Meer dan 5,3 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×
Hebban recensie

Waardeloze levens, poëtisch gedumpt in een bodemloze put

Karla De Greeve 09 mei 2020 Hebban Recensent

De ontwrichtende effecten van de Libanese burgeroorlog spelen een prominente rol in het werk van de Libanese schrijfster Hoda Barakat (1952). Brieven in de nacht, uit het Arabisch vertaald door Djûke Poppinga, biedt een fragmentarische inkijk in de levens van vijf vluchtelingen. Ze schrijven brieven die nooit arriveren bij degenen tot wie ze gericht zijn. De anonieme mannen en vrouwen kennen elkaar niet, maar de auteur verweeft hun verloren schrijfsels knap tot een samenhangend geheel, vol prachtige beeldenrijke zinnen.

‘Intimiteit is een valkuil. En dan bedoel ik een valkuil in de letterlijke betekenis van het woord. Volgens het woordenboek een diep, duister gat in de grond.’

De eerste briefschrijver werd als kind door zijn moeder ‘als een vuilniszak in de trein gedumpt’ naar de grote stad. ‘De trein denderde voort in de schemering, als een eindeloze tunnel. Die schemering is altijd in mijn hoofd blijven hangen, welk uur van de dag het ook is.’ Hij ontwikkelt een haat tegenover zijn moeder, die niets meer van zich heeft laten horen. Als ze overlijdt, krijgt hij een telefoontje van een broer en kan er in zijn verbittering niets anders vanaf dan een cynisch geformuleerd ‘gecondoleerd’. Hij worstelt met nachtmerries over zijn geboortedorp.

‘Steeds wanneer ik lees over iemands dierbare herinneringen aan zijn kindertijd, over wat de zoete onschuld aan intimiteit en weemoed in de ziel achterlaat, raak ik in verwarring. Dan vullen mijn neusgaten zich met de stank van modder en mest en worden mijn ogen bedekt door dikke stofwolken, vermengd met kleverige pus.’

Zoals de trein der duisternis over deze verloren ziel neerdaalde, is er iets gelijkaardigs aan de hand met de tweede briefschrijver, een oudere vrouw die haar jeugdvriend hoopt terug te zien. Ze klaagt  over de ketenen van haar vrouwenleven en hoe ze zich bevrijd voelde na de dood van haar vader, die haar liet ‘verdrinken in een bodemloze put’. Ook zij heeft het over een trein waarin ze tegen haar zin ‘was voortgegleden over de rails van de deugdzaamheid, in de wagon van het fatsoen.’

De derde briefschrijver wordt gekweld door nachtmerries over folteringen en donkere afgronden. Het slachtoffer is hier tot beul getransformeerd, angst heeft zijn mededogen weggevaagd.

‘Het is alsof ik de angst voor mijn beulen met de angst voor mijn slachtoffers samenbreng in één enorm lichaam, dat steeds groter wordt en steeds verder opzwelt door alles te verzwelgen wat er op zijn pad komt.’

Bij de vierde en vijfde brief is de formule gekend. De eenzame nachtelijke briefschrijvers mijmeren allemaal achter een raam, de blik gericht op de leegte van de duistere nacht. Ze verzetten zich tegen de slaap, waarin ze worden achtervolgd door nachtmerries en afgronden. Ze halen herinneringen en hersenspinsels door elkaar, vervreemd van zichzelf en exploderen van woede over hun verleden, waarbij vooral de wrede, onverschillige moeders het moeten ontgelden.

‘Soms voel ik me als een mannetjeshyena, die door zijn moeder, ik bedoel dus door het leven, is verstoten en door geen enkele roedel meer wordt geaccepteerd.’

De resten van deze vijf verloren zielen komen op het vliegveld  samen in een ‘niemandsland, tussen de mensen die aankomen en de mensen die vertrekken.’

In het tweede deel dienen de geadresseerden, die weliswaar geen brief ontvangen hebben, de briefschrijvers van antwoord, als een soort van echo. Een minder poëtische, nuchtere toon en clichématige vooroordelen over ‘die vreemde volken’ verzwakken de ongrijpbaarheid. De epiloog rondt het totaalplaatje mooi af, een postbode reflecteert over ‘brieven die niet op hun bestemming aankomen, zoals de dode bladeren zich ophopen op de hoeken van de lege straten.’ 

Brieven in de nacht leest als een expressieve aanklacht tegen een God die bepaalde mensen ‘net als giftige insecten en ongedierte voor niets geschapen heeft’, verschoppelingen die een zinloze lijdensweg doormaken en voor niemand onmisbaar zijn. Een onwezenlijke leeservaring want ‘wat weten wij van de mensen die burgeroorlogen, geweld, verwoesting, verlies, desillusie hebben meegemaakt en ongetwijfeld afschuwelijke angsten hebben doorstaan.’  

Reageer op deze recensie

Meer recensies van Karla De Greeve