Meer dan 5,3 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×
Lezersrecensie

Ironie, verlangen en wanhoop

Nico van der Sijde 12 februari 2016
Ik dacht altijd dat ik wel eens wat van Kellendonk gelezen had, maar ontdekte laatst dat ik wel al heel lang benieuwd ben naar zijn werk maar nog nooit wat van hem las. Allerlei herdenkend nieuws over hem, in dit Kellendonk-jaar, deed mij vermoeden dat ik daaraan wat had gemist. Daarom las ik "Mystiek lichaam", zijn provocerende magnum opus en het laatste boek dat hij schreef vlak voor zijn vroege en naargeestige dood. Een fascinerende leeservaring, mag ik wel zeggen. Een zeldzaam dubbelzinnig boek: dolkomisch en tot op het hilarische af grotesk, en tegelijk vol bittere wanhoop; doordesemd van ironie die alles dubbelzinnig maakt en parodie waarin alles wordt bespot, maar naar mijn smaak even sterk doordesemd van verlangen en wanhoop. Een boek waarin elke zin eruit springt door de fonkelende en bewonderenswaardig originele en fraaie stijl, maar ook door de ambiguiteit ervan. Een boek ook waarin alle personages groteske karikaturen zijn die elke neiging tot "jezelf identificeren met de personages" blokkeren, terwijl hun karikaturale gedachten en emoties ook erg herkenbaar zijn, voor mij tenminste wel. En ook is het boek vol Bijbelse taal, wat al met de titel begint, maar dan wel op ironische wijze, zodat het vol zit met verlangen naar de eenwording en hogere zin die door de religie wordt beloofd, maar tegelijk met de totale bespotting van dat verlangen, en dat dan weer gecombineerd met de wanhoop over de onmogelijkheid van dit verlangen.

In een van zijn essayistische stukken maakt Kellendonk duidelijk onderscheid tussen realisme (iets waarvoor hij nadrukkelijk niet kiest) en ironie. Hij zegt dan: "Ik heb me maar niet bekreund om de wijsgerige en historische vraagtekens die je bij het begrip realisme kunt zetten, omdat het met de slagzin “We weten waar we het over hebben” voor mijn doeleinden afdoende gekarakteriseerd is. Welnu, in plaats van te zeggen: “We weten waar we het over hebben”, zegt de ironie: “We doen net alsof we weten waar we het over hebben, en we vergeten geen moment dat we maar doen alsof.” Mijn definitie van ironie luidt in twee woorden: oprecht veinzen". Deze definitie van ironie is vol ironische dubbele bodems, en dus vrij ongrijpbaar, maar (of: juist daardoor) wel treffend voor "Mystiek lichaam". Want de personages in dat boek lopen soms leeg in werkelijk geniaal verwoorde beschouwingen, zodat het lijkt alsof ze weten waar ze het over hebben, maar alles wat ze zeggen mondt steeds uit in onoplosbare paradoxen en tegenstrijdigheden, en zit ook vol met dissonante ongerijmdheden. Dus feitelijk weten ze steeds niet waar ze het over hebben, en precies dat is hun komische tragiek.

Het verhaal bestaat uit drie delen (toespeling op de heilige drie-eenheid?), en draait om een familie die doet alsof het een familie is: de groteske miljonair en vrek Gijselhart, die op bijna religieuze wijze verlangt naar geld en die zijn dochter bij zich wil hebben maar toch steeds wegpest; de dochter Magda, bijgenaamd Prul, die zwanger is van de tamelijk groteske Jood Bruno Pestman; en tenslotte haar Broer Leendert, ook Broer genoemd, zelfhatende homoseksueel die ooit het hogere zocht in schoonheid en kunst, maar ook kunst wordt door geldwolverij en marktwerking uitgehold en hijzelf leidt aan een even zinloze als dodelijke ziekte. Een en ander speelt zich dan af in het landhuis "Doornenhof", een oord waarvan de naam herinnert aan doornenkroon en dus aan het Christelijk geloof. Dat, samen met het motief van de familie en de titel "Mystiek lichaam", is een duidelijke zinspeling op Christelijke (om niet te zeggen katholieke) idealen van eenwording met God en zingevende hogere verbanden. Maar ja, die familie is dus versplinterd, en de "Doornenhof" is een oord dat nadrukkelijke onvolledigheid uitstraalt: "De achtergevel was blind, op een lage deur na. Onder de witkalk waren daar de littekens van een amputatie zichtbaar. Het huis leek een half huis, de stenen roerloosheid leek te verlangen naar een verloren wederhelft". In dat oord heeft vader Gijselhart een kamer voor zijn weggelopen dochter ingericht, vol met haar oude spulletjes, om haar te herdenken en in de hoop dat ze ooit nog eens terugkomt. Maar die kamer draagt dan de paradoxale namen "museum van de toekomst", alsof die toekomst tot het verleden hoort, en "Prulmuseum", wat onderstreept dat dit museum feitelijk oerbelachelijk is. En ook vol schijnbeeld: "Maar Gijselhart kon er urenlang zitten kijken naar de gedaanteverwisselingen van de spullen onder het rondlopende licht. Hij wist welke tinten bij welke lichtval zouden opgloren en hij genoot daarvan, uit naam van zijn gedroomde dochter". Die laatste zinnen vind ik dan weer heel ontroerend: de oude vader die, bij afwezigheid van zijn dochter, niets anders heeft dan de aanblik van haar spulletjes en de veranderlijke lichtval daarop. Maar tegelijk is het ook oerkomisch, omdat Gijselhart zo'n groteske figuur is en omdat dit tafereel zich afspeelt in een "Prulmuseum". En sowieso is de hele scene doordesemd van leegte en gemis.

Zo gaat dat het hele boek door, en het wordt steeds pregnanter. Vooral ook zodra we kennis maken met Broer, die als zelfhatende homoseksueel nadrukkelijk het gevoel heeft zich te onttrekken aan het "Mystiek lichaam" van huwelijk en verbond. Zijn hele wezen is immers antithethisch t.o.v. het overbekende "Ga heen, en vermenigvuldig u". Niet alleen omdat hij geen kinderen voortbrengt, maar vooral omdat zijn pogingen tot versmelting in de liefde leiden tot niets meer dan leegte en dood. Hij noemt dit een "seksuele ruimtevaart", wat associaties oproept met iemand die zweeft in een leeg heelal zonder God. Wat Broer ook bijna letterlijk doet, want hij is dodelijk ziek. En dat alles doet hem losbarsten in ongehoord dubbelzinnige lofzangen op de leegte en de dood. Zoals bijvoorbeeld de volgende: "Ondenkbare aan wie ik aldoor denken moet, ik zal jouw boodschap verbreiden onder de kinderen van Jeruzalem. Doodsrozen zullen ontspruiten aan mijn doornenstam. De zon zal nooit opgaan boven je Transsylvaanse imperium. Tot mijn vlees bruidswit is zal ik je werk doen, in de zekerheid dat ik door jou zal worden opgeheven en over de drempel gedragen, onsterfelijke dood". Opmerkelijk hoe hier Bijbelse en liturgische woorden, zoals 'kinderen van Jeruzalem' en het motief van de bruid die over de drempel wordt gedragen, totaal worden uitgehold door hun vermenging met vampirisme ('Transsylvaans imperium') en de dood (bruidswit is hier ook het wit van de dood). Schrijnend hoe in de taal waarin normaal het hemelrijk en het eeuwig licht bezongen wordt, nu het dodenrijk wordt bezongen waarin de zon nooit opkomt. De Bijbelse taal wordt zo ironisch en parodistisch gebruikt dat hij een anti-Bijbelse wereld oproept: in de taal waarmee normaal zingeving wordt bezongen wordt nu zinloosheid opgeroepen. In taal waarin normaal verlangen naar Het Hogere wordt verwoord, wordt nu het wanhopige gevoel bezongen dat dit Hogere ten ene male ontbreekt. Ja, "Mystiek lichaam" is een verbond, maar niet van mens en god maar van parodie, ironie, vergeefs verlangen en wanhoop. Waarbij het ene naar mijn gevoel het andere versterkt: alles is dubbelzinnig en parodistisch vervormd bij Kellendonk, precies die ironie maakt alles leeg terwijl er naar volheid wordt verlangd, en precies DAT voedt de wanhoop.

Toch werd ik niet wanhopig van dit boek. Dat zal vast komen omdat ik het verlangen naar volheid wel herken, en ook de ironie van de wanhoop en de wanhoop van de ironie soms wel voel, maar niet ZO sterk als dat Kellendonks personages dat lijken te doen. Ook denk ik dat de taal van Kellendonk harder binnenkomt bij iemand die veel meer dan ik vertrouwd is met de taal van de Bijbel en de katholieke liturgie. Ik denk met andere woorden dat veel van de lading van dit boek mij ontgaat, puur vanwege mijn atheistische opvoeding. Maar het komt vooral omdat ik zo genoot van de esthetische kwaliteiten van dit boek. Je kunt mij altijd wakker maken voor passages als: "Omdat ze scheel was heette ze lelijk, en toch was haar lelijkheid boeiender dan welke conventionele schoonheid ook. De wanorde der lelijkheid verveelt nooit. Haar oog was het oog van een storm die nu dertig jaar raasde". En ook voor passages als: "Met zijn mond vlak bij het oor van de jongen legde hij uit dat er in een aan de tijd ontstegen bovenwereld, waarin schoonheid waarheid is en omgekeerd, een eeuwige vaas zou bestaan die van een hemelse balustrade in dit hiernumaals was gevallen, en dat zij van die vaas twee tijdelijke scherven waren". Dit zijn de woorden van Broer, van dezelfde persoon dus die later in het boek al deze dromen verloren heeft en De Dood bezingt. Maar dit verlangen naar liefde, zij het slechts als scherf en dus geamputeerd fragment van Het Hogere, was voor hem ooit echt. Zoals ooit ook zijn verlangen naar wat "onbeschrijflijk" en "onbetaalbaar" is in de kunst. "Ik heb als jongen gesmacht naar dingen die zich niet laten omrekenen of omkletsen tot wat je maar wilt, die zich nietlaten vergassen tot geld of taal, dingen die onaantastbaar, onoplosbaar zijn, niets anders dan zichzelf, en nu heb ik ze gevonden, in de wereld van de kunst. [...] En als ik nu iets tegenkom dat niets anders is dan zichzelf, dat werkelijk is, dan eer ik het door "onbeschrijflijk" en "onbetaalbaar" te zeggen en aldus bij wijze van spreken mijn mond te houden".

Drie mooie passages over schoonheid, en over het verlangen ernaar: voor mij een genot op zich, net als veel andere zinnen in het boek. En bovendien gaan ze volgens mij ook over de INZET van dit boek, over Kellendonks EIGEN streven naar schoonheid. Want ook "Mystiek lichaam" laat zich niet "omkletsen" of "omrekenen" in een of andere eenduidige boodschap: daar is het boek veel te dubbelzinnig voor. Ook "Mystiek lichaam" heeft door al zijn paradoxale tegenstellingen een bepaalde wanorde die "boeiender is dan welke conventionele schoonheid ook", net als een scheel oog. Naar mijn gevoel zit "Mystiek lichaam" vol met schele schoonheid. En daarom gaf het mij veel gefascineerd leesplezier, ondanks of wellicht deels juist dankzij alle wanhopige ironie.
13

Reageer op deze recensie

Meer recensies van Nico van der Sijde

Gesponsord

Deze thriller trekt je razendsnel mee in een complot met onbetrouwbare staatslieden met hun eigen agenda's, internationale conflicten en hoogoplopende bedreigingen voor de samenleving.