Lezersrecensie
Wat de dood kan overwinnen troost ons
Het is niet de eerste roman van Stefánsson die ik lees, maar toch ben ik terug verbaasd over de rijke ideeën- en gevoelswereld die hij hier op een verbluffende, virtuoze manier neerschrijft. Voor mij is het één van zijn beste romans, en misschien ook wel een sleutelwerk in zijn totale oeuvre tot nu toe.
In aanvang bevinden we ons in een park in Londen, in 2022. De verteller - een ouder geworden auteur - ziet de tachtigjarige Paul McCartney, de oude Beatle, onder een boom zitten en wil hem een belangrijke, maar "complexe" boodschap overbrengen. "Maak je veiligheidsgordel maar vast", zegt de auteur in één van de vele quotes die de hoofdstukken inleiden, "want we gaan verschillende kanten op." En inderdaad, de schrijver duikt weg in zijn herinneringen en wordt tegelijk het kleine jongetje dat al heel vroeg zijn moeder verloor, in het IJsland, eind van de jaren '60. De scène met Paul McCartney lijkt stil te staan, alsof een pauzeknop is ingedrukt.
Het jongetje had een hele goeie band met zijn moeder, het waren gelijkgestemde zielen, kan je wel zeggen. De vader echter kon het verlies van zijn vrouw niet verwerken, kon geen uiting geven aan zijn verdriet en werd hard en koel. Voor hem was het sterven van zijn vrouw een "feit" en ging het leven gewoon door zonder haar. Het jongetje echter dook (alweer!) weg in de verbeelding, in een rijke en mateloze fantasiewereld.
"Ik dacht dat je dood was, mama, zouden we zeggen, met een brok in de keel, trillend van emotie, en we zouden niet met onze ogen durven knipperen uit angst dat ze ze zou verdwijnen, want je weet: Ze is dood, je moeder, ja, dat is een feit, ben ik bang (n.v.d.r.: dit waren de letterlijke woorden van de vader die aan het kind de dood van diens moeder aankondigde).
Ach, zou ze glimlachend zeggen terwijl ze een natte haarlok van haar blauwe ogen wegveegt, van haar bruine, grijze en gele, donkere, groene ogen, ach gekkie, waarom denk je dat, wie zegt zulke nonsens tegen jou? Hoe kan ik dood zijn als jij me herinnert en van me houdt?" (p. 100)
Het jongetje vindt thuis een bijbel terug en leest het Oude Testament. Hij verbaast zich over de woedende en vernietigende God die hij daarin aantreft, en associeert die met zijn vader. Ook zoekt hij een andere, meer verzoenende God, én de moeder van Jezus, waarover niemand meer praat. En dan verschijnen ook de Beatles. Zijn moeder zong altijd "Yellow submarine" voor hem, en daardoor heeft hij een passie gekregen voor de band. Iedereen kent dat liedje, maar je kan best nog eens de songtekst herlezen: het speelt een sleutelrol in het begrijpen van de roman...
De roman is heel vaak geschreven vanuit die fantasiewereld van het kind. Hierdoor kan het soms bizar lijken, maar als je het kind in jezelf laat lezen, is het net geweldig (en ook soms erg grappig)!
De gele onderzeeër is een symbool voor de wereld van de verbeelding. Je duikt ermee onder naar een parallelle wereld, weg van de grauwe realiteit, net om het echte leven beter te begrijpen en te aanvaarden.
"Verbeelding brengt ons vaak naar plekken die nooit hebben bestaan - maar zonder verbeelding zouden we nooit iets ontdekken", lezen we op een quote (een citaat van Carl Sagan) op p. 285.
Ook de herinnering maakt deel uit van die wereld van verbeelding. Net door je de doden te herinneren, leven ze verder. De dood kan je dus overwinnen door de herinnering.
Een ander belangrijke sleutel hierbij is de oud-Soemerische tekst uit Mesopotamië:
"Vergeten is het vogelgezang van gisteren.
klonk het dan nooit?
Vergeten is dat dag van gisteren zelf,
is die dag er ooit geweest?
Er is geen leven zonder pijn,
geen dood zonder leven,
en geen leven zonder de dag van gisteren.
Maar misschien herinner ik me wat nooit was,
vergeet wat er is gebeurd -
En is daarom het verdriet een sintel in mijn hart?
Wat wij opschrijven
kan daar leven krijgen -
toen is het gebeurd,
en het wordt werkelijkheid die de dood kan overwinnen. Wat de dood kan overwinnen troost ons.
Vandaar ook het grote belang van de literatuur, van de roman. Het is voor niets van de verteller van dit boek een schijver is.
“En de roman die jou nu onthult is de wereld waarin de doden leven, waarin het verleden ontwaakt en weer een nieuwe tijd wordt. Een wereld waarin de stemmen van de doden en degenen die leven met elkaar verweven zijn en een harmonie worden, een melodie, en een herinnering die zich tot in het oneindige uitstrekt. (p. 129/130)
Men zou zich terecht kunnen afvragen of deze roman autobiografisch is. Stefánsson antwoordt hier zelf op in een interview voor de Librairie Ombres Blanches” van 21 februari 2024, te vinden op YouTube. “Ja en nee,”, zo zegt hij. "De passages die het meest onwaarschijnlijk lijken zijn vaak echt gebeurd, en de meest banale feiten ontstonden uit mijn fantasie." Ook mooi is als hij zegt dat de roman al “in hem” zat en dat de roman hem zelf heeft geroepen (ergens in “Yellow submarine” lezen we ook dat “dode dichters roepen”…).
Het laatste zinnetje van de roman tot slot - dat ik nog niet ga vertellen - klinkt als een antwoord op een eeuwenoud geheim.
Een prachtige, veelomvattende roman, waar je nog uren over zou kunnen praten en mediteren.
In aanvang bevinden we ons in een park in Londen, in 2022. De verteller - een ouder geworden auteur - ziet de tachtigjarige Paul McCartney, de oude Beatle, onder een boom zitten en wil hem een belangrijke, maar "complexe" boodschap overbrengen. "Maak je veiligheidsgordel maar vast", zegt de auteur in één van de vele quotes die de hoofdstukken inleiden, "want we gaan verschillende kanten op." En inderdaad, de schrijver duikt weg in zijn herinneringen en wordt tegelijk het kleine jongetje dat al heel vroeg zijn moeder verloor, in het IJsland, eind van de jaren '60. De scène met Paul McCartney lijkt stil te staan, alsof een pauzeknop is ingedrukt.
Het jongetje had een hele goeie band met zijn moeder, het waren gelijkgestemde zielen, kan je wel zeggen. De vader echter kon het verlies van zijn vrouw niet verwerken, kon geen uiting geven aan zijn verdriet en werd hard en koel. Voor hem was het sterven van zijn vrouw een "feit" en ging het leven gewoon door zonder haar. Het jongetje echter dook (alweer!) weg in de verbeelding, in een rijke en mateloze fantasiewereld.
"Ik dacht dat je dood was, mama, zouden we zeggen, met een brok in de keel, trillend van emotie, en we zouden niet met onze ogen durven knipperen uit angst dat ze ze zou verdwijnen, want je weet: Ze is dood, je moeder, ja, dat is een feit, ben ik bang (n.v.d.r.: dit waren de letterlijke woorden van de vader die aan het kind de dood van diens moeder aankondigde).
Ach, zou ze glimlachend zeggen terwijl ze een natte haarlok van haar blauwe ogen wegveegt, van haar bruine, grijze en gele, donkere, groene ogen, ach gekkie, waarom denk je dat, wie zegt zulke nonsens tegen jou? Hoe kan ik dood zijn als jij me herinnert en van me houdt?" (p. 100)
Het jongetje vindt thuis een bijbel terug en leest het Oude Testament. Hij verbaast zich over de woedende en vernietigende God die hij daarin aantreft, en associeert die met zijn vader. Ook zoekt hij een andere, meer verzoenende God, én de moeder van Jezus, waarover niemand meer praat. En dan verschijnen ook de Beatles. Zijn moeder zong altijd "Yellow submarine" voor hem, en daardoor heeft hij een passie gekregen voor de band. Iedereen kent dat liedje, maar je kan best nog eens de songtekst herlezen: het speelt een sleutelrol in het begrijpen van de roman...
De roman is heel vaak geschreven vanuit die fantasiewereld van het kind. Hierdoor kan het soms bizar lijken, maar als je het kind in jezelf laat lezen, is het net geweldig (en ook soms erg grappig)!
De gele onderzeeër is een symbool voor de wereld van de verbeelding. Je duikt ermee onder naar een parallelle wereld, weg van de grauwe realiteit, net om het echte leven beter te begrijpen en te aanvaarden.
"Verbeelding brengt ons vaak naar plekken die nooit hebben bestaan - maar zonder verbeelding zouden we nooit iets ontdekken", lezen we op een quote (een citaat van Carl Sagan) op p. 285.
Ook de herinnering maakt deel uit van die wereld van verbeelding. Net door je de doden te herinneren, leven ze verder. De dood kan je dus overwinnen door de herinnering.
Een ander belangrijke sleutel hierbij is de oud-Soemerische tekst uit Mesopotamië:
"Vergeten is het vogelgezang van gisteren.
klonk het dan nooit?
Vergeten is dat dag van gisteren zelf,
is die dag er ooit geweest?
Er is geen leven zonder pijn,
geen dood zonder leven,
en geen leven zonder de dag van gisteren.
Maar misschien herinner ik me wat nooit was,
vergeet wat er is gebeurd -
En is daarom het verdriet een sintel in mijn hart?
Wat wij opschrijven
kan daar leven krijgen -
toen is het gebeurd,
en het wordt werkelijkheid die de dood kan overwinnen. Wat de dood kan overwinnen troost ons.
Vandaar ook het grote belang van de literatuur, van de roman. Het is voor niets van de verteller van dit boek een schijver is.
“En de roman die jou nu onthult is de wereld waarin de doden leven, waarin het verleden ontwaakt en weer een nieuwe tijd wordt. Een wereld waarin de stemmen van de doden en degenen die leven met elkaar verweven zijn en een harmonie worden, een melodie, en een herinnering die zich tot in het oneindige uitstrekt. (p. 129/130)
Men zou zich terecht kunnen afvragen of deze roman autobiografisch is. Stefánsson antwoordt hier zelf op in een interview voor de Librairie Ombres Blanches” van 21 februari 2024, te vinden op YouTube. “Ja en nee,”, zo zegt hij. "De passages die het meest onwaarschijnlijk lijken zijn vaak echt gebeurd, en de meest banale feiten ontstonden uit mijn fantasie." Ook mooi is als hij zegt dat de roman al “in hem” zat en dat de roman hem zelf heeft geroepen (ergens in “Yellow submarine” lezen we ook dat “dode dichters roepen”…).
Het laatste zinnetje van de roman tot slot - dat ik nog niet ga vertellen - klinkt als een antwoord op een eeuwenoud geheim.
Een prachtige, veelomvattende roman, waar je nog uren over zou kunnen praten en mediteren.
1
Reageer op deze recensie