Meer dan 5,3 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×
Lezersrecensie

Waarom we poëzie haten (spoiler: we verwachten er te veel van)

Vreemder Dan Fictie 03 september 2017
Hoewel de rijmelarijen van erbarmelijke dichters uiteraard tenenkrullend zijn, hebben veel mensen ook een afkeer van ‘goede’ gedichten. Poëzie is de kunstvorm die het meest overladen wordt met minachting en over dichters wordt niet zelden gemompeld “dat ze beter een echte job zouden zoeken”. Vreemd genoeg kijken niet enkel leken neer op poëzie: ook zij die hun leven wijden aan de dichtkunst raken erover gefrustreerd. Sommigen, zoals Arthur Rimbaud, geven het op en hangen hun pen in de wilgen.

In zijn essay "Waarom we poëzie haten" vraagt de Amerikaanse schrijver Ben Lerner zich af hoe dat komt. “Er zijn veel meer mensen die het erover eens zijn dat ze poëzie haten dan mensen die het erover eens kunnen worden wat poëzie is”, stelt hij met verbazing vast. In plaats van te ontsteken in een vurige verdediging van de dichtkunst, onderzoekt Lerner de redenen voor het veelvuldige misprijzen. Hij wijst bijvoorbeeld op Plato, die vond dat er in de ideale staat geen plaats was voor poëzie. Volgens de bebaarde filosoof waren dichters immers gevaarlijke retorici die uitpakten met schadelijke nabootsingen van de waarheid.

De echte redenen voor diepgewortelde poëziehaat zoekt Lerner echter ergens anders. Hij vindt ze bij grote dichters, extreem slechte dichters, avant-gardisten en nostalgici. De rode draad: onze verwachtingen van poëzie zijn simpelweg te hoog.

Grote dichters, zoals John Keats en Emily Dickinson, stoten vroeg of laat op de begrenzingen van de poëzie, aldus Lerner. Ze hebben een impuls om te schrijven en beschikken over de virtuositeit om dat te doen, maar lopen desondanks vast op een onvermijdelijke, ‘bittere logica’: poëzie is niet moeilijk, maar onmogelijk. Door de beperkingen van de taal kunnen dichters hun intentie nooit juist overbrengen en hun artistieke aspiraties nooit helemaal waarmaken. Dichters zijn daarom tragische figuren: hun werk is altijd het verslag van een mislukking.

Bijzonder slechte dichters, zoals die arme William McGonagall, onderstrepen ongewild dezelfde tragiek: door de extremiteit van hun falen ervaren we de kloof tussen ‘het feitelijke gedicht’ en ‘de ware Poëzie’ des te meer. Lerner spreekt, in navolging van dichter Allen Grossman, over het ‘virtuele gedicht’: het abstracte potentieel dat een gedicht had, alvorens het in de wereld van de representatie werd geslingerd. Net omdat dit potentieel van de poëzie nooit volledig kan worden ingelost, hebben zowel schrijvers als lezers er een bloedhekel aan, besluit Lerner.

Niet alleen onbegrip over ‘de bittere logica van de poëzie’ leidt tot ontgoocheling, aldus Lerner. Ook avant-gardisten hebben onredelijk hoge verwachtingen van poëzie, zij het dan om andere redenen. Avant-gardisten zoals Filippo Marinetti, de voorman van de Italiaanse futuristen, willen zich losmaken van gevestigde poëtische tradities en proberen via experimenten het instituut ‘kunst’ te vernietigen. Hun haat voor poëzie komt voort uit het feit dat hun kunstwerken – hoe inventief ze ook zijn – kunstwerken blijven en niet in staat zijn om échte verandering teweeg te brengen.

Een laatste groep poëziehaters die Lerner aankaart, zijn de nostalgici. Hij verwijst daarvoor naar de inauguratie van Barack Obama in 2009. De kersverse president liet toen een gedicht voordragen, zoals Bill Clinton en John F. Kennedy hem dat hadden voorgedaan. De keuze viel op ‘Praise Song for the Day’, geschreven en voorgedragen door de Amerikaanse dichteres Elizabeth Alexander. Op de blog van The New Yorker vroeg journalist George Packer zich echter af of dat wel een goed idee was. Hij was immers van mening dat de hedendaagse Amerikaanse poëzie niet over de taal, het ritme en de emotie beschikt om grote groepen mensen te beroeren. Dichters van vandaag zijn te veel op zoek naar een eigen, unieke stem om nog in naam van velen te kunnen spreken, aldus Packer.

Welke dichters slaagden er dan wel in om met hun woorden gemeenschappelijke gevoelens en burgerlijke samenhorigheid aan te vuren? Nostalgici zoals Packer verwijzen naar de 19de-eeuwse dichter Walt Whitman, die – volgens hen – met zijn gedichten miljoenen Amerikanen tot een authentiek Volk wist te transformeren. Lerner ontkracht deze bewering in zijn essay, maar stelt wel vast dat nogal wat nostalgici nog steeds een ‘whitmaniaans geloof’ in de kracht van poëzie koesteren, waardoor ze hedendaagse, persoonlijke poëzie haten.

"Waarom we poëzie haten" is een scherp en prikkelend essay. Zelfs al heb je – zoals ik – niet echt een hekel aan poëzie, biedt het interessante inzichten over hoe we naar poëzie kijken. Op een of andere manier is het altijd wat gênant als iemand zich zonder blikken of blozen een ‘dichter’ noemt. Dit essay helpt je begrijpen waarom dat zo is.

Lees de volledige recensie op Vreemder dan Fictie.

Reageer op deze recensie

Meer recensies van Vreemder Dan Fictie

Gesponsord

Deze thriller trekt je razendsnel mee in een complot met onbetrouwbare staatslieden met hun eigen agenda's, internationale conflicten en hoogoplopende bedreigingen voor de samenleving.