Lezersrecensie
Mysterieus boek over eeuwenlange belevenissen van een blokhut, haar bewoners en de omgeving
Met Norton Woods heeft Daniel Mason een ode geschreven aan een blokhut midden in de bossen van Massachusetts. De blokhut wordt door eeuwen heen door aanbouwen getransformeerd tot een landhuis, vervalt tot een krot, wordt weer opgebouwd, vervalt weer.
De bewoners zijn mensen die er van houden diep in het bos te wonen en transformeren niet alleen de hut naar hun wensen maar ook het omringende bos, naar weiland, appelboomgaard of golfveld. Sommigen zijn alleen op onderzoek uit, of trekken er tijdelijk in, anderen kiezen er bewust voor hier in afzondering een leven op te bouwen, zoals een militair die besluit samen met zijn tweelingdochters appels te kweken, omdat hij naar een appelboom werd geleid met de lekkerste appels ooit. Deze boom is ontsproten uit een appelpit, die is ingeslikt door een soldaat die ter plekke is vermoord en begraven. Dit is trouwens niet de enige moord die plaatsvindt, mede omdat de voormalige bewoners blijven rondspoken en zich niet altijd even vredelievend opstellen.
De verwikkelingen van de bewoners of mensen die aanwaaien zijn gebed in prachtige natuurbeschrijvingen. Met de opkomst en ondergang van het huis verandert ook het bos eromheen. De veranderingen hebben niet alleen een menselijke oorzaak. Mason beschrijft bijvoorbeeld heel beeldend hoe een meeldauwspore terecht komt op een kastanjeboom, die een spleet heeft, veroorzaakt door een vallende beuk. Uiteindelijk wordt het eeuwenoude kastanjebos aangetast en verwoest.
Wat heel goed gevonden is dat Mason zijn bewoners of gebruikers van de hut in latere verhalen laten terugkomen, zoal de poema, en de schilder.
Het boek heeft veel weg van Het lied van de ooievaar en de dromedaris van Anjet Daanje, waarbij een boek, plus de schrijfster, ervan de grondslag vormt voor de verhalen. Het heeft dezelfde mysterieuze sfeer en dezelfde opbouw. Een van de verhalen lijkt erg op de relatie tussen de tweeling Rose en Mary Aubrey in het laatste deel van de trilogie van Rebecca West. Vandaar 4 sterren in plaats van vijf
De bewoners zijn mensen die er van houden diep in het bos te wonen en transformeren niet alleen de hut naar hun wensen maar ook het omringende bos, naar weiland, appelboomgaard of golfveld. Sommigen zijn alleen op onderzoek uit, of trekken er tijdelijk in, anderen kiezen er bewust voor hier in afzondering een leven op te bouwen, zoals een militair die besluit samen met zijn tweelingdochters appels te kweken, omdat hij naar een appelboom werd geleid met de lekkerste appels ooit. Deze boom is ontsproten uit een appelpit, die is ingeslikt door een soldaat die ter plekke is vermoord en begraven. Dit is trouwens niet de enige moord die plaatsvindt, mede omdat de voormalige bewoners blijven rondspoken en zich niet altijd even vredelievend opstellen.
De verwikkelingen van de bewoners of mensen die aanwaaien zijn gebed in prachtige natuurbeschrijvingen. Met de opkomst en ondergang van het huis verandert ook het bos eromheen. De veranderingen hebben niet alleen een menselijke oorzaak. Mason beschrijft bijvoorbeeld heel beeldend hoe een meeldauwspore terecht komt op een kastanjeboom, die een spleet heeft, veroorzaakt door een vallende beuk. Uiteindelijk wordt het eeuwenoude kastanjebos aangetast en verwoest.
Wat heel goed gevonden is dat Mason zijn bewoners of gebruikers van de hut in latere verhalen laten terugkomen, zoal de poema, en de schilder.
Het boek heeft veel weg van Het lied van de ooievaar en de dromedaris van Anjet Daanje, waarbij een boek, plus de schrijfster, ervan de grondslag vormt voor de verhalen. Het heeft dezelfde mysterieuze sfeer en dezelfde opbouw. Een van de verhalen lijkt erg op de relatie tussen de tweeling Rose en Mary Aubrey in het laatste deel van de trilogie van Rebecca West. Vandaar 4 sterren in plaats van vijf
3
Reageer op deze recensie