Meer dan 6,3 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×
Lezersrecensie

Een klassieker die je blijft overrompelen

Pirayaani 10 december 2023
Oeroeg van Hella Haasse is een klassieker die in de Nederlandstalig literaire canon is opgenomen en nauwelijks een inleiding behoeft. Haasses debuutnovelle over een Nederlands zoontje van een plantagehouder en zijn Soendanese vriendje Oeroeg in de jaren 20 en 30 in het voormalig Nederlands-Indië wordt terecht nog steeds volop gelezen. Haasse heeft het boek in 1948 geschreven tussen het moment van uitroepen van de onafhankelijkheid en de soevereiniteitsoverdracht; dit is uitzonderlijk te noemen omdat er voor 1970 nauwelijks boeken over de voormalige kolonie zijn verschenen. In het verhaal schemert door dat ook al voor de oorlog de Nederlanders niet zo gewenst waren als ze zelf dachten. De soms een beetje gedateerde woordkeuze belemmert het lezen allerminst. Het verhaal heeft zijn glans na 75 jaar niet verloren en is nog steeds actueel.

De Nederlandse ik-figuur blikt terug op zijn vriendschap met Oeroeg, een Soendanese jongen met wie hij onafscheidelijk was. Toen de ik-figuur jong was besefte hij nog allerminst hoe bijzonder hun vriendschap was en dat die alleen in de onschuldige kindertijd kon bestaan. “Misschien prikkelt mij zijn onherroepelijk, onbegrijpelijk anderszijn, dat geheim van geest en bloed, dat voor kind en knaap nog geen problemen opwierp, maar dat nu des te kwellender schijnt.” Oeroeg is al veel eerder bekend met het standsverschil. Naarmate ze opgroeien daalt dat besef ook bij de ik-figuur in en staat het standsverschil hun vriendschap steeds meer in de weg. Volgens zijn vader verindischt de ik-figuur te veel: “Jij bent een Europeaan.” De ik-figuur wordt hierdoor gekweld en wendt zich vervolgens tot zijn leraar Nederlands, die zijn probleem probeert op te lossen met: "Anders zijn - dat is gewoon. Iedereen is anders dan een ander. Ik ben ook anders dan jij. Maar minder of meer zijn door de kleur van je gezicht of door wat je vader is - dat is nonsens." De ik-figuur wil in een onverwoestbare vriendschap geloven, waardoor hij blind is voor het verschil in rang en stand en ook de signalen van sociale onrust niet oppikt. De vriendschap tussen de jongens is er een die in de koloniale maatschappij tot mislukken is gedoemd.

Het verboden onderwerp weten ze te vermijden totdat ze gaan studeren. Na hun studie vindt een gewelddadige confrontatie plaats waarin de ik-figuur eindelijk wordt wakker geschud. Deze confrontatie vindt plaats aan het zwarte meer, dat symbool staat voor de inheemse bevolking: het is een spiegelende oppervlakte waarvan hij de diepte nooit heeft gepeild. Het meer is ook een plek van schuld, omdat Oeroegs vader erin is verdronken, wat zijn Hollandse familie is aan te rekenen. In de confrontatie komen de ik-figuur en een Soendanees letterlijk en figuurlijk tegenover elkaar te staan. De ik-figuur herkent Oeroeg in de Soendanees, die de ongekende ‘ander’ is geworden. Het wordt de ik-figuur duidelijk dat het verleden nooit meer zal terugkeren en dat hij de vriendschap van destijds altijd heeft geïdealiseerd, de werkelijkheid blijkt toch echt anders te zijn geweest dan zijn vertroebelde herinnering. Terugkijkend beseft de ik-figuur hoe naïef hij is geweest en hoe de verwijdering destijds niet tot hem doordrong.

De ontoegankelijkheid, het onbegrip over het land en de illusie er ooit volwaardig deel van uit te maken vormen een belangrijk thema. De vreemdheid van de Soendanese en Maleise woorden in de novelle, die onderdeel van de Nederlands-Indische cultuur uitmaakten, is daarmee een wezenlijk motief. De novelle geeft niet de werkelijke situatie van destijds weer maar de mogelijk vertroebelde herinneringen van de ik-figuur en zijn verlangens en idealen. Haasse heeft deze persoonlijke belevingswereld overtuigend tot leven gebracht.

Het persoonlijke in de novelle is de zoektocht van een jongeman naar zijn werkelijke jeugd. Het maatschappelijke in de novelle is de tragedie van de kolonie als maatschappelijk stelsel, met de onoverbrugbare kloof die tussen elite en volk bestaat en geen ruimte laat voor een grensoverschrijdende identiteit, waarin een arrogante bestuurlijke elite denkt te weten wat goed is voor het land, zich niet werkelijk om het nooddruftige volk bekommert en te laat doorheeft dat het in opstand komt, waarna ze zich afvraagt waarom ze het niet heeft zien aankomen.

Het geheugen van de ik-figuur valt samen met de vriendschap: “Oeroeg betekende het leven op en om Kebon Djatih (…) het a.b.c. van mijn kinderleven.” De ik-figuur verwerft zodoende een dubbele identiteit, hij poogt tot twee culturen te behoren: dat van de kolonisator en dat van de gekoloniseerde. De veronderstelling dat de vriendschap in een gedeelde identiteit is geworteld, blijkt echter een verzinsel te zijn. Het gevolg van het verliezen van de vriendschap is daarom zo pijnlijk en ontwrichtend: Oeroeg staat voor Indië, zijn verloren geboorteland, zijn identiteit, zijn gevoel van eigenwaarde. De novelle trekt daarmee avant-la-lettre de hedendaagse viering van de dubbele identiteit in twijfel.

Oeroeg is een klassieker die je ook bij herlezen weer overrompelt.

Verdieping: Autobiografische elementen

De band die de ik-figuur met het land heeft is hoofdzakelijk gevormd door zijn zintuigen die de wonderschone natuur waarnemen en door de magische verhalen over geesten. Het is dezelfde band die de schrijfster zelf voelde. Haasse roept een overrompelend Javaans berglandschap met plantages op, en ook het licht, de warmte en de geuren maakt zij invoelbaar. Het spiegelende wateroppervlak van het zwarte meer heeft volgens Haasse een symbolische betekenis: “Het is, in de vorm van een verbeelding, een statement van heimwee en genegenheid ten aanzien van het land waar ik geboren en opgegroeid ben, en daarachter, daaronder, van een verlangen de donkere helft van mijzelf, de helft in de schaduw, die ik niet ken, te ontraadselen.” Het zwarte meer geeft tevens aan dat de ik-figuur in de spiegeling alleen de pracht van de natuur heeft gezien, en wellicht zichzelf, maar in de diepte niet de situatie van het volk.

Terugblikkend op haar eigen jeugd vertelt Haasse in 1954: “Wat heeft in mijn verhaal Oeroeg gestalte gekregen, behalve de herinnering aan het land waar ik geboren ben? Misschien het verlangen naar het echte Indische leven dat ik eigenlijk nooit gekend heb, en het heimelijke schuldgevoel ten aanzien van de Indonesische mens die ik in mijn jeugd heb aanvaard als decor, als vanzelfsprekend deel van de omgeving, maar die ik niet werkelijk bewust heb gezien, al mag ik mij dan ook nog zoveel uiterlijke details herinneren.” Het gevoel nergens bij te horen ligt aan de basis van haar schrijverschap en komt in het perspectief van de ik-figuur in Oeroeg aangrijpend tot uitdrukking. In 1993 zegt zij: “Wederzijdse beleefdheid was de regel. Van wat er mogelijk in de inheemse bevolkingsgroepen omging, wist ik niets. (…) Als kind aanvaardde ik zonder voorbehoud het Indië dat ik om mij heen zag.” De naïviteit uit haar kinderjaren mondde uit in een later schuldgevoel tegenover het Indonesische volk.

In de jaren negentig vertelt Haasse dat ze heeft ontdekt dat Oeroeg aardverschuiving betekent. Heeft de stille kracht haar pen in 1948 vastgehouden?

Verdieping: de koloniale blik

Omdat koloniale literatuur in het algemeen, en Oeroeg in het bijzonder, een controversieel onderwerp is, wil ik hier enkele elementen uit de studie van Alina Helsloot (Reflections in a Postcolonial Mirror, 2007) noemen. Zij heeft concepten uit de postkoloniale theorie op Oeroeg en Sleuteloog toegepast. Haar resultaten zijn ook nuttig bij de analyse van beide boeken en geven stof tot nadenken.

Helsloot argumenteert dat de tekst in een koloniale ideologie is ingebed. Volgens haar heeft de verteller een koloniale blik, omdat (1) de verteller Oeroeg zou afbeelden als een lid van een inheemse groep of “ras” met homogene karaktereigenschappen. Deze koloniale blik (2) zou worden versterkt door het feit dat de lezer geen inzicht krijgt in het innerlijke leven van Oeroeg. De koloniale blik zou ook blijken uit (3) uitspraken van de verteller dat Europese kleding niet past bij Oeroegs typisch inheemse aard, ofschoon de verteller evenwel zelf afstand van zijn eigen typisch Nederlandse identiteit neemt. (4) De verteller zou ervan uitgaan dat de Nederlandse situatie de norm is, waar Oeroeg, in de meeste gevallen in positieve zin, van afwijkt. Een voorbeeld hiervan is dat de verteller zegt dat Oeroeg het gevoel ontbreekt een dier te sparen en te eerbiedigen, omdat hij (Oeroeg) zich vermaakte met gevechten tussen twee beesten van verschillende soort. Hierbij zou sprake zijn van een oordeel dat ‘Westerse’ waarden beter zijn dan ‘inheemse’ waarden. (5) Volgens de verteller is het Oeroeg die anders is dan de verteller, en niet hijzelf die anders is dan Oeroeg. Dit blijkt uit het citaat over Oeroegs ‘anderszijn’ dat de verteller prikkelt.

Helsloot benoemt uitspraken van de verteller en de leraar die zij als racistisch betitelt. (6) De verschillende opmerkingen van de verteller over Oeroegs huid en ogen, namelijk dat die donker zijn, duidt Helsloot als configuraties van racistische ideologie. (7) De leraar die zegt dat ‘iedereen anders is dan een ander’ drukt met zijn antwoord machtsstructuren op gemarginaliseerde groepen en gaat voorbij aan het verschil in ras in plaats van dit verschil kritisch en reflecterend te bespreken.

Ingebed in de koloniale ideologie is de overtuiging dat je zelf goed bent en de ander slecht. Door enig verschil kan de gekoloniseerde worden gezien als ‘de ander’.

Reageer op deze recensie

Meer recensies van Pirayaani