In Amsterdam lopen overal jongens en meisjes rond met wagentjes. Daarin rammelen flessen Superkook: het nieuwste wondermiddel waardoor je vlugger ouder en groter wordt. Tins vriendje Job voelt er wel wat voor, hij wil dat spul wel eens proberen. Maar Tin, die weliswaar altijd voor een geintje te vinden is, is niet op haar achterhoofd gevallen. Ik ben precies oud genoeg, zegt ze. Job kijkt naar de Superkook. Tin ziet het en springt voor de wagen. O nee, roept ze. We drinken niks. Ik wil geen oud vrouwtje worden. Dat hoeft toch niet sukkel, snauwt Job. We stoppen gewoon als we twaalf zijn. Of zestien. Of twintig, of tachtig! schreeuwt Tin met een rood hoofd. Gebruik je verstand man! Tin en Job gaan op onderzoek in de onderwereld van Amsterdam, onder de stad. Ze verdwijnen spoorloos. Tins onvervangbare, stekeblinde, zelfgekozen oma Mathilde komt spoorslags uit Amersfoort naar Amsterdam om haar verdwenen kleinkind uit de nesten te halen. Daar is ze namelijk een kei in.
Over Tin Toeval schreef Guus Kuijer ook: Tin Toeval en de kunst van het verdwalen, Tin Toeval en het geheim van Tweebeens-eiland, beide met een Zilveren Griffel bekroond, en het apart uitgegeven verhaal Tin Toeval en de kunst van Madelief.