeur van de zuivelfabriek, maar ook het leven van zijn dorpsgenoten zal veranderen.

- moeten we toegeven dat we idioten zijn, dat is wat Kjartan en David die in Het Warenhuis met onverklaarbare zaken te maken krijgen zich afvragen. Ook Benedikt, die er geregeld spullen komt kopen durft uiteindelijk het magazijn niet meer binnen te gaan en - een paar verhalen verder - moet Matthias er aan te pas komen om de geesten weer te kalmeren.

Het zijn acht weemoedige, soms ook trieste verhalen, wonderschoon verteld, dat kan je wel aan Stefánsson overlaten.

Reageer op deze recensie

Meer recensies van Frans Moberts