Lois Wilson is een vreemde verschijning op school. Ze is broodmager en bijna een meter tachtig lang: ze heeft een wasbleke huid en draagt een grote bril die meestal een beetje over haar neus zakt. Lois is zestien jaar oud en bepaald niet geïnteresseerd in disco, dansen, mode, jongens of andere zaken waar de meeste meisjes van haar leeftijd zich mee bezighouden. Lois heeft maar één passie: de biologische en psychologische gedragsleer. Pavlov en Skinner zijn haar idolen. Thuis voert zij regelmatig experimenten uit met proefdieren. Ratten, vleermuizen en slangen worden genadeloos aan haar leergierigheid opgeofferd en de meeste proefnemingen eindigen dan ook pas als het dier aan helse folteringen is bezweken. Als Lois's vader een beroerte krijgt en bijna volledig verlamd raakt, ziet Lois haar kans schoon. Met een duivelse doelmatigheid en genadeloosheid verandert ze de woning van de familie Wilson geleidelijk aan in een laboratorium. Haar beide ouders en haar jongere broertje Billy worden willoze proefkonijnen die zij bereid is op te offeren aan de wetenschap. Terreur en angst, drank en verdovende middelen, folteringen en elektroshocks probeert ze op hen uit. Niets en niemand lijkt haar verlamde vader, haar hysterische moeder en haar tot slaaf gedegradeerde broertje nog te kunnen redden van Lois' destructieve denkbeelden. Hen wacht hetzelfde lot als de talloze proefdieren die door Lois de dood in werden gejaagd. Niemand weet van haar experimenten, niemand koestert enige argwaan... totdat haar leraar gedragsleer één van haar geniale proefwerken nogmaals doorleest en iets merkwaardigs constateert...
