Jon Roberts was bij zijn geboorte al lid van de Gambino maffiaclan en zag toen hij zeven jaar oud was zijn eerste moord. Hij begon zijn criminele carrière jong en diende in Vietnam in een elite-eenheid. Na Vietnam pakte hij zijn criminele leven weer op in New York tot hij naar Miami moest vluchten. Daar werd hij de grote man van de cocaïnehandel met het Medellínkartel in Colombia. Roberts bedacht met een compagnon de meeste ingenieuze smokkelmethodes.Vergezeld van een gevaarlijke bodyguard en wonend in een fort met mortieren, traangas en een vechthond met gouden tanden was hij nagenoeg onaantastbaar. Zelfs de Amerikaanse overheid had hem nodig om dingen voor elkaar te krijgen, terwijl Roberts intussen zaken deed met Noriega en Pablo Escobar.