Lezersrecensie
Goede en ragfijne whodunit
De Britse schrijfster Agatha Christie is een van de meest succesvolle auteurs van de wereld en heeft daarom in feite geen introductie nodig. Haar werk is vertaald in sowieso honderdacht talen en er zijn niet veel, misschien zelfs niemand, die haar dit heeft nagedaan. Een van haar misdaadromans is het oorspronkelijk in 1939 verschenen Tien kleine negertjes, dat in 2004 onder de aangepaste titel En toen waren er nog maar… werd uitgebracht.
Hierin krijgen tien op het oog willekeurige personen een uitnodiging voor een verblijf op een klein eiland voor de kust van Devon, een graafschap in het Zuidwesten van Engeland. Hun gastheer, de mysterieuze N.I. Manth, geeft aan door omstandigheden niet zelf aanwezig te kunnen zijn. Al snel blijkt dat het gezelschap op zichzelf is aangewezen en communicatie met de buitenwereld niet tot de mogelijkheden behoort. Eveneens wordt duidelijk dat ieder van hen een verleden heeft dat hen in een kwaad daglicht stelt. Als er ook nog eens enkele doden vallen, gaat de rest elkaar wantrouwen en wordt de sfeer steeds grimmiger.
Deze sfeer, zowel die van het onherbergzame en rotsachtige eiland als die tussen de personages, komt erg goed over en onder andere daardoor straalt het verhaal al iets onheilspellends uit. Aanvankelijk lijkt er nog helemaal niets aan de hand te zijn, maar als vlak na een onverwachte en intrigerende boodschap een van de genodigden plotseling dood neervalt en het weer zienderogen verslechtert, slaat de stemming om van aangenaam en gemoedelijk naar achterdochtig en onplezierig. Vervolgens vinden nog allerlei gebeurtenissen plaats die ervoor zorgen dat de stemming er niet beter op wordt. Christie zet dit alles bijzonder treffend neer en brengt het gevoel dat bij de personages heerst enigszins over op de lezer.
Het verhaal en de diverse voorvallen worden verteld vanuit de elkaar afwisselde perspectieven van de eilandgasten. Hierdoor krijgt de lezer een goed beeld van de omstandigheden, maar vooral hoe ze door de ogen van elk afzonderlijk personage worden gezien. Daarnaast kom je – heel globaal – over hen te weten hoe ze in elkaar steken, overigens wel zonder dat de auteur erg veel op hun persoonlijkheid ingaat. Hier is trouwens geen enkele reden voor, want wat over hen bekend wordt gemaakt, is voldoende voor deze misdaadroman, waarin het in de eerste plaats om het mysterie gaat. Een opzet als deze is Christie op het lijf geschreven, want door de raadselachtige aangelegenheden en de rol die een Amerikaans kinderliedje uit 1868 daarbij heeft, puzzelt en speurt de lezer mee om te achterhalen wat er precies aan de hand is.
De schrijfstijl van de auteur is erg toegankelijk en prettig (mogelijk dat die in de loop der jaren aan de tijd is aangepast), waardoor het boek vlot leest, maar toch kun je wel merken dat het lang geleden bedacht en geschreven is. Op enkele uitzonderingen na (zoals het kinderliedje en de oorspronkelijke titel) komt het detectiveverhaal echter niet gedateerd over. De vele ontwikkelingen en plotwendingen houden de lezer bij het verhaal betrokken en naarmate de plot vordert, gaan ze steeds meer intrigeren. Hoewel de spanning niet om te snijden is, zijn er wel degelijk verschillende momenten die voor wat opwinding zorgen.
In het laatste hoofdstuk, waarin Scotland Yard zijn visie op de gebeurtenissen geeft, komen diverse scenario’s voorbij van hoe alles gegaan kan zijn. Dit is zonder meer een interessante afsluiting, vooral omdat de politiedienst vragen blijft houden. Maar Agatha Christie zou Agatha Christie niet zijn als ze niet alsnog een verrassende afsluiting in petto heeft, want uit dit absolute en niet te voorziene eind blijkt hoe de vork exact in de steel zit. En toen waren er nog maar… is een goede en ragfijne whodunit waarin de lezer probeert de puzzelstukjes op hun juiste plek te leggen, maar daarin wordt gehinderd omdat hij regelmatig op het verkeerde been wordt gezet.
Hierin krijgen tien op het oog willekeurige personen een uitnodiging voor een verblijf op een klein eiland voor de kust van Devon, een graafschap in het Zuidwesten van Engeland. Hun gastheer, de mysterieuze N.I. Manth, geeft aan door omstandigheden niet zelf aanwezig te kunnen zijn. Al snel blijkt dat het gezelschap op zichzelf is aangewezen en communicatie met de buitenwereld niet tot de mogelijkheden behoort. Eveneens wordt duidelijk dat ieder van hen een verleden heeft dat hen in een kwaad daglicht stelt. Als er ook nog eens enkele doden vallen, gaat de rest elkaar wantrouwen en wordt de sfeer steeds grimmiger.
Deze sfeer, zowel die van het onherbergzame en rotsachtige eiland als die tussen de personages, komt erg goed over en onder andere daardoor straalt het verhaal al iets onheilspellends uit. Aanvankelijk lijkt er nog helemaal niets aan de hand te zijn, maar als vlak na een onverwachte en intrigerende boodschap een van de genodigden plotseling dood neervalt en het weer zienderogen verslechtert, slaat de stemming om van aangenaam en gemoedelijk naar achterdochtig en onplezierig. Vervolgens vinden nog allerlei gebeurtenissen plaats die ervoor zorgen dat de stemming er niet beter op wordt. Christie zet dit alles bijzonder treffend neer en brengt het gevoel dat bij de personages heerst enigszins over op de lezer.
Het verhaal en de diverse voorvallen worden verteld vanuit de elkaar afwisselde perspectieven van de eilandgasten. Hierdoor krijgt de lezer een goed beeld van de omstandigheden, maar vooral hoe ze door de ogen van elk afzonderlijk personage worden gezien. Daarnaast kom je – heel globaal – over hen te weten hoe ze in elkaar steken, overigens wel zonder dat de auteur erg veel op hun persoonlijkheid ingaat. Hier is trouwens geen enkele reden voor, want wat over hen bekend wordt gemaakt, is voldoende voor deze misdaadroman, waarin het in de eerste plaats om het mysterie gaat. Een opzet als deze is Christie op het lijf geschreven, want door de raadselachtige aangelegenheden en de rol die een Amerikaans kinderliedje uit 1868 daarbij heeft, puzzelt en speurt de lezer mee om te achterhalen wat er precies aan de hand is.
De schrijfstijl van de auteur is erg toegankelijk en prettig (mogelijk dat die in de loop der jaren aan de tijd is aangepast), waardoor het boek vlot leest, maar toch kun je wel merken dat het lang geleden bedacht en geschreven is. Op enkele uitzonderingen na (zoals het kinderliedje en de oorspronkelijke titel) komt het detectiveverhaal echter niet gedateerd over. De vele ontwikkelingen en plotwendingen houden de lezer bij het verhaal betrokken en naarmate de plot vordert, gaan ze steeds meer intrigeren. Hoewel de spanning niet om te snijden is, zijn er wel degelijk verschillende momenten die voor wat opwinding zorgen.
In het laatste hoofdstuk, waarin Scotland Yard zijn visie op de gebeurtenissen geeft, komen diverse scenario’s voorbij van hoe alles gegaan kan zijn. Dit is zonder meer een interessante afsluiting, vooral omdat de politiedienst vragen blijft houden. Maar Agatha Christie zou Agatha Christie niet zijn als ze niet alsnog een verrassende afsluiting in petto heeft, want uit dit absolute en niet te voorziene eind blijkt hoe de vork exact in de steel zit. En toen waren er nog maar… is een goede en ragfijne whodunit waarin de lezer probeert de puzzelstukjes op hun juiste plek te leggen, maar daarin wordt gehinderd omdat hij regelmatig op het verkeerde been wordt gezet.
1
2
Reageer op deze recensie