De grens tussen genialiteit en waanzin

Wat een geweldig boek is dit! Na de 1e alinea zit je er meteen middenin en krijg je een idee waar dit boek naar toe gaat. Het is om te beginnen geen echte roman. Het is een schets van natuurwetenschappers en hun denken vanaf het begin van de 20e eeuw tot het eind daarvan. De natuurwetenschappelijke wereld werd nogal op zijn kop gezet door nieuwe inzichten, met name op het gebied van de quantummechanica. Toch hoef je hier geen weet van te hebben om van dit boek te genieten. Van de hoofdfiguren krijg je via de mensen om hen heen een goed beeld. Er is , hoe bijzonder, in dit boek geen enkele dialoog te vinden! Desondanks
is het nooit saai. Fascinerend om te lezen hoe deze knappe koppen soms verstrikt raken in hun eigen gedachtenspinsels. Hoe ook collega's er soms met hun ideeën vandoor gaan. Een van die briljante genieën was Von Neumann. Hij heeft aan de wieg gestaan van de eerste computers en de verdere ontwikkeling hiervan. De auteur geeft een fraai inkijkje in zijn geest , zijn werkwijze en tevens van zijn omgang met zijn familie. Ook zijn spilfunctie in de Amerikaanse computerwereld en hoe deze overheid hechtte aan zijn bemoeienis met de wetenschap wordt tot in de meest aansprekende details uit de doeken gedaan.
Aan het slot van het boek wordt verslag gedaan van een duel tussen een supercomputer en de beste go-spelers ter wereld. Spannend tot het eind!