Lezersrecensie
Het meest experimentele boek van Mulisch
Dit boek wordt algemeen beschouwd als verreweg de meest complexe, fragmentarische en experimentele roman die Mulisch ooit geschreven heeft. De Nederlandse kritiek ging er in 1970 dan ook collectief van over zijn nek. Daarna kwam Mulisch, zwaar ontstemd, met een toelichting op de proppen (De verteller verteld), en ook een enkele Mulisch-junk (zoals Piet Meeuse in De slang die in zijn staart bijt) gaf diepzinnige uitleg. Niettemin is De verteller nog steeds Mulisch' minst populaire roman. Zelf vond ik De verteller, uiteindelijk, geweldig. Toch had ik liever geen sterren gegeven, en mijn eindoordeel liefst in het midden gelaten, want ik heb erg moeten zweten op dit boek, en was, hoewel ik Mulischfan ben én fan van experimentele literatuur, toch geregeld de wanhoop nabij. Voor mij loonde dit boek echter de moeite uiteindelijk wel, en ruimschoots, maar voor b.v. De aanslag of zelfs Het stenen bruidsbed is gewoon veel minder moeite nodig.
Het verhaal van De verteller is op zichzelf al vrij buitenissig. De 43-jarige beursspeculant Joris reconstrueert in 1970, iets nadat al zijn tanden zijn getrokken en in afwachting van een prothese, scènes uit zijn familieleven. Vooral dan scènes waarin hij vergeefs zoekt naar Jesse, een neef die (blijkt later) uiteindelijk Joris' halfbroer is: net als Joris verwekt in een soort semi-incestueus triootje van een vrouwelijke tweeling en hun broer. Joris beschouwt de dichterlijke Jesse als zijn complement: een soort hem completerende 'tweelingbroer'. Maar Jesse heeft aan het eind van WO II zelfmoord gepleegd: Joris moet zijn complement dus al jaren lang missen. Deels door zijn eigen schuld trouwens: leugenachtig verraad van Joris (dat vergeleken wordt met het verraad van Jezus door Judas) leidde tot zelfmoord van Jesse. Joris' reconstructies zijn dus mogelijk ook deels bedoeld voor verheldering van dit fatale verloop. Ook in zijn reconstructies en herbelevingen van het verleden echter slaagt Joris er niet in Jesse 'in beeld' te krijgen.
Maf is dus hier o.a. dat incestmotief, dat hier een symbool lijkt te zijn voor overtreding van elk verbod en het doorbreken van elke hiërarchische orde. Maf is ook hoe over WO II wordt verteld. De namen van de landen zijn veranderd: 'Bolland' is bijvoorbeeld bezet door 'Duisterland'. Ook de werkelijkheid is iets veranderd: in 'Bolland' vliegen de phoenix en de basilisk gewoon vrij rond, terwijl de kip juist een bezienswaardigheid in een dierentuin is. De Jood trouwens ook, en soms wordt een Jood ook vergast m.b.v. een gewone gasoven in een gewone keuken. De ons bekende werkelijkheid van WO II speelt ook in De Verteller wel een bepalende rol, maar die werkelijkheid is op vrij groteske wijze vervormd en uitvergroot. Iets soortgelijks geldt ook voor beschrijvingen van Nederlands brute optreden in (toen nog) Nederlands- Indië: ook hier kunnen we de historische werkelijkheid wel herkennen in De Verteller, maar ook hier is deze vervormd en uitvergroot. Hij is tegelijk herkenbaar en onherkenbaar, historisch juist en creatief vervormd. Deze vervorming neemt nog toe door de wijze waarop het toch al maffe verhaal wordt verteld. Ten eerste is de vertelling volkomen gefragmenteerd en niet-chronologisch. Joris tracht vergeefs ordening aan te brengen in allerlei flarden van zijn herinnering: de lezer ziet zich voor exact dezelfde uitdaging gesteld.
En zelfs voor een nog veel grotere, want de cryptische en fragmentarische gedachtenflarden van Joris worden ook met allerlei andere fragmenten afgewisseld. Bijvoorbeeld tien 'zegels', met daarin twee tekeningen en acht bijzonder vermakelijke parodieën op o.a. Karl May, James Bond, science fiction en volkenkundige werken. In die parodieën treedt Jesse dan wel weer op, maar wel vermomd, en zonder dat er een sluitend beeld ontstaat. Ook zijn er tien lange citaten van radiouitzendingen, totaal maf en hilarisch van inhoud, die ook weer met enige moeite te associëren zijn met Joris en Jesse, maar ook hier sluit de puzzel weer niet. Ook een brief na Jesse aan Joris wordt geciteerd, maar niet aan een stuk, doch in negen fragmenten. En weer sluit de puzzel niet. Dan staat de vertelling ook nog eens bol van allerlei verschillende typografische vormen, wat de bladspiegel al even grillig maakt als de wijze van vertellen. En tenslotte staan er ook allemaal ingewikkelde rekensommen: tevergeefse pogingen van Joris om een bepaalde symbolische getallencode te kraken die (aldus Joris) de essentie van Jesse moet bevatten. Maar ook die som levert niks op: wel allerlei getallensymboliek, maar geen sluitende oplossing van het raadsel.
Waarom kiest Mulisch deze keer voor zo'n enorm vreemde vorm? Uit allerlei boeken over Mulisch weet ik inmiddels dat hij nogal aangestoken was door het maniërisme, een literaire traditie die de wereld opvatte als verontrustend raadsel, en die dan de grilligheid van dit raadsel wilde afbeelden in kunst. In die traditie stonden ook Rimbaud en Mallarmé, die in De verteller ook worden genoemd. Beide dichters waren gefascineerd door het alchemistische proces, waarin stoffen d.m.v. gewaagde combinaties tot transformeren worden gebracht en waarin de alchemist ook zelf verandert. De experimentele dichter doet iets soortgelijks door met allerlei ongebruikelijke woordcombinaties en stijlcombinaties te experimenteren, waarmee hij nieuwe en onverwachte perspectieven creëert op de ondoorgrondelijke werkelijkheid. Mallarmé was tevens (net als Mulisch) gefascineerd door de kabbala: een sekte die dacht dat via de numerieke waarde van de letters er achter de letterlijk boodschap van de bijbel nog een hogere boodschap schuil ging in code. En die code probeerden de kabbalisten dan te kraken door diverse bijzonder inventieve sommen en cijfercombinaties uit te proberen. Ongeveer zoals Joris de symboliek wil doorgronden van Jesses symbolische getal. Maar Joris slaagt niet: de cijfers onthullen geen hoogste waarheid, de fragmenten worden niet tot één aaneengesloten beeld samengevoegd. De wereld is en blijft een geheimschrift. In De verteller probeert Mulisch dus het verontrustend raadsel van de wereld af te beelden in een bewust grillig en gefragmenteerd boek. Hij volgt daarin het maniërisme, steekt het zelfs naar de kroon. Hij streeft daarmee bovendien (zoals hij in De verteller verteld uitlegt) naar een beweeglijk boek dat niet verstart: een boek dat tot associaties uitnodigt, tot heen en terug bladeren, tot puzzelen en tot creativiteit. Bovendien nodigt hij uit om de complexe werkelijkheid van WO II op totaal nieuwe, associatieve en creatieve wijze te ervaren. Anders dus dan via documentaires of geschiedenisboeken, zonder vast liggende stellingnames of vast liggende meningen. Anders vooral ook dan in meer conventionele literatuur.
In zijn andere boeken is Mulisch veel minder extreem exprimenteel: ook daarin zet hij veel op losse schroeven, maar wel d.m.v. een strak verteld verhaal. Daar ben ik persoonlijk wel blij om. Niettemin, ik zou dit ene extreem experimentele buitenbeentje in zijn oeuvre niet graag hebben gemist.
Het verhaal van De verteller is op zichzelf al vrij buitenissig. De 43-jarige beursspeculant Joris reconstrueert in 1970, iets nadat al zijn tanden zijn getrokken en in afwachting van een prothese, scènes uit zijn familieleven. Vooral dan scènes waarin hij vergeefs zoekt naar Jesse, een neef die (blijkt later) uiteindelijk Joris' halfbroer is: net als Joris verwekt in een soort semi-incestueus triootje van een vrouwelijke tweeling en hun broer. Joris beschouwt de dichterlijke Jesse als zijn complement: een soort hem completerende 'tweelingbroer'. Maar Jesse heeft aan het eind van WO II zelfmoord gepleegd: Joris moet zijn complement dus al jaren lang missen. Deels door zijn eigen schuld trouwens: leugenachtig verraad van Joris (dat vergeleken wordt met het verraad van Jezus door Judas) leidde tot zelfmoord van Jesse. Joris' reconstructies zijn dus mogelijk ook deels bedoeld voor verheldering van dit fatale verloop. Ook in zijn reconstructies en herbelevingen van het verleden echter slaagt Joris er niet in Jesse 'in beeld' te krijgen.
Maf is dus hier o.a. dat incestmotief, dat hier een symbool lijkt te zijn voor overtreding van elk verbod en het doorbreken van elke hiërarchische orde. Maf is ook hoe over WO II wordt verteld. De namen van de landen zijn veranderd: 'Bolland' is bijvoorbeeld bezet door 'Duisterland'. Ook de werkelijkheid is iets veranderd: in 'Bolland' vliegen de phoenix en de basilisk gewoon vrij rond, terwijl de kip juist een bezienswaardigheid in een dierentuin is. De Jood trouwens ook, en soms wordt een Jood ook vergast m.b.v. een gewone gasoven in een gewone keuken. De ons bekende werkelijkheid van WO II speelt ook in De Verteller wel een bepalende rol, maar die werkelijkheid is op vrij groteske wijze vervormd en uitvergroot. Iets soortgelijks geldt ook voor beschrijvingen van Nederlands brute optreden in (toen nog) Nederlands- Indië: ook hier kunnen we de historische werkelijkheid wel herkennen in De Verteller, maar ook hier is deze vervormd en uitvergroot. Hij is tegelijk herkenbaar en onherkenbaar, historisch juist en creatief vervormd. Deze vervorming neemt nog toe door de wijze waarop het toch al maffe verhaal wordt verteld. Ten eerste is de vertelling volkomen gefragmenteerd en niet-chronologisch. Joris tracht vergeefs ordening aan te brengen in allerlei flarden van zijn herinnering: de lezer ziet zich voor exact dezelfde uitdaging gesteld.
En zelfs voor een nog veel grotere, want de cryptische en fragmentarische gedachtenflarden van Joris worden ook met allerlei andere fragmenten afgewisseld. Bijvoorbeeld tien 'zegels', met daarin twee tekeningen en acht bijzonder vermakelijke parodieën op o.a. Karl May, James Bond, science fiction en volkenkundige werken. In die parodieën treedt Jesse dan wel weer op, maar wel vermomd, en zonder dat er een sluitend beeld ontstaat. Ook zijn er tien lange citaten van radiouitzendingen, totaal maf en hilarisch van inhoud, die ook weer met enige moeite te associëren zijn met Joris en Jesse, maar ook hier sluit de puzzel weer niet. Ook een brief na Jesse aan Joris wordt geciteerd, maar niet aan een stuk, doch in negen fragmenten. En weer sluit de puzzel niet. Dan staat de vertelling ook nog eens bol van allerlei verschillende typografische vormen, wat de bladspiegel al even grillig maakt als de wijze van vertellen. En tenslotte staan er ook allemaal ingewikkelde rekensommen: tevergeefse pogingen van Joris om een bepaalde symbolische getallencode te kraken die (aldus Joris) de essentie van Jesse moet bevatten. Maar ook die som levert niks op: wel allerlei getallensymboliek, maar geen sluitende oplossing van het raadsel.
Waarom kiest Mulisch deze keer voor zo'n enorm vreemde vorm? Uit allerlei boeken over Mulisch weet ik inmiddels dat hij nogal aangestoken was door het maniërisme, een literaire traditie die de wereld opvatte als verontrustend raadsel, en die dan de grilligheid van dit raadsel wilde afbeelden in kunst. In die traditie stonden ook Rimbaud en Mallarmé, die in De verteller ook worden genoemd. Beide dichters waren gefascineerd door het alchemistische proces, waarin stoffen d.m.v. gewaagde combinaties tot transformeren worden gebracht en waarin de alchemist ook zelf verandert. De experimentele dichter doet iets soortgelijks door met allerlei ongebruikelijke woordcombinaties en stijlcombinaties te experimenteren, waarmee hij nieuwe en onverwachte perspectieven creëert op de ondoorgrondelijke werkelijkheid. Mallarmé was tevens (net als Mulisch) gefascineerd door de kabbala: een sekte die dacht dat via de numerieke waarde van de letters er achter de letterlijk boodschap van de bijbel nog een hogere boodschap schuil ging in code. En die code probeerden de kabbalisten dan te kraken door diverse bijzonder inventieve sommen en cijfercombinaties uit te proberen. Ongeveer zoals Joris de symboliek wil doorgronden van Jesses symbolische getal. Maar Joris slaagt niet: de cijfers onthullen geen hoogste waarheid, de fragmenten worden niet tot één aaneengesloten beeld samengevoegd. De wereld is en blijft een geheimschrift. In De verteller probeert Mulisch dus het verontrustend raadsel van de wereld af te beelden in een bewust grillig en gefragmenteerd boek. Hij volgt daarin het maniërisme, steekt het zelfs naar de kroon. Hij streeft daarmee bovendien (zoals hij in De verteller verteld uitlegt) naar een beweeglijk boek dat niet verstart: een boek dat tot associaties uitnodigt, tot heen en terug bladeren, tot puzzelen en tot creativiteit. Bovendien nodigt hij uit om de complexe werkelijkheid van WO II op totaal nieuwe, associatieve en creatieve wijze te ervaren. Anders dus dan via documentaires of geschiedenisboeken, zonder vast liggende stellingnames of vast liggende meningen. Anders vooral ook dan in meer conventionele literatuur.
In zijn andere boeken is Mulisch veel minder extreem exprimenteel: ook daarin zet hij veel op losse schroeven, maar wel d.m.v. een strak verteld verhaal. Daar ben ik persoonlijk wel blij om. Niettemin, ik zou dit ene extreem experimentele buitenbeentje in zijn oeuvre niet graag hebben gemist.
1
Reageer op deze recensie