Meer dan 5,3 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×
Lezersrecensie

Verbluffend boek van een mij onbekende Faulkneriaanse Spanjaard.

Tot voor kort had ik nog nooit gehoord van de Spaanse schrijver Juan Benet (1927- 1993). En ik ben lang de enige niet. Maar via de website en facebook- boodschappen van Ivo Kievenaar zag ik dat Uitgeverij Kievenaar precies deze veronachtzaamde schrijver gaat lanceren in Nederland. Ook zet deze uitgever nu al heel informatieve en enthousiasmerende artikelen op zijn site, waaruit blijkt dat Benet door Javier Marias en anderen gezien wordt als de grootste Spaanse schrijver uit de tweede helft van de vorige eeuw en als een waardige navolger van mijn held William Faulkner. Zoiets maakt mij wel nieuwsgierig. Na enig speuren zag ik bovendien dat uitgeverij IJzer al "In de schemer" heeft gepubliceerd, een van Benets latere romans, vertaald door M. Vanderzee die ook de Kievenaar- vertalingen gaat doen. Dus die roman kocht en las ik. En ik ben heel tevreden.

Benet wordt niet voor niets met Faulkner vergeleken: "In de schemer" is namelijk een inderdaad Faulkneriaans-onnavolgbare onderdompeling in chaotische hartstochten, in de ongrijpbare grilligheid van het menselijke bestaan, in de ijzingwekkende en bijna versteende eenzaamheid van bijna delirerende personages die vol vuur en verbijstering tieren over hun onbegrijpelijke en redeloze lot. Faulkner lezen betekent: jezelf overgeven aan een roes van chaos en complexiteit, die je niet kunt begrijpen maar alleen kunt ondergaan, en die je alleen intuïtief en op de tast kunt trachten te volgen. Zo ook bij Benet. De stijl van "In de schemer" is soms mythisch, soms delirerend- hartstochtelijk, soms onnavolgbaar filosofisch, soms bijna grotesk tragi- komisch tot op het slapstick- achtige af. Alle passages zijn op zichzelf al tamelijk ondoorgrondelijk, maar dat wordt door die stijlwisselingen nog versterkt. Bovendien is het boek ook opmerkelijk heterogeen van vorm: in de verschillende, ook nog eens niet- chronologische hoofdstukken worden we getrakteerd op hoogst raadselachtige monologen of dialogen van steeds andere personages, en pas heel geleidelijk aan - en door aandachtig te puzzelen en te combineren- merk je dat die personages op raadselachtige wijze met elkaar zijn verknoopt en dat hun monologen verschillende en elkaar soms radicaal tegensprekende perspectieven bevatten op bepaalde raadselachtige kernmotieven in deze roman. Maar die motieven worden alleen maar raadselachtiger naarmate je meer van dat soort kruisverbanden ontdekt. Hoe meer je de kluwen van deze roman ontwart, hoe meer je in andere kluwens en raadsels verstrikt raakt.

Veel van de hoofdstukken draaien om de komst van een boodschapper naar een dorp. Althans, om een oudere vrouw die deze boodschapper verwacht, en die naar eigen zeggen blijft "geloven in dat bericht dat even vertrouwenwekkend en even angstaanjagend was als het Woord van God, dat dreigt elke orde gebaseerd op andere wetten dan de zijne te vernietigen". De boodschap heeft dus te maken met een angstaanjagend Goddelijk Woord dat een ondoorgrondelijke nieuwe Wet bevat, en zowel de boodschappers van dat Woord als de boodschap zelf worden in steeds diepere nevelen gehuld: soms lijkt de oudere vrouw dus worstelingen en confrontaties met raadselen te ervaren die sterk lijken op die van Kafka's protagonisten. Via onnavolgbare redeneringen legt ze haar nicht uit dat ze eerder koos om die boodschapper en diens bericht niet te ontvangen, en om juist door te zwijgen een eloquente en paradoxaal-verzoenende boodschap over te brengen naar degene die deze boodschap heeft verstuurd. Maar de nieuwe boodschapper wil ze juist wel ontvangen, om alsnog een expliciete boodschap terug te kunnen sturen. Maar welke? En waarom? En naar wie? Dat blijft duister, vooral ook omdat de vrouw worstelt met intense ambiguïteiten en tegenstrijdigheden in haar kolkend gemoed. Geleidelijk wordt duidelijk dat zij, via die boodschapper, zich weer verenigen wil met een voormalige geliefde met wie ze tientallen jaren geleden gebroken heeft. Zoals ze soms ook aanneemt dat die boodschappen, al dan niet via allerlei tussenpersonen en al dan niet gecodeerd, door de geliefde zijn verstuurd om de vroegere onheelbare breuk weer te helen. Maar even duidelijk is dat zij die vereniging en verzoening tegelijk zeer vreest, tot op het panische af, zoals ze ook verlangend EN vrezend uitkijkt naar de boodschapper en diens mogelijk vernietigende woord.

En nog duidelijker is dat ze in haar verhaal vecht voor haar recht op innerlijke tegenstrijdigheden. Ze verzet zich tegen verklarende analogieën, ze vindt verhelderende definities vormen van minachting, ze beoordeelt elke collectieve moraal als een totale versimpeling van de wilde en ongetemde singulariteit van het individu. En ze zegt: "Het is op dat moment tot mij doorgedrongen dat het individu zich het meest voor die voornemens inspant die in het geheim en in stilte vorm aannemen, die je aan niemand kunt vertellen, niet eens aan je meest intieme vriend; en dat een dergelijke bevrediging, om volledig in overeenstemming te zijn met haar ontstaan, achteraf wel verzwegen MOET worden; en dat brengt mij er soms toe te denken dat de geschiedenis van ons geslacht en ons volk best eens veel avontuurlijker kan zijn dan meestal gezegd en gedacht wordt, want alleen dat wordt verteld wat door de onvrede die het opgewekt heeft min of meer verteld kan worden, terwijl de intieme neerslag van iets wat op onzegbare wijze volledig bevredigt, wat niet door het woord kan worden overgedragen en ontoegankelijk is voor begrip, altijd door schaamte verborgen zal worden gehouden, zelfs naar de geliefde toe". Veel van wat we vertellen en verlangen wortelt dus volgens haar in geheim, onzegbaarheid en stilte. En precies daarom komt ze op voor de gaten en leemten in haar verhaal. In een even chaotisch als inspirerend en meeslepend betoog.

Zeer wonderlijk allemaal. En dat wordt nog wonderlijker naarmate we meer en meer tegenstrijdige informatie vernemen over de reden van de breuk. De voormalige geliefde met wie de vrouw ooit huwde huwde was, mogelijk, voorbestemd leider te worden van de Amat- clan in de bergen: reden voor de breuk was, vermoedelijk, dat ze in de huwelijksnacht bruut door meerdere mensen is misbruikt in een even bizar als archaïsch ritueel. Afgaande op wat ze daar zelf over zegt, en op de soms totaal andere dingen die een ander personage erover zegt, zou dat ritueel een soort incestueuze paring kunnen zijn geweest met magisch-mythische bedoelingen: de grootvader van de clan wilde, door met haar te paren, haar op magische wijze transformeren in oermoeder van de hele clan en zijn zonen veranderen in zijn broers. Zij ziet dat hele ritueel echter als "exponent van het weerzinwekkende geloof van een tot de ondergang gedoemde beschaving die om zichzelf wijs te maken levensvatbaar te zijn een aantal afgrijselijke rituelen in stand hield, niemand wist eigenlijk waarom, zijn eindpunt had bereikt en dat er een nieuwe tijd aanbrak aan de geboorte waarvan ik bijgedragen had". Een ander personage ziet het hele ritueel, jaren later erop terugkijkend, zelfs als "een farce, een schertsvertoning opgevoerd door een stel derderangs acteurs die totaal niet in hun eigen rol geloofden". En ook oppert hij soms dat het een groteske grap kan zijn geweest.

Tegelijk echter zegt hij: "Het gaat om het huwelijk. Het huwelijk tussen hemel en hel, het enig ware huwelijk. Nee, dat is het niet. Het is het huwelijk tussen ziel en lichaam. Nee ook niet. Het huwelijk". Afgaande op deze en andere tastende en niet- begrijpende uitspraken, zou het ritueel een serieus bedoeld magisch ritueel kunnen zijn geweest, waarin de clan een Huwelijk der Tegendelen bezegelt (of gelooft te bezegelen) dat de eigen clan verheft boven de kudde en het dierenrijk. Maar het zou ook een totale parodie op zo'n ritueel kunnen zijn geweest, of de totale pervertering ervan. Dat is wel heel geheimzinnig allemaal: "ergens" aan de oorsprong van dit verhaal vermoeden we een ritueel, dat mogelijk een farce is, en dat sowieso geladen lijkt met duistere impulsen. Zelf had ik bovendien associaties met theologen als Rudolf Otto, die het goddelijke zagen als het Gans Andere, als een ons overweldigend mysterie ("mysterium tremendum" en "mysterium fascinans"), of ook wel als belichaming van het ons verpletterende raadsel van het bestaan. Dat komt in mijn beleving mooi overeen met het bizarre karakter van dit ritueel, met de dubbelzinnige gevoelens die het oproept, en met de onbeschrijfbaarheid ervan. En ook met de totale afschuw die het oproept bij de vrouw, alsook met de bodemloze schuld die - althans in de niet geheel onbetrouwbare interpretatie van sommige personages- de geliefde na afloop voelt. Want die schuld lijkt wel een soort erfzonde 2.0, vele malen duisterder en ondoorgrondelijker dan de Bijbelse erfzonde. En ook weer dubbelzinniger, omdat ook die schuld misschien niks meer is dan tragi- komisch en absurd misverstand.

Hoe het ook zij: de boodschapper waarop de vrouw wacht is de boodschapper van haar geliefde, en die geliefde is weer op magisch- rituele en groteske wijze verbonden met een ritueel dat, in mijn beleving, naar het Goddelijke verwijst als een volkomen overweldigend en onbegrijpelijk "mysterium tremendum" en "mysterium fascinans". Of naar de totale parodie daarop. Bovendien had haar geliefde een op rituelen geschraagde positie als wetgever en leider van de Amat- clan, en de vrouw lijkt aan te nemen dat hij die positie nog steeds bekleedt. Vandaar ook dat zij het bericht van de boodschapper, zonder dat ze het gezien heeft, al jaren lang vol verlangende vrees opvat als "dat bericht dat even vertrouwenwekkend en even angstaanjagend was als het Woord van God, dat dreigt elke orde gebaseerd op andere wetten dan de zijne te vernietigen". Dit mysterie wordt bovendien nog versterkt omdat het zich alleen manifesteert via verdwalende en anonieme en onbekende boodschappers, met (zo durf ik wel te verklappen) boodschappen die niet aankomen of misschien niet eens bestaan. Net als de boodschappers in Kafka's beroemde parabel over de keizerlijke boodschap. Een vergelijkbaar mysterie ontvouwt zich naar mijn idee ook in de ervaringen van een voormalige mijnwerker, die - net als andere mijnwerkers- "te oud of te veel gewend [is] aan het binnenste van de aarde, die op brute wijze tijdloos en op verfijnde wijze in een doodsstrijd gewikkeld was, op ridicule wijze naar een toekomstige schemer bewoog met zwijgende klokkentorens, kale rotsen en voorspellende winden". Dit is kortom het mysterie van een wereld die puur bestaat uit de chaos van irrationele oerkrachten, waarin iemand zich kan manifesteren als "vijand [...], opgedoken uit een onzichtbare en amper hoorbare wereld, die, door een biologische voorbeschikking onafhankelijk van menselijke bedoelingen, er slechts op uit was hen te verslinden". En waarin iemand kan spreken over "een werkelijkheid die niets met een methode of doel te maken heeft, daar los van staat, zich daaraan onttrekt, helemaal geen methode of doel nodig heeft". . En in zo'n wereld, die zo ontsnapt aan onze ratio en ons denken in termen van methodes en doelen, kun je geen verhaal vertellen zonder duizelingen: "Plotseling overviel hem een duizeling; een duizeling waarin stil met elkaar strijdende, ongrijpbare stukjes van zijn verleden in het wilde weg ronddraaiden, zonder nu helemaal betekenisloos te zijn; er was een losse, uit zijn verband gerukte zin en een vergeten gezicht en voor een ogenblik een vaag beeld dat steeds weer verdween, dat op het punt stond om helder in de film van zijn geheugen te verschijnen, maar weer wegzakte en slechts het spoor van een onherstelbaar verlies achterliet, de aanwezigheid van een verleden dat zich niet in het lichaam bevindt, dat door een donkere ruimte zwerft om na een plotseling opflakkeren opnieuw uit te doven in het duister, zonder dat er ook maar iets van overblijft, behalve een onuitgesproken veronderstelling".

"In de schemer" is kortom één lange onderdompeling in de duistere chaos en ongedefinieerde schemerzones van ons bestaan en van ons innerlijk. De vorm en stijl van dit boek zijn enorm veeleisend, omdat Benet ons ook via die vorm en stijl helemaal in de onoplosbare complexiteit wilde onderdompelen. En daarin slaagt hij naar mijn smaak grandioos. Het boek is uiteraard behoorlijk verontrustend, want het dwingt ons om elk geloof in ratio en orde op zijn minst tijdelijk op te geven. Maar precies dat laatste is ook enorm fascinerend en meeslepend, terwijl de stijl erg rijk is en voortdurend verrast. Ik ben kortom blij dat ik Juan Benet nu ontdekt heb, en ik kijk reikhalzend uit naar nieuwe vertalingen van hem.

Reageer op deze recensie

Meer recensies van Nico van der Sijde