Ron Meyer is boos
Voormalig SP-voorzitter Ron Meyer bracht eerder het boek Grip uit, over de staat van de Nederlandse politiek en maatschappij. Hij zetelt in de gemeenteraad van Heerlen voor dezelfde SP. In De Onmisbaren - uitgegeven door Prometheus - neemt Meyer het op voor de mensen die onmisbaar bleken tijdens de coronacrisis.
De rekkenvullers in de grootwarenhuizen, de pakjesbezorgers, de vuilnismannen en -vrouwen en zo kunnen we nog wel even doorgaan. Hij doet dit niet door hen zelf aan het woord te laten, maar richt het woord aan afwisselend zijn vader en moeder. Daarbij stuitert hij alle kanten op. In een boek dat leest als één lange tirade, heeft hij het over de hongerlonen van schoonmakers maar evengoed over het gefaalde Nederlandse coronabeleid of de macht van de vastgoedhandelaren. Terloops valt hij ook nog de milieubeweging en de progressieven aan. De enige lijn die te trekken valt is eigenlijk: Ron Meyer is boos. En dat zal de lezer geweten hebben.
Het uitgangspunt van het boek is helemaal terecht; er zijn te veel mensen in beroepen die we als onmisbaar kunnen beschouwen die veel te weinig worden gewaardeerd, zowel financieel als qua maatschappelijk aanzien en, aan de andere kant van dat spectrum, maatschappelijk irrelevante jobs die wél waanzinnige lonen binnenharken. De probleemstelling is, met andere woorden, helemaal raak. De vraag is; is dit dé manier om dat aan de kaak te stellen? We komen veel te weten over de frustraties en boosheid van Ron Meyer, soms op het pathetische af. We kunnen allemaal meelezen hoe schandalig hij het nu allemaal vindt, maar wat vinden die onmisbaren nu eigenlijk zélf? Afgezien van enkele fragmenten uit televisieprogramma’s kom je het niet te weten. Het hele boek is doortrokken van het taalgebruik van een populistisch volksmenner. Het is een vaak ongenuanceerd wij-zijverhaal. Wij zijn het volk dat zich kromwerkt in winkels en de fabriek, zij zijn de elite - zonder dat woord ergens te gebruiken trouwens, maar het komt er wel op neer - die al champagnenippend zijn voeten aan ons veegt. Dat er tussen al dat zwart en wit ook nog een enorm grote grijze vlek zit, komt links en rechts wel ter sprake, maar niet uit de verf. Niet alleen slechtbetaalde maaltijdbezorgers en vuilnismannen zijn immers onmisbaar gebleken tijdens de coronacrisis. Ook correct verloonde ambulanciers en goedbetaalde dokters en longartsen waren van tel. Maar misschien passen die net iets minder in Meyers’ narratief.
Zoals zo vaak in dit soort schotschriften, blijf je als lezer ook op je honger zitten als het over oplossingen gaat. Er wordt geopperd om de Tweede Kamer te vullen met poetsvrouwen. Ergens anders rijst de vraag of de Nederlandse overlegcultuur niet op de schop kan en kan worden vervangen door een confrontatiecultuur naar Frans model. Daar houdt het dan ook al bijna mee op.
Er zijn al liters inkt gevloeid over de verliezers van de pandemie en er zullen nog zwembaden inkt volgen. Het is diepmenselijk om je hun lot aan te trekken en je talenten aan te wenden om hen te helpen. Een boek als dit helpt 'de onmisbaren' in elk geval geen meter vooruit.
Reageer op deze recensie