Lezersrecensie
Moeder en zoon
De roman ‘Sprakeloos’ vormt met ‘Een slagerszoon met een brilletje’ en ‘Kartonnen dozen’ de Waase trilogie, een autobiografische cyclus van Tom Lanoye. Alle drie romans spelen zich af in Sint-Niklaas en kunnen op zichzelf worden gelezen. In een voorwoord raadt Lanoye de lezer die alleen van fictie houdt het boek af, daarna komen de drie delen waaruit ‘Sprakeloos’ bestaat.
In ‘Hij (of: het verhaal van het verhaal)’ legt Lanoye uit dat hij maar moeilijk tot het schrijven van deze roman kon komen. Er waren excuses genoeg om het schrijven uit te stellen. Een reis naar Zuid-Afrika, een maagaandoening, een krantenstuk waarin Lanoye’s boek over zijn moeder wordt aangekondigd. Zijn vader Roger vraagt er steeds naar en dat verlamt het schrijven. Later krijgt zijn vader prostaatkanker en pas na zijn overlijden in een bejaardentehuis kan hij aan het boek beginnen: als alle hoofdrolspelers overleden zijn, is er voldoende afstand in de tijd om de balans van zijn jeugd op te maken.
‘Zij (of: geslagen met verstomming)’ is de kern van het boek en opent met de beroerte die zijn moeder trof terwijl ze een pizza at. Lanoye haalt herinneringen aan haar op. Josée is een sociaal middelpunt. Ze deelt de lakens uit in het huishouden van vijf kinderen en voert aan tafel het hoogste woord. Haar verjaardagen zijn evenementen.
In de slagerswinkel staat ze achter de toonbank, de ideale plek om een praatje te maken met de klanten, nieuws te horen en door te geven. Vader Roger bemoeit zich niet zo met de kinderen en laat zich niet vaak in de winkel zien, de slagerij is zijn domein. Hij is een harde werker die zich nauwelijks vrije tijd gunt. Josée is in haar element in het sociale, verbale en theatrale. Ze speelt zelfs amateurtoneel en Tom helpt haar met het instuderen van haar rollen aan de strijkplank.
Naast de herinneringen lezen we over het verloop van de ziekte: Josée krijgt steeds vaker beroertes en haar spraakvermogen gaat steeds verder achteruit. Juist zij die hem de taal geleerd heeft! Na twee jaar overlijdt ze.
In ‘Ik (of: en wat nu)’ vertelt Lanoye over de dood van zijn moeder: ze wordt opgebaard, gecremeerd en haar as wordt uitgestrooid. Ze stierf in sprakeloosheid en Lanoye besluit nooit met schrijven te stoppen.
Lanoye vraagt zich nu en dan af wat hij schrijft: is het fictie of non-fictie? Hij mag in het voorwoord de fictielezers de lectuur ontraden, toch is het een roman die altijd zíjn voorstelling en beleving van zijn jeugd weergeeft. Hij vergroot bepaalde situaties en laat andere weg.
Bovendien verzet Lanoye zich tegen het idee dat je als schrijver alleen de essentie moet zeggen, volgens het principe minder is meer. Zijn roman is barok en staat dan ook vol uitweidingen en verhalen in verhalen. Zo is het eerste deel een omtrekkende beweging voor hij in het tweede deel tot de kern kan komen en is het derde deel een korte afsluiting.
‘Sprakeloos’ is een ijzersterke roman, je voelt de noodzaak waarmee het geschreven is. Lanoye probeert met zijn jeugd, zijn moeder en zichzelf in het reine te komen. Zijn moeder was een dominante figuur die hem de les las en terechtwees. Voor zijn coming out had ze geen begrip. Tegelijk leeft ze in hem voort, want de roman maakt duidelijk hoezeer ze op elkaar lijken.
‘Sprakeloos’ is niet alleen de beschrijving van zijn jeugd en de tragische ziekte van zijn moeder, het is ook een poging haar in taal tot leven te wekken. De schrijfstijl van Lanoye sluit perfect bij de inhoud aan: hij is woordenrijk, beeldend, dramatisch en theatraal. Hij wil het verbale vacuüm dat zij nalaat met woorden vullen, haar oproepen en bezielen tot zij levend en sprekend voor ons staat. Lanoye krijgt het laatste woord: ‘Nooit meer zwijgen, altijd schrijven, nooit meer sprakeloos’.
In ‘Hij (of: het verhaal van het verhaal)’ legt Lanoye uit dat hij maar moeilijk tot het schrijven van deze roman kon komen. Er waren excuses genoeg om het schrijven uit te stellen. Een reis naar Zuid-Afrika, een maagaandoening, een krantenstuk waarin Lanoye’s boek over zijn moeder wordt aangekondigd. Zijn vader Roger vraagt er steeds naar en dat verlamt het schrijven. Later krijgt zijn vader prostaatkanker en pas na zijn overlijden in een bejaardentehuis kan hij aan het boek beginnen: als alle hoofdrolspelers overleden zijn, is er voldoende afstand in de tijd om de balans van zijn jeugd op te maken.
‘Zij (of: geslagen met verstomming)’ is de kern van het boek en opent met de beroerte die zijn moeder trof terwijl ze een pizza at. Lanoye haalt herinneringen aan haar op. Josée is een sociaal middelpunt. Ze deelt de lakens uit in het huishouden van vijf kinderen en voert aan tafel het hoogste woord. Haar verjaardagen zijn evenementen.
In de slagerswinkel staat ze achter de toonbank, de ideale plek om een praatje te maken met de klanten, nieuws te horen en door te geven. Vader Roger bemoeit zich niet zo met de kinderen en laat zich niet vaak in de winkel zien, de slagerij is zijn domein. Hij is een harde werker die zich nauwelijks vrije tijd gunt. Josée is in haar element in het sociale, verbale en theatrale. Ze speelt zelfs amateurtoneel en Tom helpt haar met het instuderen van haar rollen aan de strijkplank.
Naast de herinneringen lezen we over het verloop van de ziekte: Josée krijgt steeds vaker beroertes en haar spraakvermogen gaat steeds verder achteruit. Juist zij die hem de taal geleerd heeft! Na twee jaar overlijdt ze.
In ‘Ik (of: en wat nu)’ vertelt Lanoye over de dood van zijn moeder: ze wordt opgebaard, gecremeerd en haar as wordt uitgestrooid. Ze stierf in sprakeloosheid en Lanoye besluit nooit met schrijven te stoppen.
Lanoye vraagt zich nu en dan af wat hij schrijft: is het fictie of non-fictie? Hij mag in het voorwoord de fictielezers de lectuur ontraden, toch is het een roman die altijd zíjn voorstelling en beleving van zijn jeugd weergeeft. Hij vergroot bepaalde situaties en laat andere weg.
Bovendien verzet Lanoye zich tegen het idee dat je als schrijver alleen de essentie moet zeggen, volgens het principe minder is meer. Zijn roman is barok en staat dan ook vol uitweidingen en verhalen in verhalen. Zo is het eerste deel een omtrekkende beweging voor hij in het tweede deel tot de kern kan komen en is het derde deel een korte afsluiting.
‘Sprakeloos’ is een ijzersterke roman, je voelt de noodzaak waarmee het geschreven is. Lanoye probeert met zijn jeugd, zijn moeder en zichzelf in het reine te komen. Zijn moeder was een dominante figuur die hem de les las en terechtwees. Voor zijn coming out had ze geen begrip. Tegelijk leeft ze in hem voort, want de roman maakt duidelijk hoezeer ze op elkaar lijken.
‘Sprakeloos’ is niet alleen de beschrijving van zijn jeugd en de tragische ziekte van zijn moeder, het is ook een poging haar in taal tot leven te wekken. De schrijfstijl van Lanoye sluit perfect bij de inhoud aan: hij is woordenrijk, beeldend, dramatisch en theatraal. Hij wil het verbale vacuüm dat zij nalaat met woorden vullen, haar oproepen en bezielen tot zij levend en sprekend voor ons staat. Lanoye krijgt het laatste woord: ‘Nooit meer zwijgen, altijd schrijven, nooit meer sprakeloos’.
6
Reageer op deze recensie