Lezersrecensie
Geest, kunst, en de geheimzinnige, veelvormige en verschrikkelijke pracht van het bestaan.
Ruim een maand geleden dacht ik nog: Herman Hesse, dat is niks voor mij, die kan ik rustig blijven negeren. En nu las ik het formidabele "Narziss en Goldmund", mijn vierde Hesse- roman in korte tijd, en ben ik weer helemaal flabbergasted. Wat een herontdekking. Wat een schrijver. Wat een boek. Ik neem nu een Hesse- pauze, want overdaad schaadt, maar wat heb ik vier boeken lang van die man genoten.
Het boek draait om de tegenstellingen tussen en vriendschap van twee kloosterlingen in de late middeleeuwen: de analytisch- wetenschappelijke Narziss, en de intuïtief- artistieke Goldmund. Narziss is een bijna ongeëvenaard eloquente ambassadeur voor de geest, de ratio, de orde, de theologische en filosofische wetenschappen: de man die als geen ander kan denken in patronen, definities, begrippen, generaliseringen, ordeningen, abstracties. Goldmund daarentegen is de artiest, de man van de roes, de zintuiglijkheid, het innerlijk diep doorvoelde ambigue beeld, het visioen, de metamorfes en veranderlijkheid, de ongeremde onrust en de dolende zwerftochten, en ook van de erotiek. Twee zeer uitzonderlijke, maar ook zeer tegengestelde geesten. Maar juist die tegenstellingen voeden hun intense vriendschap, want juist door die tegenstellingen zijn ze complementair en helpen zij elkaar om zichzelf te verwerkelijken. Dat gebeurt in diverse adembenemende dialogen, waarin de verschillende invalshoeken zich door hun tegenstellingen verrijken en aanscherpen. Maar ook doordat Narziss veel ongevormde intuïties van Goldmund analyseert en voor Goldmund verheldert, terwijl Goldmund omgekeerd in een beeldhouwwerk gestalte geeft aan Narziss, aan diens essentiële en ook voor Narziss zelf nog verborgen kern. Zelfverwerkelijking is voor beiden een eindeloos proces, een eindeloos wegbikken van bijkomstigheden en onophoudelijk blijven onthullen van de wezenskern. En hun tegenstellingen zijn onontbeerlijk voor dat proces. Bovendien hebben Narziss' rationeel- abstracte invalshoek en Goldmunds artistiek- Dionysische invalshoek een fundamentele overeenkomst: beide invalshoeken, hoe verschillend en tegengesteld ook, zijn een manier om zich te verhouden tot het verpletterende raadsel van het bestaan. Of: verschillende manieren om de verscheurende, nooit eindigende worsteling aan te gaan met dat zo onoplosbaar raadselachtige bestaan. Een worsteling die altijd tevergeefs is en per definitie zal worden afgebroken door de dood. Maar die toch, door kunstenaar en denkers, met inzet van alle passie en alle krachten geprobeerd moet worden en moet blijven worden. Narziss staat in mijn beleving dus niet alleen voor het ogenschijnlijk koele rationele denken, maar ook voor de intense inzet daarvan. Zoals Goldmund staat voor de intensiteit van het artistieke scheppingsproces en het in visionaire beelden vatten en ervaren van de ondoorgrondelijke wereld. Door die intensiteit zijn Narziss en Goldmund uiterst intrigerende personages. De wijze waarop hun wereldbeschouwingen elkaar aanscherpen en verrijken is door die intensiteit extra fascinerend, en hun uit elkaar bevruchtende tegenstellingen opgetrokken vriendschap is erg ontroerend.
We volgen in deze roman vooral Goldmund op de voet, bij zijn onzekere maar ook zeer artistieke zwerftocht door de grillige wereld. Een zwerftocht waardoor hij zich voelt als Adam die uit het paradijs is verstoten, maar ook als een onschuldig dier en als iemand die totaal van alle knellende conventionele banden is bevrijd. Die zwerftocht zet hij in nadat Narziss, geniaal analyticus en scherpzinnig observator als hij is, Goldmund heeft helpen ontwaken. Met een paar rake opmerkingen wekt hij namelijk een door Goldmund verdrongen beeld tot leven: het beeld van zijn vergeten, verstoten vrijgevochten moeder. Meer nog: het beeld van het "moederlijke", dat haaks staat op de 'vaderlijke" orde waarin Goldmund altijd dacht te geloven. Na een niet geringe - overigens prachtig beschreven- innerlijke crisis, en na verheldering van de implicaties van die crisis door zijn vriend Narziss, concludeert Goldmund dat hij de "vaderlijke" orde van het klooster verlaten moet, en moet gaan zwerven. Al zwervend, en al proevend van de vele verlokkingen en verschrikkingen van het bestaan, ontwikkelt Goldmund ook meer en meer zijn artistieke talent: zijn gave en passie om de veelheid van zintuiglijke beelden vorm te geven in artistieke beelden die pregnant vorm geven aan de ondoorgrondelijke geheimen van het bestaan. Bovendien groeit het innerlijk beeld van "het moederlijke" uit tot een innerlijk visioen van de "oermoeder": de Bijbelse Eva, maar ook de maagd Maria, alsook aspecten van Goldmunds eigen moeder, en van vele zeer uiteenlopende vrouwen die hem in allerlei geheimen van lust en lijden hebben ingewijd, en dat alles weer aangevuld met de enorme rijkdom aan indrukken en ervaringen die hij al zwervend opdoet. Die "oermoeder" is, in mijn interpretatie, voor Goldmund geen objectieve werkelijkheid, maar een intuïtief en ook voor hemzelf raadselachtig visioen: een metaforisch meerduidig zinnebeeld dat het bestaan in al zijn raadselachtigheid samenvat. Een beeld ook dat hij zijn leven lang wil vormgeven in een schilderij of een beeldhouwwerk, maar tevergeefs: de "oermoeder" - of: het steeds even opflakkerende ongrijpbare visioen van wat het bestaan in wezen is- geeft haar geheim niet prijs, laat zich dus niet vatten in de vormen van de kunst. Maar juist het tantaliserende raadsel van die oermoeder, of van dat opflakkerende visioen, drijft hem voort als kunstenaar. Te meer omdat dit visioen door iedere gretig ingedronken ervaring weer wordt verrijkt met nieuwe, complicerende en fascinerende aspecten.
De gretigheid waarmee Goldmund de wereld ervaart en indrinkt vond ik prachtig beschreven. Soms wil hij daadwerkelijk veranderen in wat hij ziet: "Goldmund zou zo graag in een specht veranderd zijn, voor een dag, of voor een maand lang, dan zou hij zijn gaan wonen in de toppen van de bomen, dan zou hij hoog tegen de gladde boomstammen op gelopen zijn, op zijn staartveren gesteund hebben, hij zou de spechtentaal gesproken hebben en uit de schors lekkere hapjes hebben opgediept". Fraai vind ik ook een passage als: "Hij plukte tussen het gras een violetkleurig bloempje, hield het vlakbij zijn oog en keek in het smalle kelkje naar binnen: daar zag hij adertjes lopen en minuscule, haarfijne orgaantjes leven- evenals in de schoot van een vrouw of in de hersenen van een denker klopte daar leven, bevend van welbehagen. O, waarom wist een mens toch zo weinig? Waarom kon een mens geen gesprek beginnen met deze bloem?". Willen veranderen in een specht, willen praten met een bloem: zo intens is Goldmunds verlangen de wereld te ervaren, in al zijn aspecten te doorvoelen. Die passie en intensiteit vond ik ongelofelijk aanstekelijk, tot op het euforiserende af, en ik werd er heel vrolijk van. Ronduit hallucinant vond ik bovendien diverse van de passages waarin Goldmund, met dezelfde passie en intensiteit en openheid van al zijn zintuigen, zich verdiept in lijden en dood. Bladzijden lang wordt bijvoorbeeld beschreven hoe Goldmund ronddwaalt in de chaos van een door pest geteisterde streek, die helemaal bol staat van dood, doodsangst en redeloos geweld. Verbijsterende bladzijden zijn dat, door de meesterhand waarmee Hesse ons het ene apocalyptische tafereel na het andere laat zien. Maar ook door de brandende - en schitterend beschreven- hartstocht waarmee Goldmund die taferelen in al hun onverdraaglijkheid opsnuift en indrinkt. Want ook die taferelen vertegenwoordigen essentiële aspecten van het geheim van het bestaan, en dat geheim wil Goldmund doorgronden en in beelden vatten. Kortom: niet alleen de specht en het gesprek met de bloem moeten worden gevat in Goldmunds beeld van de oermoeder, maar die apocalyptische taferelen eveneens.
Aanvankelijk voelde ik wat innerlijk verzet bij het motief van de oermoeder, omdat het mij te sentimenteel leek. Maar ik ging al snel overstag door passages als: "Het leven keek hem recht in het gezicht, vervuld van geheimen, een wereld vol duisternis en ondoorgrondelijkheid, een onbeweeglijk doornenwoud vol sprookjesachtige gevaren - maar die geheimen behoorden toe aan zijn moeder, hun herkomst en hun einddoel lag bij haar, zij waren niet anders dan het kleine, donkere rondje, de kleine afgrond vol dreiging midden in haar oog, dat voor de rest zo licht was". En nog meer door de volgende passage: "Terwijl hij al deze dingen aan het overdenken was, had Goldmund ineens een visioen. Een moment lang maar, niet meer dan een vlaag van helderziendheid: hij zag het gezicht van de oermoeder, over de afgrond van het leven gebogen, met een afwezige glimlach en een prachtige, gruwelijke blik in de ogen, hij zag hoe het glimlachte tegen de borelingen, de doden, de bloemen, de ritselende herfstbladeren, glimlachte tegen de kunst en glimlachte tegen de ontbinding. Voor de oermoeder was alles hetzelfde, haar verontrustende glimlach hing als een maan boven al het bestaande, zij hield evenveel van Goldmund met zijn somber gepeins als van de karpers, die op de keien van de vismarkt lagen te creperen, evenveel van de trotse juffrouw Lisbeth als van de door het bos verspreide botten van Viktor, die er ooit zozeer op gebrand was geweest om zijn dukaat te stelen". De "oermoeder" is het samengebalde visioen van het raadsel van het bestaan, maar het visioen is ook zelf een raadsel. Anders gezegd: het geeft een bepaalde vorm aan het raadsel, maar het ontraadselt het raadsel niet. Het geeft juist uiting aan de verbijstering van Goldmund over de raadselachtigheid van het raadsel, de onoplosbaarheid ervan, de kwellende en soms verscheurende ondoorgrondelijkheid ervan. En toch ook, op uiteraard geheimzinnige wijze, aan de acceptatie ervan: een acceptatie die gesymboliseerd wordt door de verontrustende, bevreemdende glimlach van de oermoeder. Zo lijkt Goldmund de wereld te zien: niet als een perfecte wereld gebaseerd op de ene alles omvattende waarheid van God de Vader, maar als een heterogene verknooptheid van tegendelen, vol chaos en dood en lijden maar ook vol schoonheid. Een onbegrijpelijke heterogeniteit waarom de oermoeder verontrustend, maar ook liefdevol glimlacht. Zonder dat wij ooit ten volle zullen doorgronden waarom.
Zoals eerder gezegd lukt het Goldmund niet om dat raadselachtige visioen van de oermoeder vorm te geven in een kunstwerk. Het raadsel blijft dus bewaard, ook het raadsel van haar glimlach. Wel echter glimlacht Goldmund aan het einde van dit boek om zijn eigen naderende dood, alhoewel hij totaal niet in verlossing of een hiernamaals gelooft. En door het boek heen zien we hem diverse prachtige - en door Hesse prachtig beschreven- kunstwerken aanschouwen en vervaardigen, die allemaal op hun eigen wijze een troostend of zelfs inspirerend perspectief bieden op de verknooptheid van schoonheid, lijden en dood. En daardoor ook op aard en waarde van het leven. Ook wordt, concreter en indringender dan in de andere mij bekende Hesse- romans, voelbaar gemaakt hoe een kunstenaar als Goldmund het lijden en de vervoering van zichzelf en anderen sublimeert en stileert in de schone vormen van zijn kunst. Bovendien komen Narziss en Goldmund, in hun dialogen aan het begin en aan het ontroerende einde van deze roman, tot de meest prachtige inzichten over aard en waarde van kunst en van het rationele denken. Deze roman is naar mijn smaak kortom een triomf, ook al voltooit Goldmund nooit zijn beeld van de oermoeder. Zeker, zowel Narziss als Goldmund beseffen aan het slot voluit hun eigen ontoereikendheid, maar vooral Goldmund kan daarom glimlachen. En zeker, het raadsel van het bestaan is in het geheel niet opgelost, maar het is ook zelden zo fraai in beelden en gedachten gevat als in "Narziss en Goldmund".
Thomas Mann, een groot Hesse-liefhebber, schijnt "Narziss en Goldmund" het belangrijkste boek van Herman Hesse genoemd te hebben. Bij mij kwam het in elk geval binnen als een bom, net als "De steppewolf" en "Das Glasperlenspiel". Ook voor mij, als grijsmuis van gemiddelde temperaturen met een gemiddelde geest en geringe artistieke talenten, was het enorm inspirerend. Zelden las ik een roman waarin de intensiteit van het denken - vertegenwoordigd door Narziss- zo pregnant naar voren kwam. En nog minder vaak las ik een roman waarin zo euforiserend werd geschreven over het artistieke scheppingsproces en de artistieke omgang met onze afgrondig veelvormige wereld.
Het boek draait om de tegenstellingen tussen en vriendschap van twee kloosterlingen in de late middeleeuwen: de analytisch- wetenschappelijke Narziss, en de intuïtief- artistieke Goldmund. Narziss is een bijna ongeëvenaard eloquente ambassadeur voor de geest, de ratio, de orde, de theologische en filosofische wetenschappen: de man die als geen ander kan denken in patronen, definities, begrippen, generaliseringen, ordeningen, abstracties. Goldmund daarentegen is de artiest, de man van de roes, de zintuiglijkheid, het innerlijk diep doorvoelde ambigue beeld, het visioen, de metamorfes en veranderlijkheid, de ongeremde onrust en de dolende zwerftochten, en ook van de erotiek. Twee zeer uitzonderlijke, maar ook zeer tegengestelde geesten. Maar juist die tegenstellingen voeden hun intense vriendschap, want juist door die tegenstellingen zijn ze complementair en helpen zij elkaar om zichzelf te verwerkelijken. Dat gebeurt in diverse adembenemende dialogen, waarin de verschillende invalshoeken zich door hun tegenstellingen verrijken en aanscherpen. Maar ook doordat Narziss veel ongevormde intuïties van Goldmund analyseert en voor Goldmund verheldert, terwijl Goldmund omgekeerd in een beeldhouwwerk gestalte geeft aan Narziss, aan diens essentiële en ook voor Narziss zelf nog verborgen kern. Zelfverwerkelijking is voor beiden een eindeloos proces, een eindeloos wegbikken van bijkomstigheden en onophoudelijk blijven onthullen van de wezenskern. En hun tegenstellingen zijn onontbeerlijk voor dat proces. Bovendien hebben Narziss' rationeel- abstracte invalshoek en Goldmunds artistiek- Dionysische invalshoek een fundamentele overeenkomst: beide invalshoeken, hoe verschillend en tegengesteld ook, zijn een manier om zich te verhouden tot het verpletterende raadsel van het bestaan. Of: verschillende manieren om de verscheurende, nooit eindigende worsteling aan te gaan met dat zo onoplosbaar raadselachtige bestaan. Een worsteling die altijd tevergeefs is en per definitie zal worden afgebroken door de dood. Maar die toch, door kunstenaar en denkers, met inzet van alle passie en alle krachten geprobeerd moet worden en moet blijven worden. Narziss staat in mijn beleving dus niet alleen voor het ogenschijnlijk koele rationele denken, maar ook voor de intense inzet daarvan. Zoals Goldmund staat voor de intensiteit van het artistieke scheppingsproces en het in visionaire beelden vatten en ervaren van de ondoorgrondelijke wereld. Door die intensiteit zijn Narziss en Goldmund uiterst intrigerende personages. De wijze waarop hun wereldbeschouwingen elkaar aanscherpen en verrijken is door die intensiteit extra fascinerend, en hun uit elkaar bevruchtende tegenstellingen opgetrokken vriendschap is erg ontroerend.
We volgen in deze roman vooral Goldmund op de voet, bij zijn onzekere maar ook zeer artistieke zwerftocht door de grillige wereld. Een zwerftocht waardoor hij zich voelt als Adam die uit het paradijs is verstoten, maar ook als een onschuldig dier en als iemand die totaal van alle knellende conventionele banden is bevrijd. Die zwerftocht zet hij in nadat Narziss, geniaal analyticus en scherpzinnig observator als hij is, Goldmund heeft helpen ontwaken. Met een paar rake opmerkingen wekt hij namelijk een door Goldmund verdrongen beeld tot leven: het beeld van zijn vergeten, verstoten vrijgevochten moeder. Meer nog: het beeld van het "moederlijke", dat haaks staat op de 'vaderlijke" orde waarin Goldmund altijd dacht te geloven. Na een niet geringe - overigens prachtig beschreven- innerlijke crisis, en na verheldering van de implicaties van die crisis door zijn vriend Narziss, concludeert Goldmund dat hij de "vaderlijke" orde van het klooster verlaten moet, en moet gaan zwerven. Al zwervend, en al proevend van de vele verlokkingen en verschrikkingen van het bestaan, ontwikkelt Goldmund ook meer en meer zijn artistieke talent: zijn gave en passie om de veelheid van zintuiglijke beelden vorm te geven in artistieke beelden die pregnant vorm geven aan de ondoorgrondelijke geheimen van het bestaan. Bovendien groeit het innerlijk beeld van "het moederlijke" uit tot een innerlijk visioen van de "oermoeder": de Bijbelse Eva, maar ook de maagd Maria, alsook aspecten van Goldmunds eigen moeder, en van vele zeer uiteenlopende vrouwen die hem in allerlei geheimen van lust en lijden hebben ingewijd, en dat alles weer aangevuld met de enorme rijkdom aan indrukken en ervaringen die hij al zwervend opdoet. Die "oermoeder" is, in mijn interpretatie, voor Goldmund geen objectieve werkelijkheid, maar een intuïtief en ook voor hemzelf raadselachtig visioen: een metaforisch meerduidig zinnebeeld dat het bestaan in al zijn raadselachtigheid samenvat. Een beeld ook dat hij zijn leven lang wil vormgeven in een schilderij of een beeldhouwwerk, maar tevergeefs: de "oermoeder" - of: het steeds even opflakkerende ongrijpbare visioen van wat het bestaan in wezen is- geeft haar geheim niet prijs, laat zich dus niet vatten in de vormen van de kunst. Maar juist het tantaliserende raadsel van die oermoeder, of van dat opflakkerende visioen, drijft hem voort als kunstenaar. Te meer omdat dit visioen door iedere gretig ingedronken ervaring weer wordt verrijkt met nieuwe, complicerende en fascinerende aspecten.
De gretigheid waarmee Goldmund de wereld ervaart en indrinkt vond ik prachtig beschreven. Soms wil hij daadwerkelijk veranderen in wat hij ziet: "Goldmund zou zo graag in een specht veranderd zijn, voor een dag, of voor een maand lang, dan zou hij zijn gaan wonen in de toppen van de bomen, dan zou hij hoog tegen de gladde boomstammen op gelopen zijn, op zijn staartveren gesteund hebben, hij zou de spechtentaal gesproken hebben en uit de schors lekkere hapjes hebben opgediept". Fraai vind ik ook een passage als: "Hij plukte tussen het gras een violetkleurig bloempje, hield het vlakbij zijn oog en keek in het smalle kelkje naar binnen: daar zag hij adertjes lopen en minuscule, haarfijne orgaantjes leven- evenals in de schoot van een vrouw of in de hersenen van een denker klopte daar leven, bevend van welbehagen. O, waarom wist een mens toch zo weinig? Waarom kon een mens geen gesprek beginnen met deze bloem?". Willen veranderen in een specht, willen praten met een bloem: zo intens is Goldmunds verlangen de wereld te ervaren, in al zijn aspecten te doorvoelen. Die passie en intensiteit vond ik ongelofelijk aanstekelijk, tot op het euforiserende af, en ik werd er heel vrolijk van. Ronduit hallucinant vond ik bovendien diverse van de passages waarin Goldmund, met dezelfde passie en intensiteit en openheid van al zijn zintuigen, zich verdiept in lijden en dood. Bladzijden lang wordt bijvoorbeeld beschreven hoe Goldmund ronddwaalt in de chaos van een door pest geteisterde streek, die helemaal bol staat van dood, doodsangst en redeloos geweld. Verbijsterende bladzijden zijn dat, door de meesterhand waarmee Hesse ons het ene apocalyptische tafereel na het andere laat zien. Maar ook door de brandende - en schitterend beschreven- hartstocht waarmee Goldmund die taferelen in al hun onverdraaglijkheid opsnuift en indrinkt. Want ook die taferelen vertegenwoordigen essentiële aspecten van het geheim van het bestaan, en dat geheim wil Goldmund doorgronden en in beelden vatten. Kortom: niet alleen de specht en het gesprek met de bloem moeten worden gevat in Goldmunds beeld van de oermoeder, maar die apocalyptische taferelen eveneens.
Aanvankelijk voelde ik wat innerlijk verzet bij het motief van de oermoeder, omdat het mij te sentimenteel leek. Maar ik ging al snel overstag door passages als: "Het leven keek hem recht in het gezicht, vervuld van geheimen, een wereld vol duisternis en ondoorgrondelijkheid, een onbeweeglijk doornenwoud vol sprookjesachtige gevaren - maar die geheimen behoorden toe aan zijn moeder, hun herkomst en hun einddoel lag bij haar, zij waren niet anders dan het kleine, donkere rondje, de kleine afgrond vol dreiging midden in haar oog, dat voor de rest zo licht was". En nog meer door de volgende passage: "Terwijl hij al deze dingen aan het overdenken was, had Goldmund ineens een visioen. Een moment lang maar, niet meer dan een vlaag van helderziendheid: hij zag het gezicht van de oermoeder, over de afgrond van het leven gebogen, met een afwezige glimlach en een prachtige, gruwelijke blik in de ogen, hij zag hoe het glimlachte tegen de borelingen, de doden, de bloemen, de ritselende herfstbladeren, glimlachte tegen de kunst en glimlachte tegen de ontbinding. Voor de oermoeder was alles hetzelfde, haar verontrustende glimlach hing als een maan boven al het bestaande, zij hield evenveel van Goldmund met zijn somber gepeins als van de karpers, die op de keien van de vismarkt lagen te creperen, evenveel van de trotse juffrouw Lisbeth als van de door het bos verspreide botten van Viktor, die er ooit zozeer op gebrand was geweest om zijn dukaat te stelen". De "oermoeder" is het samengebalde visioen van het raadsel van het bestaan, maar het visioen is ook zelf een raadsel. Anders gezegd: het geeft een bepaalde vorm aan het raadsel, maar het ontraadselt het raadsel niet. Het geeft juist uiting aan de verbijstering van Goldmund over de raadselachtigheid van het raadsel, de onoplosbaarheid ervan, de kwellende en soms verscheurende ondoorgrondelijkheid ervan. En toch ook, op uiteraard geheimzinnige wijze, aan de acceptatie ervan: een acceptatie die gesymboliseerd wordt door de verontrustende, bevreemdende glimlach van de oermoeder. Zo lijkt Goldmund de wereld te zien: niet als een perfecte wereld gebaseerd op de ene alles omvattende waarheid van God de Vader, maar als een heterogene verknooptheid van tegendelen, vol chaos en dood en lijden maar ook vol schoonheid. Een onbegrijpelijke heterogeniteit waarom de oermoeder verontrustend, maar ook liefdevol glimlacht. Zonder dat wij ooit ten volle zullen doorgronden waarom.
Zoals eerder gezegd lukt het Goldmund niet om dat raadselachtige visioen van de oermoeder vorm te geven in een kunstwerk. Het raadsel blijft dus bewaard, ook het raadsel van haar glimlach. Wel echter glimlacht Goldmund aan het einde van dit boek om zijn eigen naderende dood, alhoewel hij totaal niet in verlossing of een hiernamaals gelooft. En door het boek heen zien we hem diverse prachtige - en door Hesse prachtig beschreven- kunstwerken aanschouwen en vervaardigen, die allemaal op hun eigen wijze een troostend of zelfs inspirerend perspectief bieden op de verknooptheid van schoonheid, lijden en dood. En daardoor ook op aard en waarde van het leven. Ook wordt, concreter en indringender dan in de andere mij bekende Hesse- romans, voelbaar gemaakt hoe een kunstenaar als Goldmund het lijden en de vervoering van zichzelf en anderen sublimeert en stileert in de schone vormen van zijn kunst. Bovendien komen Narziss en Goldmund, in hun dialogen aan het begin en aan het ontroerende einde van deze roman, tot de meest prachtige inzichten over aard en waarde van kunst en van het rationele denken. Deze roman is naar mijn smaak kortom een triomf, ook al voltooit Goldmund nooit zijn beeld van de oermoeder. Zeker, zowel Narziss als Goldmund beseffen aan het slot voluit hun eigen ontoereikendheid, maar vooral Goldmund kan daarom glimlachen. En zeker, het raadsel van het bestaan is in het geheel niet opgelost, maar het is ook zelden zo fraai in beelden en gedachten gevat als in "Narziss en Goldmund".
Thomas Mann, een groot Hesse-liefhebber, schijnt "Narziss en Goldmund" het belangrijkste boek van Herman Hesse genoemd te hebben. Bij mij kwam het in elk geval binnen als een bom, net als "De steppewolf" en "Das Glasperlenspiel". Ook voor mij, als grijsmuis van gemiddelde temperaturen met een gemiddelde geest en geringe artistieke talenten, was het enorm inspirerend. Zelden las ik een roman waarin de intensiteit van het denken - vertegenwoordigd door Narziss- zo pregnant naar voren kwam. En nog minder vaak las ik een roman waarin zo euforiserend werd geschreven over het artistieke scheppingsproces en de artistieke omgang met onze afgrondig veelvormige wereld.
6
Reageer op deze recensie