Lezersrecensie
Asreis met herinneringen en verzoening met wat was
Je bent bijna zevenenveertig jaar samen. Jullie huwelijk is weliswaar wat sleets geraakt en op bepaalde punten is er de laatste jaren meer afstand tussen jullie ingesleten, maar de relatie heeft nog voldoende vlees op de botten om het gezellig te hebben samen. Dan wordt je man gediagnosticeerd met uitgezaaide prostaatkanker en, ondanks dat je daar grote moeite mee hebt, weigert hij zich te laten behandelen in het reguliere circuit en zoekt zijn heil in het alternatieve circuit.
Dit overkomt Rita Spijker (1957) in de coronatijd. Om haar gevoelens van machteloosheid, boosheid en verdriet te kaderen, schrijft ze het in die periode van zich af. In haar roman Uit liefde laat ze de zesenzestigjarige Zelda vanuit het ik-perspectief haar verhaal vertellen dat ze baseert op haar eigen ervaringen.
Marjon Nooij
Wanneer Arthur de onheilstijding krijgt – fase vier en er is helaas niets meer aan te doen – zet hij zich vastberaden af tegen medicatie en palliatieve behandeling. Sinds een paar jaar heeft hij samen met collega Jannie een eigen praktijk in energetisch genezen en hij gelooft stellig dat zijn proces nog omkeerbaar is. Jannie – die overigens niet had ‘gezien’ dat hij kanker had – ziet dat alles nog zou kunnen genezen. Arthur zal het proces geduldig uit moeten zitten.
Hij eist totale geheimhouding; niemand mag van zijn ziekte en de prognose weten, alleen zijn vrouw Zelda, hun zoon en de helderziende, heldervoelende Jannie.
‘[...] Arthur geloofde haar voor honderd procent. Hij moest wel. Als hijzelf niet zou geloven in zijn eigen collega, dan zou hun bedrijf immers ongeloofwaardig zijn? Dat zouden ze dan wel op kunnen doeken.’ […] “Ik ben nu zélf mijn grootste uitdaging.”’
Hij is er heilig van overtuigd dat zijn studie een voorbereiding is geweest op deze taak die voor hem ligt. De geheimhoudingsplicht maakt dat Zelda zich eenzaam voelt in haar verdriet, ze kan zich daardoor door niemand laten troosten.
Arthur kiest voor zichzelf en gaat een paar weken naar een retraitecentrum waar ‘dokter Boilogika Himself’ hem adviseert met zichzelf in het reine te komen door korte metten te maken met geheimen, omdat die de oorzaak zijn van zijn ziekte. Lichaam en emotie zijn immers één. Arthur biecht Zelda iets op wat ze niet heeft zien aankomen. Als klap op de vuurpijl krijgt ze van hem te horen dat zij de reden is van zijn ziekte en dat hij haar moet elimineren uit zijn leven. Hierop verbiedt ze hem om nog naar hun echtelijke woning te komen en hij vertrekt naar een verzorgingshuis waar ze hem maar sporadisch mag bezoeken, omdat hij zijn proces zonder haar wil doormaken. Zelfs sterven wil hij alleen doen. Woede en machteloosheid strijden bij Zelda om voorrang, maar tevens voelt ze zich schuldig jegens haar doodzieke man.
‘Mag ik scheiden van een man met kanker?
Mag ik mijn partner vlak voor zijn dood in de steek laten?
Maar dan, waar moet ik heen? Waar moet hij heen?
Scheiden bij leven of wachten tot de dood ons scheidt?’
Twee jaar heeft Zelda nodig om te besluiten wat ze met de as wil doen. Een lucide droom waarin ze op reis is met negen potjes as, genummerd in het karakteristieke handschrift van Arthur, is als een openbaring en biedt haar een missie; een symbolische afsluiting van Arthur’s leven, door steeds een beetje as uit te strooien op plaatsen die voor hem een speerpunt betekenden.
Tijdens deze queeste – die ze de ‘asreis’ noemt – komen er gestaag herinneringen boven en vallen de dingen successievelijk op hun plaats. Ze reflecteert op haar gevoelens, vindt redenen terug waarom ze van hem heeft gehouden. Gaandeweg kan ze zich steeds iets meer verzoenen met de periode die achter haar ligt en bij elke verstrooiing kan ze een stukje afscheid van hem nemen. ‘Ik heb van je gehouden, altijd, Arthur, ook al kon ik dat op het eind maar moeilijk voelen.’ Wat belangrijk is, is dat ze – buiten een ietsiepietsie genoegdoening – geen revanche wil nemen.
‘Spijt dat ik Arthur op zo’n onooglijke plek heb uitgestrooid overvalt me.’ […] Het begint te regenen. Voordat ik zou moeten toekijken naar het klonteren van de as fluister ik: “Dag Arthur”. Ik draai me om.’ […] ‘Is het oneerbiedig dat Arthur tussen peuken en vuurpijl heb gestrooid? Dat er iets ligt te rotten?
Er zijn verschillende vogels in de loop van het verhaal verwerkt die alle hun eigen symboliek hebben en mooi passen in de gebeurtenissen, alsof Arthur tegen haar spreekt door de vogels.
Zelda kan eindelijk haar eigen leven weer gaan oppakken door voorzichtig aan de toekomst en een eventuele andere partner te denken.
‘Datingsites doen feitelijk hetzelfde als een kringloopwinkel: tweedehands shit eersteklas presenteren.’
Rita Spijker is behalve schrijfdocent en auteur van bestsellers als Kreukherstellend en Tussen zussen, ook theatermaker en geeft rouw-schrijfretraites. Ze heeft eerder over rouw geschreven in Rauwe dagen en dacht dat ze uitgeschreven was, maar haar dagboekfragmenten inspireerden haar om de pen weer ter hand te nemen.
Uit liefde is een gelaagde, vooral gedurfde roman over heden en verleden, over liefde, rouw, loslaten en afscheid nemen. Ondanks dat het autofictie is, moet het niet geclassificeerd worden als navelstaarderij. Als uitgangspunt gebruikt Spijker haar eigen ervaringen die ze aanvult met fictionele elementen, waarbij ze Zelda op zoek laat gaan naar antwoorden in zichzelf. Ondanks het onderwerp is het zeker geen zwaar beladen verhaal. Doordat ze de lezer kan laten lachen met haar geestige opmerkingen, krijgt Zelda’s ‘asreis’ ook iets luchtigs en ontroerends, en is het uiteindelijk zelfs fijngevoelig. In haar proces van rouwverwerking kan ze langzamerhand weer mooie herinneringen toelaten en zich ontvankelijk voelen voor de wanhoop die haar zieke man moet hebben gevoeld, omdat hij gevangen zat in de gordiaanse knoop van zijn ziekte, het zoeken naar genezing en zijn grote geheim.
Eerder verschenen op Tzum
Dit overkomt Rita Spijker (1957) in de coronatijd. Om haar gevoelens van machteloosheid, boosheid en verdriet te kaderen, schrijft ze het in die periode van zich af. In haar roman Uit liefde laat ze de zesenzestigjarige Zelda vanuit het ik-perspectief haar verhaal vertellen dat ze baseert op haar eigen ervaringen.
Marjon Nooij
Wanneer Arthur de onheilstijding krijgt – fase vier en er is helaas niets meer aan te doen – zet hij zich vastberaden af tegen medicatie en palliatieve behandeling. Sinds een paar jaar heeft hij samen met collega Jannie een eigen praktijk in energetisch genezen en hij gelooft stellig dat zijn proces nog omkeerbaar is. Jannie – die overigens niet had ‘gezien’ dat hij kanker had – ziet dat alles nog zou kunnen genezen. Arthur zal het proces geduldig uit moeten zitten.
Hij eist totale geheimhouding; niemand mag van zijn ziekte en de prognose weten, alleen zijn vrouw Zelda, hun zoon en de helderziende, heldervoelende Jannie.
‘[...] Arthur geloofde haar voor honderd procent. Hij moest wel. Als hijzelf niet zou geloven in zijn eigen collega, dan zou hun bedrijf immers ongeloofwaardig zijn? Dat zouden ze dan wel op kunnen doeken.’ […] “Ik ben nu zélf mijn grootste uitdaging.”’
Hij is er heilig van overtuigd dat zijn studie een voorbereiding is geweest op deze taak die voor hem ligt. De geheimhoudingsplicht maakt dat Zelda zich eenzaam voelt in haar verdriet, ze kan zich daardoor door niemand laten troosten.
Arthur kiest voor zichzelf en gaat een paar weken naar een retraitecentrum waar ‘dokter Boilogika Himself’ hem adviseert met zichzelf in het reine te komen door korte metten te maken met geheimen, omdat die de oorzaak zijn van zijn ziekte. Lichaam en emotie zijn immers één. Arthur biecht Zelda iets op wat ze niet heeft zien aankomen. Als klap op de vuurpijl krijgt ze van hem te horen dat zij de reden is van zijn ziekte en dat hij haar moet elimineren uit zijn leven. Hierop verbiedt ze hem om nog naar hun echtelijke woning te komen en hij vertrekt naar een verzorgingshuis waar ze hem maar sporadisch mag bezoeken, omdat hij zijn proces zonder haar wil doormaken. Zelfs sterven wil hij alleen doen. Woede en machteloosheid strijden bij Zelda om voorrang, maar tevens voelt ze zich schuldig jegens haar doodzieke man.
‘Mag ik scheiden van een man met kanker?
Mag ik mijn partner vlak voor zijn dood in de steek laten?
Maar dan, waar moet ik heen? Waar moet hij heen?
Scheiden bij leven of wachten tot de dood ons scheidt?’
Twee jaar heeft Zelda nodig om te besluiten wat ze met de as wil doen. Een lucide droom waarin ze op reis is met negen potjes as, genummerd in het karakteristieke handschrift van Arthur, is als een openbaring en biedt haar een missie; een symbolische afsluiting van Arthur’s leven, door steeds een beetje as uit te strooien op plaatsen die voor hem een speerpunt betekenden.
Tijdens deze queeste – die ze de ‘asreis’ noemt – komen er gestaag herinneringen boven en vallen de dingen successievelijk op hun plaats. Ze reflecteert op haar gevoelens, vindt redenen terug waarom ze van hem heeft gehouden. Gaandeweg kan ze zich steeds iets meer verzoenen met de periode die achter haar ligt en bij elke verstrooiing kan ze een stukje afscheid van hem nemen. ‘Ik heb van je gehouden, altijd, Arthur, ook al kon ik dat op het eind maar moeilijk voelen.’ Wat belangrijk is, is dat ze – buiten een ietsiepietsie genoegdoening – geen revanche wil nemen.
‘Spijt dat ik Arthur op zo’n onooglijke plek heb uitgestrooid overvalt me.’ […] Het begint te regenen. Voordat ik zou moeten toekijken naar het klonteren van de as fluister ik: “Dag Arthur”. Ik draai me om.’ […] ‘Is het oneerbiedig dat Arthur tussen peuken en vuurpijl heb gestrooid? Dat er iets ligt te rotten?
Er zijn verschillende vogels in de loop van het verhaal verwerkt die alle hun eigen symboliek hebben en mooi passen in de gebeurtenissen, alsof Arthur tegen haar spreekt door de vogels.
Zelda kan eindelijk haar eigen leven weer gaan oppakken door voorzichtig aan de toekomst en een eventuele andere partner te denken.
‘Datingsites doen feitelijk hetzelfde als een kringloopwinkel: tweedehands shit eersteklas presenteren.’
Rita Spijker is behalve schrijfdocent en auteur van bestsellers als Kreukherstellend en Tussen zussen, ook theatermaker en geeft rouw-schrijfretraites. Ze heeft eerder over rouw geschreven in Rauwe dagen en dacht dat ze uitgeschreven was, maar haar dagboekfragmenten inspireerden haar om de pen weer ter hand te nemen.
Uit liefde is een gelaagde, vooral gedurfde roman over heden en verleden, over liefde, rouw, loslaten en afscheid nemen. Ondanks dat het autofictie is, moet het niet geclassificeerd worden als navelstaarderij. Als uitgangspunt gebruikt Spijker haar eigen ervaringen die ze aanvult met fictionele elementen, waarbij ze Zelda op zoek laat gaan naar antwoorden in zichzelf. Ondanks het onderwerp is het zeker geen zwaar beladen verhaal. Doordat ze de lezer kan laten lachen met haar geestige opmerkingen, krijgt Zelda’s ‘asreis’ ook iets luchtigs en ontroerends, en is het uiteindelijk zelfs fijngevoelig. In haar proces van rouwverwerking kan ze langzamerhand weer mooie herinneringen toelaten en zich ontvankelijk voelen voor de wanhoop die haar zieke man moet hebben gevoeld, omdat hij gevangen zat in de gordiaanse knoop van zijn ziekte, het zoeken naar genezing en zijn grote geheim.
Eerder verschenen op Tzum
1
Reageer op deze recensie