Lezersrecensie
Hoe word je gelukkig?
Aan het eind van zijn leven schreef Arthur Schopenhauer (1788-1860) de ‘Aphorismen zur Lebensweisheit’ (1851). Toch gaat het niet om aforismen of fragmenten, maar om een lopende tekst, zoals ook uit de Nederlandse titel ‘Bespiegelingen over levenswijsheid’ blijkt. Het was zijn enige boek waarvan Schopenhauer het succes nog meemaakte. Het is geen filosofische theorie, zoals ‘De wereld als wil en voorstelling’, maar een praktische leidraad voor het leven. Schopenhauer vraagt zich af hoe je gelukkig kunt worden. Er zijn drie soorten ambities: je kunt je richten op wie je bent, op wat je hebt en op wat je voorstelt.
Je bent je lichaam, verstand en karakter. Zonder gezondheid is geluk onmogelijk, want pijn trekt alle aandacht naar zich toe. Het is dus verkeerd om je gezondheid op het spel te zetten voor welke ambitie dan ook. Iemand met veel ontwikkeling zal genoeg aan zichzelf hebben, hij leeft in zijn gedachten en ideeën. De meeste mensen vervelen zich al gauw, ze gaan kaarten, roken of voor het raam staan koekeloeren. Ze proberen hun leegte te verdrijven door gezelschap te zoeken, maar dat helpt niet, want zo’n groep bestaat uit soortgelijke mensen. Schopenhauer denkt dat mensen die zo veel mogelijk aan zichzelf hebben het gelukkigst zijn.
Het belang van bezit is algemeen bekend. De mens heeft nu eenmaal veel behoeften, hij is een zoon van de nood. Geld is de menselijke behoefte in abstracto. Je kunt immers iedere denkbare behoefte met geld bevredigen. Vandaar dat we er zo belust op zijn en er nooit genoeg van hebben. Toch bezwijken we te snel voor de waan dat geluk te koop is. We zouden met minder begeerte om ons heen moeten kijken. Als we iets moois zien, moeten we ons niet afvragen: wat als ik het zou hebben?, maar: wat als ik het niet zou hebben? Schopenhauer denkt dat we niet veel zullen missen.
Bovendien kun je op bezit niet rekenen, je kunt het verliezen. Het is minder blijvend dan je lichaam, verstand en karakter die je levenslang vergezellen. Op basis van zijn bezit bevindt de mens zich tussen twee polen: de ellende en de verveling. Als we arm zijn, zitten we in de ellende, maar als we rijk zijn, ligt de verveling op de loer. Veel rijken besteden hun geld om de verveling te bestrijden, ze houden buitensporige feesten of maken verre reizen. Bezit is vooral een troost als je ouder bent. Als je gezondheid geleidelijk afneemt, is het goed om geld te hebben, stel je voor dat je ook nog arm bent.
Mensen hebben veel over voor hun reputatie of roem, voor wat ze in de ogen van anderen zijn. Ten onrechte, vindt Schopenhauer, want mensen houden er zulke onjuiste en veranderlijke opinies op na dat het verkeerd zou zijn om je geluk daarvan afhankelijk te maken. Ze hebben vaak een onjuist oordeel, al brengt de tijd meestal gerechtigheid. Bovendien zijn mensen huichelaars en je zou schrikken als je wist wat ze werkelijk denken. Het is beter om te vertrouwen op zaken die je geluk direct bepalen, dan op zo’n wisselvallig geluk dat alleen indirect van invloed is.
Er is een sterke band tussen geluk en onafhankelijkheid. Hoe je bent, bepaalt je mogelijkheden tot geluk en je moet je tijd en energie vooral in jezelf investeren. Streven naar bezit helpt weinig, je zult je spoedig vervelen. Streven naar de bijval van anderen maakt je kwetsbaar.
Voor Schopenhauer zijn eigen gedachten essentieel. Lezen is voor mensen die bij gebrek aan eigen gedachten die van anderen nodig hebben. Je kunt je de lectuur besparen, want je leest óf wat je zelf al denkt, óf je begrijpt er niets van. Toch had hij een imposante bibliotheek, schreef zijn gedachten op, deed alle moeite om ze te publiceren en geven zijn boeken blijk van een enorme belezenheid.
Leefde Schopenhauer volgens zijn eigen principes? Grotendeels wel. Hij leefde vooral in zijn hoofd, al hield hij van comfort, kleren en lekker eten. Toch was hij ook voorzichtig en bewaakte zijn vermogen als een grote schat. Zijn leven lang dorstte hij naar erkenning die hij pas laat kreeg. Misschien leefde Schopenhauer niet volgens een plan, maar geven de ‘Bespiegelingen over levenswijsheid’ een verklaring achteraf van zijn levenswijze.
Schopenhauer schrijft concreet over ons levensgeluk. Een onderwerp waar we uit verlegenheid meestal lacherig over doen omdat we het antwoord niet weten. Iedereen moet zelf zijn weg naar het geluk maar zoeken, maar zonder richting komen we nooit in de buurt. De ‘Bespiegelingen over levenswijsheid’ munten uit in helderheid en geven daardoor richting aan het denken over levensgeluk. We weten nu waar we het kunnen vinden en waar niet.
Je bent je lichaam, verstand en karakter. Zonder gezondheid is geluk onmogelijk, want pijn trekt alle aandacht naar zich toe. Het is dus verkeerd om je gezondheid op het spel te zetten voor welke ambitie dan ook. Iemand met veel ontwikkeling zal genoeg aan zichzelf hebben, hij leeft in zijn gedachten en ideeën. De meeste mensen vervelen zich al gauw, ze gaan kaarten, roken of voor het raam staan koekeloeren. Ze proberen hun leegte te verdrijven door gezelschap te zoeken, maar dat helpt niet, want zo’n groep bestaat uit soortgelijke mensen. Schopenhauer denkt dat mensen die zo veel mogelijk aan zichzelf hebben het gelukkigst zijn.
Het belang van bezit is algemeen bekend. De mens heeft nu eenmaal veel behoeften, hij is een zoon van de nood. Geld is de menselijke behoefte in abstracto. Je kunt immers iedere denkbare behoefte met geld bevredigen. Vandaar dat we er zo belust op zijn en er nooit genoeg van hebben. Toch bezwijken we te snel voor de waan dat geluk te koop is. We zouden met minder begeerte om ons heen moeten kijken. Als we iets moois zien, moeten we ons niet afvragen: wat als ik het zou hebben?, maar: wat als ik het niet zou hebben? Schopenhauer denkt dat we niet veel zullen missen.
Bovendien kun je op bezit niet rekenen, je kunt het verliezen. Het is minder blijvend dan je lichaam, verstand en karakter die je levenslang vergezellen. Op basis van zijn bezit bevindt de mens zich tussen twee polen: de ellende en de verveling. Als we arm zijn, zitten we in de ellende, maar als we rijk zijn, ligt de verveling op de loer. Veel rijken besteden hun geld om de verveling te bestrijden, ze houden buitensporige feesten of maken verre reizen. Bezit is vooral een troost als je ouder bent. Als je gezondheid geleidelijk afneemt, is het goed om geld te hebben, stel je voor dat je ook nog arm bent.
Mensen hebben veel over voor hun reputatie of roem, voor wat ze in de ogen van anderen zijn. Ten onrechte, vindt Schopenhauer, want mensen houden er zulke onjuiste en veranderlijke opinies op na dat het verkeerd zou zijn om je geluk daarvan afhankelijk te maken. Ze hebben vaak een onjuist oordeel, al brengt de tijd meestal gerechtigheid. Bovendien zijn mensen huichelaars en je zou schrikken als je wist wat ze werkelijk denken. Het is beter om te vertrouwen op zaken die je geluk direct bepalen, dan op zo’n wisselvallig geluk dat alleen indirect van invloed is.
Er is een sterke band tussen geluk en onafhankelijkheid. Hoe je bent, bepaalt je mogelijkheden tot geluk en je moet je tijd en energie vooral in jezelf investeren. Streven naar bezit helpt weinig, je zult je spoedig vervelen. Streven naar de bijval van anderen maakt je kwetsbaar.
Voor Schopenhauer zijn eigen gedachten essentieel. Lezen is voor mensen die bij gebrek aan eigen gedachten die van anderen nodig hebben. Je kunt je de lectuur besparen, want je leest óf wat je zelf al denkt, óf je begrijpt er niets van. Toch had hij een imposante bibliotheek, schreef zijn gedachten op, deed alle moeite om ze te publiceren en geven zijn boeken blijk van een enorme belezenheid.
Leefde Schopenhauer volgens zijn eigen principes? Grotendeels wel. Hij leefde vooral in zijn hoofd, al hield hij van comfort, kleren en lekker eten. Toch was hij ook voorzichtig en bewaakte zijn vermogen als een grote schat. Zijn leven lang dorstte hij naar erkenning die hij pas laat kreeg. Misschien leefde Schopenhauer niet volgens een plan, maar geven de ‘Bespiegelingen over levenswijsheid’ een verklaring achteraf van zijn levenswijze.
Schopenhauer schrijft concreet over ons levensgeluk. Een onderwerp waar we uit verlegenheid meestal lacherig over doen omdat we het antwoord niet weten. Iedereen moet zelf zijn weg naar het geluk maar zoeken, maar zonder richting komen we nooit in de buurt. De ‘Bespiegelingen over levenswijsheid’ munten uit in helderheid en geven daardoor richting aan het denken over levensgeluk. We weten nu waar we het kunnen vinden en waar niet.
4
4
Reageer op deze recensie