Meer dan 5,4 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×
Lezersrecensie

Een schraal en hard bestaan

ineke69 17 april 2024
Ik heb dit boek gelezen omdat wij lang geleden Schokland bezocht hebben. Het liet een diepe indruk op mij achter, ik was nieuwsgierig naar het verhaal daaromheen.
Het boek begint met Anna (voluit Johanna Diender) geboren 25 april 1910. Zij was de jongste uit het gezin Diender en woonde in het huisje van haar ouders op Schokkersbuurt 4 in Brunnepe, een buurt buiten Kampen. Zij was katholiek en ongehuwd. Om haar familielijn te volgen heeft de schrijfster onderzoek gedaan naar de oorsprong van hun leven op het eiland Schokland. Zij heeft veel hulp gehad van Bruno Klappe uit Eindhoven (ook auteur van boeken over Schokland) en kon het verhaal in 1724 laten beginnen. Toen werd Lijsje (Elisabeth) Louwen bijgeschreven in het doopregister van de katholieke kerk van Emmeloord. Zij was getrouwd met Hendrik Jansen en zij kregen 6 kinderen. Hun 2e zoon Hendrik Jan Diender was de overgrootvader van Anna. De naam Diender kwam pas in de Franse tijd naar voren. Hij trouwde in 1812 met Magteltje Koek en zij kregen 7 kinderen. Hun jongste kind Harmen (Albert door schrijffout) geboren in 1826, was de grootvader van Anna. Hij trouwde in 1854 met Marretjen Jansen Kok. Later Margje genoemd. Ze kregen 8 kinderen. Hun zoon Johannes geboren in 1865, trouwde in 1893 met Femme van der Haar en zij kregen 9 kinderen waarvan Anna de jongste was. Veelal werd er binnen de gemeenschap getrouwd, in de 3e graad familie moest er dispensatie worden gevraagd. (In 1851 gold dat voor 55% van de huwelijken). De Schokkers, genoemd naar de gedroogde plakken koemest die skokken heten, werden gevormd door het schrale en harde bestaan dat continu bedreigd werd door het water. Ook het geïsoleerde leven, de saamhorigheid en de liederen geven nu nog herkenning. De bewoners begonnen dijkjes te bouwen, trokken zich terug op hun terpjes, boerderijtjes van hout met gevlochten riet, leem of gedroogde koemest, daken van stro of riet. Aan elkaar verbonden via een loopplank. Ze verbouwden gewassen zoals rogge, haver en gerst veelal voor eigen gebruik. Vlees werd gezouten en gedroogd. Later werden ze vissers. Het waren ervaren vissers die samen met de vloot van Volendam (samen ongeveer 80 schepen) op de Noordzee visten op schelvis, kabeljauw en tong. Bleven dan 6 -7 weken van huis. En in de Zuiderzee op haring. Vis werd verkocht aan Muiden, Amsterdam, Zwolle, Medenblik en Enkhuizen. Het waren goede jaren. In 1825 overkwam hun de Zuiderzeestorm, het eiland dat de grote had van het eiland Rottemerplaat kwam onder water, bewoners verdronken, 86 huizen waren onbewoonbaar, 26 huizen weggespoeld. 600 mensen dakloos. De huisjes werden snel herbouwd, er kwamen liefdadigheidsacties op gang. Schokland kreeg 100 000 gulden van het rijk. Rijkswaterstaat herstelde de dijk, maar het lukte de vissers niet om uit de neergang te komen. Er werden 2 weverijen geopend, maar de grote en grove handen waren niet geschikt voor dit werk. Er heerste een slechte hygiëne, epidemieën zoals cholera, tyfus. Er was geen riolering. Er waren nog nauwelijks goede jaren. Zij werden afhankelijk van steun en liefdadigheid. Op 27 februari 1858 werd het besluit genomen om het eiland te ontruimen. Het huisje van Albert en Margje werd getaxeerd op 389 gulden. Ze kregen 2 1/4 van de waarde. Dat betekende dat ze 975,25 gulden zouden krijgen, destijds een vermogen. Op 23 december 1858 tekenden Albert en Margje het contract en kregen 4 maanden de tijd om het eiland te verlaten. 21 Schokkers kochten een kavel in Brunnepe dat buiten de stadsmuren van Kampen lag. Ze kregen een voorschot van 100 gulden voor het afbreken, vervoeren en opbouwen van hun huis en vertrokken op 21 mei 1859. Ook de inboedel ging mee. Want ooit hoopten ze terug te keren naar het eiland met de intieme sfeer en bloeiende visserij. Kampen lag echter verder weg van de zee, er kwamen fabrieken voor kousen en sigaren. Johannes en Femme kwamen in het huisje te wonen, hun kinderen vlogen uit, Anna bleef over en heeft de zorg op zich genomen. Een maand na het overlijden van haar vader in 1948 kwam de directeur van het Zuiderzeemuseum dat in 1947 geopend was, haar vragen of hij haar huisje mocht reconstrueren en de 18e-eeuws kabinetskast met de tegeltjes en haardplaat mocht hebben. Ze geeft toestemming in 1949. Want de schokkersbuurt werd afgebroken. Anna ging in Kampen wonen, heeft zich nog ontwikkeld, moest nu in eigen onderhoud voorzien. Ze heeft in 1983 het museum nog bezocht maar vond niet waarop ze gehoopt had. Haar humor relativeerde dit hele verhaal.

Reageer op deze recensie

Meer recensies van ineke69