Meer dan 6,4 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×
Lezersrecensie

Drie ongehoord aangrijpende en gefragmenteerde novellen. Proza van de late Samuel Beckett.

Nico van der Sijde 02 oktober 2021
Ik hou erg van het proza en toneelwerk van Samuel Beckett. Toch kon ik nooit chocola maken van zijn drie op late leeftijd geschreven novellen 'Company' (Gezelschap), 'Ill seen ill said' (Slecht gezien slecht gezegd) en 'Worstward Ho' (Ten slechtste gekeerd). Het volkomen minimalistische toneel van de late Beckett vond ik altijd enorm aangrijpend, juist omdat ik niet kon parafraseren wat ik zag, maar het ongrijpbare minimalisme van zijn latere proza kwam gewoon nooit echt bij mij binnen. Maar daar heb ik iets op verzonnen: ik kocht "Nohow On", waarin deze novellen als kleine trilogie zijn gebundeld, ik las de Engelse teksten en tegelijk de bewonderenswaardige vertalingen van Karina van Santen en Martine Vosmaer, en ik genoot. Uitbundig. Die vertalingen had ik vaak wel nodig om te begrijpen wat er in het Engels stond. Maar die Engelse teksten had ik nog meer nodig, om ten volle de virtuositeit, het stuwende ritme, de poëtische kracht en de borende pregnantie te ervaren van Becketts taal. Want Beckett was een enorme taalvirtuoos, in het Frans en in het Engels, en heeft vaak zijn Franse werk zelf in het Engels vertaald en omgekeerd. De ware Beckettiaan leest dus Beckett in beide talen. Maar ik kan dat niet, want mijn Frans is niet goed genoeg. Hem in het Engels lezen kan ik echter weer wel, en dat is wat ik nu gedaan heb en in de nabije toekomst nog meer ga doen. Ook de boeken die ik lang geleden in Nederlandse vertaling las ga ik in het Engels herlezen.

Want Becket is echt uniek en onuitputtelijk. Elk werk van Beckett dompelt je onder in een nooit eerder zo doorvoelde ervaring van woordloosheid, en in een nooit geziene wereld waar alles slecht is gezien en gezegd en die van totale vergeefsheid is doorregen. Je geboorte is al je dood, volgens Beckett: je wordt zonder reden geworpen in een wereld zonder enig waarom, en wel als sterfelijk en tot verval gedoemd wezen dat nooit zijn eindigheid overstijgt. Je kent de wereld buiten jou bovendien alleen via jouw eigen vervormde waarneming, dus als fictief beeld in je hoofd, en ook van je eigen hoofd begrijp je niets. Want alles wat je van jezelf meent te weten ken je alleen maar via de woorden en concepten van je eigen taal, die er al was voordat jij er was en waar je dus nooit voor hebt gekozen. Zelfs het woord "ik" is maar een generaliserend concept, dat er al was voordat jij er was en dat net zo goed (of net zo slecht) van toepassing is op anderen die zich "ik" noemen of over hun eigen "ik" nadenken en spreken. Dus elk woord over je eigen ik of elk beeld van je eigen ik is een drogbeeld, een schim, een hol geluid, een spookachtige schemering. Die nooit enige kern raakt, want er is geen kern. En elk woord over de wereld is een fout woord voor een al even fout beeld. Dus we dolen allemaal doelloos rond, zonder iets te begrijpen van de wereld of onszelf, zonder te weten wie we zijn of waar we zijn of wanneer we zijn, en ook zonder ooit te kunnen zeggen "waarom" wij of de dingen er zijn en zelfs niet DAT ze er zijn. Onder alle beelden die wij menen te zien (of die wij denken te kunnen ontwerpen in ons eigen hoofd) gaapt een leegte. Onder alle woorden die we gebruiken gaapt een woordloze stilte. Zeker is slechts de dood, de leegte, het niets. Maar ook dat begrijpen we niet.

Aldus Beckett, even kort in eigen woorden uitgelegd. Maar Beckett zelf legt helemaal niks uit, en filosofeert niet: hij roept ervaringen op, enerverende ervaringen vol leegte en woordloosheid. Wat hij dan uiteraard doet in woorden en beelden, maar dan wel zo dat je bij benadering de stilte en de leegte daaronder voelt. Of voor even een glimp denkt op te vangen van die enorme leegte en stilte waar woorden en beelden geen vat op hebben. Dat zijn, in mijn beleving althans, niettemin toch herkenbare ervaringen: we hebben immers allemaal momenten waarop de woorden ons totaal tekort schieten en waarin we onze indrukken nauwelijks meer kunnen ordenen in een coherent en scherp beeld. En precies dat soort ervaringen weet Beckett ongelofelijk indringend op te roepen. Juist ook in het gefragmenteerde en uitgebeende proza van "Nohow On": proza dat de woordloosheid heel erg nabij brengt, op in mijn beleving heel aangrijpende wijze, door zijn gestamel, door zijn cryptische en schimmige onafheid, en door zijn poëtische kracht.

"Company" begint, op even krachtige als raadselachtige wijze, als volgt: "A voice comes to one in the dark. Imagine". Na een stuk wit (misschien de symbolische markering van een leemte, een pauze, een leegte) gaat het als volgt verder: "To one on his back in the dark. This he can tell by the pressure on his hind parts and by how the dark changes when he shuts his eyes and again when he opens them again. Only a small part of what is said can be verified. As for example when he hears, You are on your back in the dark. Then he must acknowledge the truth of what is said. But by far the greater part of what is said cannot be verified. As for example when he hears, You first saw the light on such and such a day". Een tamelijk raadselachtige passage: een stem (van wie? Waarvandaan? Waarom?) spreekt in het donker, tot ' een iemand' (wie?) die in het donker op zijn rug ligt, en die iemand kan - zo wordt tot twee keer toe gezegd- niet verifiëren of het waar is wat die stem zegt. Zodat alles wat gezegd wordt misschien een verzinsel is (maar van wie?), een verzinsel dat wellicht de ondraaglijke leegte, verlatenheid en eenzaamheid (maar van wie? ) moet opvullen met schimmige verhalen en herinneringen en beelden. Opvallend is tevens dat er sprake is van een "hij" en een "jij": de hij die in het duister op zijn rug ligt wordt door de stem mogelijk met "jij" aangesproken. Maar waarom en waarover? Een iets latere passage vergroot het raadsel nog: "That then is the proposition. To one in the dark a voice tells of a past. With occasional allusion to a present and more rarely to a future as for example, You will end as you now are. And in another dark or in the same another devising it all for company. Quick leave him".

Een stem vertelt dus 'iets' aan 'iemand' in het donker, iets over een verleden, soms met toespelingen op een heden of een toekomst. Maar dat donker (maar welk donker? Zijn er misschien meerdere vormen van donker en duisternis?) is dus wellicht verzonnen. Net als misschien dat hele verhaal van 'de stem' over heden, verleden en toekomst. Maar over wie gaat dat verhaal, en aan wie is het gericht? Daarover worden alleen cryptische tipjes van raadselachtige sluiers opgericht, bijvoorbeeld in passages als deze: "Use of that second person marks the voice. That of the third that cankerous other. Could he speak to and of whom the voice speaks there would be a first. But the cannot. He shall not. You cannot. You shall not". Ook hier weer de raadselachtige wisseling van een duistere - hij naar een duistere - jij. Maar daar bovenop komt nog de suggestie dat het gebruik van de eerste persoon onmogelijk of verboden is. Kunnen de - hij en de - jij niet over zichzelf spreken en denken in de ik- vorm? Is het voor de stem in het donker onmogelijk de ik- persoon te hanteren? Of gaat het hele verhaal "Company" wellicht over een ik- figuur die zichzelf niet kan zien als ik- figuur? Die zodanig van zijn eigen ik is vervreemd dat hij alleen in de - hij en - jij- vorm kan vertellen? Of, misschien beter misschien slechter gezegd: die alle verhalen over zijn eigen leven ervaart als verhaal van buitenaf, komend van een anonieme stem in het donker, verteld aan iemand liggend in het duister op zijn rug? En die zich trouwens vaak afvraagt of de stem die hij hoort wel tot hem is gericht, en soms zelfs of die stem wel echt bestaat? Wat zijn enorme vervreemding nog verder vergroot? Terwijl het misschien zijn eigen stem is die hij hoort, een stem die niettemin niet tot en over een 'ik' kan spreken en dus tegelijk de stem van een vreemde is? Ook al komt hij uit zijn eigen ik-loze ik? En uitgerekend die van zijn eigen ik vervreemde stem zou dan het enige gezelschap zijn dat hij heeft..... Maar ja, het kan volgens mij ook zijn dat er helemaal geen ik is in "Company", zelfs geen van zichzelf vervreemd ik....... En dat er alleen een stem is, zonder identificeerbare eigenaar, doelloos sprekend in de leegte.

Hoe dit ook zij, zeker is dat Beckett hier alle verhaalwetten ondermijnt. Normale verhaalelementen als 'de verteller', 'de hoofdpersoon' en 'verleden, heden en toekomst van die hoofdpersoon' worden door hem immers volkomen onderuit gehaald. Zodat je als lezer alleen maar meer en meer in duistere onbepaaldheid wordt meegezogen. Tegelijk maakt precies dat de enorme vervreemding van de hij- jij (-ik?)- figuur fraai voelbaar. Soms in hakkelende, onaffe, uitgebeende en juist daardoor enorm rake zinnen: "Mental activity of a low order. Rare flickers of reasoning of no avail. Hope and despair and such barely felt. How current situation arrived at unclear. No that then to compare to this now. Only eyelids move". Die voorlaatste zin (in het Nederlands: 'Geen "dat" toen om te vergelijken met "dit" nu', oftewel: verleden en toekomst hebben nauwelijks een kern, nauwelijks een grijpbaar 'dit' of 'dat') raakt wel heel prachtig de nulgraad van een sprakeloze geest. En dat geldt naar mijn smaak ook voor de tweede zin, die over "rare flickers of reasoning' gaat en door zijn onaffe vorm zelf een 'rare flicker' is . Terwijl ook de zin daarna, die iets hakkelt over nauwelijks gevoelde hoop en wanhoop, zelf nauwelijks een zin is. En dus nauwelijks iets zegt over nauwelijks gevoelde hoop en wanhoop.

En even prachtig en vervreemdend zijn de herinneringsflarden van de ik- hij- jij- figuur, zoals verwoord door de stem die in het donker tot hem spreekt. Bijvoorbeeld: "You are on your back at the foot of an aspen. In its trembling shade. She at right angles propped on her elbows head between hands. Your eyes opened and closed have looked in hers looking in yours. In your dark you look in them again. Still. You feel on your face the fringe of her long black hair stirring in the still air. Within the tent of hair your eyes are hidden from view. She murmurs, Listen to the leaves. Eyes in each other's eyes you listen to the leaves. In their trembling shade". Een scene vol verstilling, onder meer door de trillende en zacht ruisende bladeren, de ogen die kijken in andere ogen, de schaduwen, het murmureren, de klankassociaties tussen "stirring" en "still". Maar ook een verhaal over het verleden in de tegenwoordige tijd verteld, door een - mogelijk verzonnen of ingebeelde- stem in het donker aan een 'jij' of 'hij' op zijn rug. Is dit een herinnering van die jij/hij- figuur? Dat zou kunnen, maar die herinnering heeft dan de vorm van een verhaal van een ander dat hem door een ongrijpbare stem verteld wordt. Zodat het misschien ook niet zijn eigen herinnering is, of toch zijn eigen herinnering die niet meer als zijn eigen herinnering voelt. Een flard, een droombeeld, een verzinsel, en misschien tegelijk toch de vage herinnering aan een voorbije liefde. Ooit heel wezenlijk en intens, misschien, maar nu toch niet meer dan een gefluisterde flard. De nulgraad dus van een ooit intense maar nu vervaagde liefde, wellicht. Een vervaging die ik, als zestig plusser, zelf ook wel voel bij eigen intense maar slecht herinnerde - en wie weet vertekende, deels verzonnen- belevenissen van ooit. En precies die vervaging maakt Beckett naar mijn smaak aangrijpend voelbaar door zijn unieke stijl en zijn al even unieke vorm.

De novelle "Ill seen ill said" is anders opgebouwd: daarin volgen we een oudere, tussen zijn en niet- zijn zwevende vrouw. Haar stasis en hulpeloosheid zijn manifest: "She sits on erect and rigid in the deepening gloom. Such helplessness to move she cannot help. Heading on foot for a particular point often she freezes on the way. Unable till long after to move on not knowing whither or for what purpose. Down on her knees especially she finds it hard not to remain so forever". Haar vage gestalte volgend zien we met haar de wisselingen van dag en nacht en de wisselingen der seizoenen. Maar dat alles zien we slecht, en wordt slecht gezegd, want zowel de vrouw als (in mijn beleving) de verteller zien slecht en zeggen slecht wat zij zien. De vrouw kan niet anders, en de verteller kan of wil niet anders. Bovendien, de wereld die beschreven wordt is mogelijk zelf al opgetrokken uit zwakke schaduwen en mist. Dus een wereld waarin je alles slecht ziet, en alleen maar foute woorden hebt voor wat je slecht ziet.

Dat alles maakt de fragiliteit van de vrouw en haar wereld nog extra pregnant. "But she can be gone at any time. From one moment of the year to the next suddenly no longer there. No longer anywhere to be seen. Nor by the eye of the flesh nor by the other. Then as suddenly there again. Long after. So on. Any other would renounce. Avow, No one. No one more. Any other than this other. In wait for her to reappear. In order to resume. Resume the- what is the word? What is the wrong word?". Alsof ze zich op de rand tussen leven en dood steeds weer herpakt, zonder te kunnen benoemen wat ze dan herpakt. Alsof ze steeds op de rand van het niets beweegt, in een toestand en een belevingswereld die je alleen maar slecht kunt zien en slecht kunt zeggen. Soms is er sprake van een nauwelijks definieerbaar verdriet: "Riveted to some detail of the desert the eye fills with tears. Imagination at wit's end spreads its sad wings". En soms ook van een angstige hunkering naar het niets: "Dread of black. Of white. Of void. Let her vanish. And the rest. For good. And the sun. Last rays. And the moon. And Venus. Nothing left but black sky. White earth. Or inversely. No more sky and earth. Finished high and low. Nothing but black and white. Everywhere no matter where. But black. Void. Nothing else. Contemplate that. Not another word. Home at last. Gently gently." En, later: "Farewell to farewell [...]. One moment more. One last. Grace to breathe that void. Know happines".

Is het inademen van het niets dus volgens Beckett een vorm van geluk? Of (zoals aan het eind van het vorige citaat gesuggereerd werd) een soort thuiskomst? Misschien. Hoe dan ook is het niets (de leegte van onze beelden, de stilte onder onze woorden, het machteloze dolen in een doelloze wereld) wel iets waar Beckett ons steeds in onderdompelt. Zodat ook de lezer deze nog sterker doorvoelt, waardoor hij zich zelf ook beter tot dat niets weet te verhouden. Of zich in elk geval wat minder vaak baadt in de illusie dat zijn leven zich alleen maar kenmerkt door zinvolheid, succes en betekenis. Zodat hij zich wellicht minder laat begoochelen door dat soort vormen van geluk. Of door de aanname dat succes en geluk de kern is - of zou moeten zijn- van ons bestaan.

Zo ook in het briljante "Worstward Ho", waarin o.a. staat "All of old. Nothing else ever. Ever tried. Ever failed. No matter. Try again. Fail again. Fail better". Zinnen die volgens mij niet alleen suggereren dat we steeds opnieuw falen, maar ook dat we moeten leren steeds beter te falen: niet door dit falen te overwinnen, maar door het steeds bewuster te doen en te ervaren. Wel wetend dat alles wat we over dat falen weten slecht is gezien en slecht is gezegd. In "Worstward Ho" wordt bovendien gespeeld met de gedachte dat de hele wereld alleen maar bestaat in ons hoofd, en dat we tegelijk niets weten over dat hoofd. Ook ons beeld van ons hoofd is immers niks meer dan een beeld in ons hoofd. Een welbekende, zij het duizelingwekkende filosofische gedachte. En die wordt in Becketts poëtische taal nog duizelingwekkender: "On back better worse to fail the head said seat of all. Germ of all. Of all? If of all of it too. Where if not there it too? There in the sunken head the sunken head. The hands. The eyes. Shade with the other shades. In the same dim. The same narrow void. Before the staring eyes. Where it too if not there too? Ask not. No. Ask in vain. Better worse so". Of in de volgende passage, waarin de naakte schedel en de starende ogen alleen zichzelf zien, en uiteraard slecht zien: "In the skull all save the skull gone. The stare. Alone in the dim void. Alone to be seen. The staring eyes. Dimly seen. By the staring eyes." Bovendien staat "Worstward Ho" vol met passages waarin getast wordt naar ervaringen voorbij de woorden en voorbij de door woorden gedicteerde waarneming: "Less. Less seen. Less seeing. Less seen and seeing when with words than when not. When somehow than when nohow. Stare by words dimmed. Shades dimmed. Void dimmed. Dim dimmed. All there as when no words. As when nohow." Door hun elliptische vorm en hun klankassociaties staan deze zinnen bovendien zelf ook op de rand van betekenisloze klank, en dus van de woordloosheid. Zo ook in zinnen als "Dim hair. Dim white and hair so fair that in dim light dim white": zinnen die naar mijn smaak bijna pure klank zijn, en die bijna afzien van betekenis.

Veel mensen vinden Becketts toneel en proza vreselijk deprimerend. Maar ik vind het fascinerend, en soms zelfs bevrijdend. Bij deze novellen had ik zelfs voor even de sensatie dat ik een glimp opving van het naakte zijn, zonder enige betekenis, en van het naakte niets onder de zogenaamd betekenisvolle woorden. Ik voelde mij daardoor voor even bevrijd van alle overbodige franje en schijnzekerheden. En ik genoot enorm van Becketts volkomen unieke stijl en vorm. Dus ben ik blij dat ik deze late novellen nu in het Engels gelezen heb. En ik wil nog meer lezen en herlezen van die geniaal zwartgallige Ier.

Reageer op deze recensie

Meer recensies van Nico van der Sijde

Gesponsord

Een Nederlander en een Française, twee talen, twee culturen. Twee werelden. Een arts en een studente kunstgeschiedenis. Louter tegenstellingen, maar één grote liefde. Groot genoeg?

Als rechercheur Emmy Clifton de verdwijning van twee tienermeisjes onderzoekt, realiseert ze zich dat ze hen nooit écht heeft gekend. Schrijf je nu in voor de Hebban Leesclub.