Lezersrecensie
In de schaduw van de Tweede Wereldoorlog ontwaakt de boekendief
Het werkwoord ‘beklijven’ wordt in Van Dale omschreven als ‘in de herinnering blijven’. Sommige boeken zijn beklijvend. Ze hebben net dat ene tikkeltje meer magie dan andere, waardoor we ze maar moeilijk kunnen vergeten.
Het verhaal van de boekendief begint en eindigt met de dood. En dat niet alleen in de letterlijke zin van het woord. Want de dood verschijnt niet enkel zoals wij hem kennen – een onomkeerbaar, natuurlijk verschijnsel – maar als een geniale, geestige verteller die het soms gewoon niet kan laten om een kijkje te nemen in het leven van mensen.
Het is 1939 en Liesel Meminger is samen met haar moeder en broertje Werner onderweg naar München. Paula Meminger is een communiste, een politieke overtuiging die in Nazi-Duitsland wordt vervolgd. Bang voor wat de toekomst zal brengen, besluit ze haar kinderen over te dragen aan de pleegzorg.
Maar tijdens de reis slaat het noodlot toe. Werner sterft. De dood komt hem halen en raakt gefascineerd door Liesel, die kort daarna haar eerste daad als ‘boekendief’ stelt. Op het kerkhof waar haar broertje begraven wordt, vindt ze een klein zwart boekje getiteld ‘het doodgravershandboek’. Liesel kan niet lezen, maar neemt het toch mee. Dat boekje zal later nog een belangrijke rol spelen.
In München neemt ze gedwongen afscheid van haar moeder en wordt ze naar haar pleeggezin gebracht. De Hubermanns – Rosa en Hans – wonen in de Himmelstraat en zijn twee heel uiteenlopende personages. Hans is een sympathiek figuur. Hij rookt, speelt accordeon en is de rust zelve. Rosa is een strenge vrouw, wier favoriete bezigheid bestaat uit het doorlopen van een kleurrijk vloekregister (Saukerl en Saumensch behoren tot haar favoriete vocabulaire), maar onder haar harde oppervlak gaat een hart van goud schuil.
Liesel slaagt er geleidelijk aan in om zich aan te passen aan haar nieuwe leven, ook al moet ze daarvoor heel wat hindernissen overwinnen. Zo volgen we haar wanneer ze de kinderen in de straat leert kennen (waaronder ook Rudy Steiner, de jongen met het citroenkleurige haar én fan van olympisch athleet Jesse Owens), wanneer ze naar school gaat (waar ze te maken krijgt met pesterijen) en wanneer ze samen met Hans leert lezen. Dat laatste wakkert haar honger naar boeken alleen nog wat meer aan. Al gauw volgt haar volgende diefstal: een boek uit de asresten van een boekverbranding.
Door het verhaal heen ontdekt Liesel de kracht van woorden. Ze zijn een houvast in een wereld die met de dag moeilijker en gevaarlijker lijkt te worden. En de situatie wordt er beslist niet makkelijker op wanneer er op een dag een oude belofte uit Hans’ verleden komt aankloppen…
De boekendief is een vrij dik boek (meer dan 500 pagina’s) en bestaat uit meerdere delen. Voor wie nu denkt, ‘pff, 500 pagina’s daar kom ik nooit doorheen’. Niet gevreesd. De hoofdstukken zijn kort, de schrijfstijl vlot en getint met een vleugje humor, waardoor het geheel lekker vlot wegleest. Je krijgt nooit het gevoel dat het verhaal gaat tegensteken, of dat het een eeuwigheid duurt vooraleer je aan het eind van een hoofdstuk komt. Karakteriserend voor dit verhaal zijn ook de feitjes en anekdotes die de dood af en toe meegeeft. Deze zorgen soms voor een komische, dan weer voor een trieste noot.
Hoewel het boek voornamelijk over kinderen gaat en het toegankelijk geschreven is, is het toch geen kinderboek. Daarvoor is de materie (Tweede Wereldoorlog, Jodenvervolging, de gewelddadige realiteit van Nazi-Duitsland…) te zwaar. Het is eerder bedoeld voor jongvolwassenen (12+) en volwassenen (die de metaforen zeker zullen weten te appreciëren).
Het verhaal van de boekendief begint en eindigt met de dood. En dat niet alleen in de letterlijke zin van het woord. Want de dood verschijnt niet enkel zoals wij hem kennen – een onomkeerbaar, natuurlijk verschijnsel – maar als een geniale, geestige verteller die het soms gewoon niet kan laten om een kijkje te nemen in het leven van mensen.
Het is 1939 en Liesel Meminger is samen met haar moeder en broertje Werner onderweg naar München. Paula Meminger is een communiste, een politieke overtuiging die in Nazi-Duitsland wordt vervolgd. Bang voor wat de toekomst zal brengen, besluit ze haar kinderen over te dragen aan de pleegzorg.
Maar tijdens de reis slaat het noodlot toe. Werner sterft. De dood komt hem halen en raakt gefascineerd door Liesel, die kort daarna haar eerste daad als ‘boekendief’ stelt. Op het kerkhof waar haar broertje begraven wordt, vindt ze een klein zwart boekje getiteld ‘het doodgravershandboek’. Liesel kan niet lezen, maar neemt het toch mee. Dat boekje zal later nog een belangrijke rol spelen.
In München neemt ze gedwongen afscheid van haar moeder en wordt ze naar haar pleeggezin gebracht. De Hubermanns – Rosa en Hans – wonen in de Himmelstraat en zijn twee heel uiteenlopende personages. Hans is een sympathiek figuur. Hij rookt, speelt accordeon en is de rust zelve. Rosa is een strenge vrouw, wier favoriete bezigheid bestaat uit het doorlopen van een kleurrijk vloekregister (Saukerl en Saumensch behoren tot haar favoriete vocabulaire), maar onder haar harde oppervlak gaat een hart van goud schuil.
Liesel slaagt er geleidelijk aan in om zich aan te passen aan haar nieuwe leven, ook al moet ze daarvoor heel wat hindernissen overwinnen. Zo volgen we haar wanneer ze de kinderen in de straat leert kennen (waaronder ook Rudy Steiner, de jongen met het citroenkleurige haar én fan van olympisch athleet Jesse Owens), wanneer ze naar school gaat (waar ze te maken krijgt met pesterijen) en wanneer ze samen met Hans leert lezen. Dat laatste wakkert haar honger naar boeken alleen nog wat meer aan. Al gauw volgt haar volgende diefstal: een boek uit de asresten van een boekverbranding.
Door het verhaal heen ontdekt Liesel de kracht van woorden. Ze zijn een houvast in een wereld die met de dag moeilijker en gevaarlijker lijkt te worden. En de situatie wordt er beslist niet makkelijker op wanneer er op een dag een oude belofte uit Hans’ verleden komt aankloppen…
De boekendief is een vrij dik boek (meer dan 500 pagina’s) en bestaat uit meerdere delen. Voor wie nu denkt, ‘pff, 500 pagina’s daar kom ik nooit doorheen’. Niet gevreesd. De hoofdstukken zijn kort, de schrijfstijl vlot en getint met een vleugje humor, waardoor het geheel lekker vlot wegleest. Je krijgt nooit het gevoel dat het verhaal gaat tegensteken, of dat het een eeuwigheid duurt vooraleer je aan het eind van een hoofdstuk komt. Karakteriserend voor dit verhaal zijn ook de feitjes en anekdotes die de dood af en toe meegeeft. Deze zorgen soms voor een komische, dan weer voor een trieste noot.
Hoewel het boek voornamelijk over kinderen gaat en het toegankelijk geschreven is, is het toch geen kinderboek. Daarvoor is de materie (Tweede Wereldoorlog, Jodenvervolging, de gewelddadige realiteit van Nazi-Duitsland…) te zwaar. Het is eerder bedoeld voor jongvolwassenen (12+) en volwassenen (die de metaforen zeker zullen weten te appreciëren).
1
Reageer op deze recensie