Meer dan 5,3 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×
Lezersrecensie

Fascinerende bundelingen van mysterieuze en intense stemmingen

Nico van der Sijde 06 augustus 2022
Ik ben sinds kort fan van Knut Hamsun (1859- 1952): kort na "Honger" (1890) en "Mysteriën" (1892) las ik "Pan" (1894), in een herziene - en volgens mij swingende- vertaling van Rita Verschuur, en weer was ik opgetogen. Want ook in dit boek is Hamsun weer meesterlijk in het voelbaar maken van peilloze en ongrijpbare emoties, en van de grillige rijkdom van de menselijke geest.

In zijn informatieve nawoord zegt Isaac Bashevis Singer het treffend: "Voor Hamsun was de mens niets meer dan een reeks vaak zonder enige samenhang wisselende stemmingen". Bovendien vond hij Hamsun een ultieme kunstenaar van het scepticisme in zijn meest radicale vorm: van een twijfel die aan alles twijfelt, zelfs aan de twijfel zelf. Helemaal raak, want in Hamsuns universum bestaat geen enkel houvast en geen enkel richtsnoer. Elke hoofdpersoon in zijn vroege romans is daardoor helemaal losgezongen van de waarden en normen van de gemeenschap, en elke ervaring van die hoofdpersonen is zo extreem individueel dat alles wat er gemeenschappelijk en voor anderen herkenbaar aan is helemaal wegvalt. De personages van Hamsun zijn dus helemaal teruggeworpen op zichzelf, als volkomen uniek en van anderen afwijkend individu. En als individu zijn ze ook nog eens niets meer dan de speelbal van ook voor henzelf ongrijpbare en onvoorspelbare stemmingen, emoties en affecten. Dat verklaart misschien ook hun ongehoorde ongeremdheid, hun onversneden intensiteit, hun irrationele heftigheid. Brave burgers als u en ik laten ons nog wel enigszins in toom houden door de waarden en normen van onze omgeving, en we hebben ook enig geloof in de vaste kern van onze identiteit. Maar Hamsuns personages hebben dergelijke rustgevende richtsnoeren niet, en willen die ook niet hebben. Misschien daarom noemt Singer Hamsuns personages ook kinderen, want zij weigeren elke remming en alle gezond verstand van volwassenen.

Dus zijn ze ontremd, van alle normen en goden los, vaak ook tegen alles en iedereen in verzet. Rebels without a cause, zo worden ze door sommige recensenten ook wel genoemd. Dat gaat vaak gepaard met existentiële vertwijfeling en niet te delgen wanhoop: de hoofdpersonen in "Honger", "Mysteriën" en "Pan" zijn vaak volkomen zelfdestructief of zelfs regelrecht suïcidaal. Maar het gaat ook gepaard met ongehoord intense vreugdes en lyrisch- euforische verrukking: met jubelstemmingen die totaal niet worden geremd door enig gezond verstand, met extases die voor meer aangepaste mensen volkomen onbegrijpelijk zijn, met poëtische euforie in situaties waarin u en ik niet veel verder zouden komen dan "wat leuk". En even grillig, intens en veelkleurig als de hoofdpersonen van Hamsun is het taalgebruik van Hamsun: steeds switcht hij van verleden tijd naar tegenwoordige tijd, van directe rede naar indirecte rede, van mijmerende poëzie naar geëxalteerde lyriek, enzovoort enzoverder. Ook de schrijver zelf toont zich kortom een ongrijpbaar individu, al schrijvend over de door hem bedachte ongrijpbare individuen. Wat je bij Hamsun vindt zie je dus bij geen enkele andere schrijver. En misschien maakt dat het proza van "Honger", "Mysteriën" en "Pan" zo enorm oorspronkelijk en zo wonderbaarlijk fris, ook al is het zo'n 130 jaar geleden geschreven. En in ieder geval veel frisser en oorspronkelijker dan onze eigen blik naar binnen en naar buiten, want de ons remmende conventies en gewoonten spelen bij Hamsun en zijn personages nauwelijks een rol.

"Pan" draait om de even intense als noodlottige liefdesverhouding van luitenant Glahn, een ex- militair die zich heeft teruggetrokken in de eenzaamheid van de Noorse bossen, en de ongrijpbaar grillige en bovendien veel jongere Edvarda. Het ontwaken van die gevoelens wordt fraai en suggestief beschreven: "Edvarda keek mij aan en ik keek haar aan. Op dat ogenblik voelde ik even iets als een vluchtige groet langs mijn hart strijken. Dat kwam van de lente en de zonnige dag, dat heb ik me later gerealiseerd. Ik bewonderde haar gewelfde wenkbrauwen". Mooi, die "vluchtige groet", en ook die koppeling aan het zonnige lentegevoel vind ik ontroerend. Vooral omdat Glahn enkele alinea's eerder al zei: "[S]oms was ik al om twee uur 's morgens op om te delen in de uitbundige stemming die vogels en dieren bij zonsopgang overbrachten. De lente had ook mij bereikt en het leek alsof mijn bloed door mijn aderen stampte. "

Glahn is dus uitbundig en extatisch gestemd, even uitbundig als de kolkende natuur om hem heen, misschien ook meegesleept door die kolkende natuur om hem heen. En die stemming is zelf ook een natuurkracht, ontembaar en voor Glahn niet te sturen. Of liever: het conventionele onderscheid tussen ik en wereld, of tussen subject en object, wordt bij Glahn totaal poreus: zijn stemmingen zijn doortrild van de natuur om hem heen, de natuur om hem heen is -althans in zijn beleving- doortrild van zijn stemmingen. Zo ook als hij Edvarda leert kennen: in haar trilt zijn lentegevoel, in het lentegevoel trilt zij. Niettemin neemt niet hij, maar Edvarda later het initiatief. En wel op een voor Glahn heel verwarrende wijze: "Op dat ogenblik kwam er iemand haastig op ons af, iedereen zag haar, het was Edvarda. Ze liep op mij toe, ze zegt wat, werpt zich om mijn hals, slaat haar armen om mij heen en kust mij een paar maal op de mond. Elke keer zegt ze iets, maar ik hoor niet wat. Ik begreep er niets van, mijn hart stond stil, ik zag alleen haar gloeiende blik. Toen ze me losliet gingen haar kleine borsten op en neer. Daar stond ze met haar bruine gezicht en bruine hals, lang en slank, met bliksemende ogen, totaal buiten zichzelf: iedereen keek naar haar. Voor de tweede maal kwam ik onder de bekoring van haar donkere wenkbrauwen, die zich hoog op haar voorhoofd welfden. Mijn hemel, ze had me in het bijzijn van al die mensen gekust!"

Prachtig, hoe Glahns opwinding (en die van Edvarda) in dat laatste citaat voelbaar gemaakt wordt door zinnen die zichzelf met al die komma's tot een crescendo opvoeren. En waarin verleden tijd en tegenwoordige tijd worden afgewisseld, net als directe en indirecte rede. Alsof Glahn achteraf terugkijkt op deze intense belevenis en hem tegelijk weer even intens herbeleeft. Alsof hij toen niet begreep wat er gebeurde en precies die heftige verwarring ook navertellend opnieuw en even heftig ervaart. Maar hem nog steeds niet kan bevatten. En dan zijn fascinatie voor Edvarda's wenkbrauwen, die in beide citaten naar voren komt. Waarom zijn nou net die wenkbrauwen voor hem zo bekoorlijk? De lezer weet dat niet, want ook Glahn weet het niet...... Glahn is duidelijk speelbal van zijn passies, van de ontembare oerkrachten in zijn geest. En ook Edvarda laat zich kennen als een ongrijpbare bundeling van wisselende affecten, stemmingen en emoties. Niet alleen in het bovenstaande citaat, maar ook door haar onvoorspelbare en wispelturige gedrag daarna.

Wat dat betreft steekt Glahn haar echter moeiteloos naar de kroon. Kleine bloemlezing: hij werpt op enig moment zomaar een van haar schoenen in het water, hij spuugt een dokter - in wie hij een liefdesrivaal vermoedt- in zijn oor, bij het vertrek van een baron - in wie hij een andere liefdesrivaal vermoedt- blaast hij een rots op, in totale wanhoop en woede schiet hij zichzelf in zijn voet, bij zijn eigen afscheid van Edvarda schiet hij zijn geliefde hond dood en geeft hij Edvarda het kadaver als geschenk. Het ijzig- sarcastische dankwoord van Edvarda daarvoor neemt hij uiterlijk onbewogen maar met verstilde haat in ontvangst, terwijl hij tegelijk wanhopig hoopt dat het afscheid van Edvarda niet definitief is. Enzovoort. Puberaler en intenser dan de meest puberale puber. Kortom: heavy. Maar juist daarom heel meeslepend en op een bizarre manier ontroerend. En als lezer kun je alleen maar vol verbazing al deze grilligheden volgen: steeds is de extreme gevoelsintensiteit van al die ongerijmde handelingen volkomen invoelbaar, maar de ratio erachter is dat nooit. Logisch ook, want die ratio is er niet. Vandaar ook dat Glahn ons als ik- verteller wel al die grilligheden laat zien, maar er nooit achteraf op reflecteert en ook nooit verklaringen ervoor geeft.

De complexiteit van deze fatale liefdesgeschiedenis wordt nog extra benadrukt door allerlei fabuleuze natuurbeschrijvingen, die je ervan doordringen hoe kolkend en afgrondig de natuur is waarbinnen deze geschiedenis speelt en hoe ongrijpbaar dus ook de natuurkrachten zijn in Glahn en Edvarda. Bovendien lopen er nog een aantal andere minstens zo grillige liefdesgeschiedenissen door deze liefdesgeschiedenis heen. Om te beginnen lijkt Edvarda ook zo haar affecties te hebben voor veel andere mannen, al weten we nooit hoe dit precies zit en kennen we alleen de geruchten daarover en de verhitte vermoedens van Glahn. Maar ook Glahn zelf kijkt behoorlijk gepassioneerd om zich heen. Zo koestert hij zijn werkelijk schitterend beschreven dromen over de mythische Iselin, dromen vol erotisch verlangen en gesublimeerd maar dubbelzinnig liefdesgevoel. Soms lijkt het zelfs alsof Glans liefde voor deze droomgestalte zijn meest intense liefde is. Wat hij trouwens ook een keer zegt, en vervolgens weer heftig ontkent. Voorts heeft hij ook nog eens een gepassioneerde relatie met de overigens eveneens nogal raadselachtige Eva, een relatie die nog noodlottiger afloopt dan de relatie met Edvarda. En het waarom van dat alles kent Glahn zelf duidelijk ook niet: "Waarom? Vraag het de wind en de sterren, vraag het de God van het leven; want geen ander kent het antwoord". Of: "Waarom? Vraag het het stof op de weg en het vallende loof, vraag het de raadselachtige God van het leven; want geen ander kent het antwoord". Of, tenslotte: "Waarom? Vraag het de twaalf maanden en de schepen op zee, vraag het de raadselachtige God van het hart...". Anders gezegd: er is geen antwoord, en er is geen waarom. Alles is even mysterieus als de redeloze oerkrachten van de natuur, als de ondoorgrondelijke God waar Glahn zelfs niet eens in gelooft, als het eigen hart of het hart van Eva en Edvarda waar Glahn volstrekt niets van begrijpt.....

De lezer van "Pan" wordt dus voor vele onoplosbare raadsels gesteld. Te meer omdat "Pan' een meervoudig perspectief heeft. Het begint merkwaardig afstandelijk, als een ik-vertelling van Glahn die zegt dat hij, puur om zichzelf te amuseren, wil schrijven over een door hem allang vergeten geschiedenis van vroeger. In die vertelling die zich daarna ontvouwt wisselen tegenwoordige en verleden tijd elkaar vervolgens koortsachtig af, zoals ik al zei, wat volgens mij een spannende vermenging oplevert van de alles direct belevende Glahn van toen en de daarop terugkijkende - maar nog steeds niets begrijpende- Glahn van later. Maar toch blijft dat afstandelijke begin wonderlijk, gezien alle heftigheid die later volgt. Te meer omdat Glahn ook nog zegt dat hij alles inmiddels vergeten is, dat al deze voor hem ooit zo emotionele belevenissen later hun intensiteit helemaal verloren hebben. Maar is dat echt zo, of veinst hij dat ten dele? En als het zo is, wat betekent dit dan? Dat alles in de natuur voorbijgaand is, ook de meest intense emotie? Dat alles wat hij beleefde even vluchtig en betoverend is als de zomer, zoals hij overigens ook een paar keer expliciet zegt? Dat elke gril uit het niets ontstaat en in het niets verdwijnt? Zodat die grillen even intens zijn als onbestendig? En, uiteindelijk, betekenisloos? Terwijl we tegelijk niets meer zijn dan een bundeling van dat soort grillen?

Hoe dan ook: het vertelperspectief voegt voor mij nog een mooie raadselachtige laag toe aan dit toch al zo mooi raadselachtige boek. Te meer omdat het laatste deel niet wordt verteld door Glahn zelf, maar door een andere ik- figuur die zich zijn verbitterde vijand noemt. En die ons, vanuit zijn puur individuele en door zijn impulsieve emoties getekende perspectief, vertelt hoe Glahn na het afscheid van Edvarda - en kennelijk ook na het opschrijven van zijn herinneringen aan haar- alsnog aan zijn vertwijfeling ten onder ging. Dat levert schitterende pagina's op, vol van meeslepende woede en wanhoop. Bovendien worden we getrakteerd op invalshoeken op de raadselachtige Glahn die met Glahn zelf als vertelinstantie niet mogelijk waren geweest. En die dus een verrijking zijn van het tantaliserende raadsel dat Glahn toch al voor ons is. Te meer omdat hij in deze pagina's zelfs nog wanhopiger en zelfdestructiever lijkt dan in alle pagina's daarvoor.

Kortom, ook "Pan" vond ik weer prachtig. Zo veel grillige passie zie je toch zelden in een boek, en zulke intrigerend raadselachtige personages al evenmin. Ook ken ik maar weinig boeken waarin zoveel extatische jubel en zo veel peilloze pijn worden samengebald in maar 180 pagina's. Bovendien ken ik niet heel veel boeken die mij zo onderdompelen in peilloze en vaak negatieve emoties, en mij tegelijk zo vrolijk maken met hun extatische vreugde-uitbarstingen en hun zo aanstekelijke natuurbeschrijvingen. En met een pantheïstische blik op een wereld, waarin het ik en de natuur elkaar helemaal doortrillen, terwijl die wereld toch van alle goden verlaten is. Wat een schrijver, die Hamsun! Wat een gigant!

Reageer op deze recensie

Meer recensies van Nico van der Sijde

Gesponsord

Deze thriller trekt je razendsnel mee in een complot met onbetrouwbare staatslieden met hun eigen agenda's, internationale conflicten en hoogoplopende bedreigingen voor de samenleving.