Meer dan 5,3 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×

Eindverslag 'Een ontgoocheling'

op 26 december 2017 door

Allerminst een ontgoocheling

Een ontgoocheling’ (1913) is een kleine roman die Willem Elsschot heel dierbaar was. De roman speelt zich af in Antwerpen, al wordt die naam nergens genoemd.  Elsschot zei in 1958 tegen twee scholieren dat ‘Alles werkelijk gebeurd was en dat het boek een stuk van zijn leven was’. Maar moet je Elsschot geloven? Je weet het bij hem nooit.  De roman is in omvang klein (in de prachtig vormgegeven editie van Polis telt ieder van de 110 pagina’s 23 regels die groot gedrukt zijn), maar qua diepere lagen immens rijk. Dit boek maakt literatuur zo mooi. Je kunt het boek sec als een verhaal lezen, maar je kunt ook op zoek gaan naar de wereld van eind 19e en begin 20e eeuw. En dat deden we in deze leesclub met liefst 18 deelnemers, waarvan er vier met een eigen exemplaar deelnamen. Het bleek dat Elsschot nog steeds inspireert, niet alleen door zijn taalgebruik, maar zeker ook door alles wat er achter de woorden die hij gebruikt schuilt. “Een boek hoeft geen 700 bladzijden dik te zijn om inhoudelijk heel rijk te zijn, dat is wel bewezen. Elsschot is een woordkunstenaar, mar het is vooral toch de tragiek achter de woorden die mij zal bijblijven,” schreef Marvin O. En Rita Leyman, die meer dan 30 jaar gelden Elsschot gelezen had, is fan geworden. “Ik had nooit gedacht dat ik dit zo graag zou lezen. En dan krijgen we in deze leesclub nog zoveel informatie over Elsschot.”

Aard Evert                           Tea                        Bas72                         Oscar                         Marvin O                   Ine                                 Evy 

12922166_875125055948413_1658853401_o(4)imagesUT80TQ7M(4).jpg74.JPGVDZB4501(2).jpgavatar2(2).png20160506_161836(2).jpg939305-1280x1024-DesktopNexus_com(2).jpg

Inhoud

Willem Elsschot formuleert altijd tot he point, schrijft geen woord te veel. Dat blijkt al uit de eerste zin van de roman. “De Keizer was sigarenfabrikant. Veel geld verdiende hij niet want hij werkte slechts met enkele mensen, had te weinig kapitaal en maakte geen reclame zodat hij niet vooruitkwam in de wereld.” In met name de tweede zin wordt meteen het afglijden van Louis  de Keizer duidelijk.  Het gaat om de woorden ‘niet veel,’ ‘enkele’, ‘weinig’ en ‘geen’. Als voorzitter van de kaartclub De Lustige Whistspelers denkt Louis de Keizer meer aanzien te genieten, tevergeefs. Al zijn hoop is dan maar gevestigd op zijn zoon, Kareltje. Die moet dokter, advocaat of notaris worden. Maar de arme jongen met een te groot hoofd oogst de hoon van zijn klasgenoten en slaagt er helemaal niet in de verwachtingen van zijn vader in te lossen. Wanneer het op school niet lukt, probeert Kareltje het als loopjongen in bedrijven waar zijn vader hem binnenloodst. Ook dat wordt niets.  Kareltje lijkt er niet mee te zitten. Ine: “De neergang van vader De Keizer staat voor mij centraal. In het begin is hij een echt heertje. Zijn prestige is gebaseerd op het voorzitterschap van de kaartclub. Hij probeert door Kareltje extra prestige te verwerven. Dat wordt een fiasco. Kareltje is liever lui dan moe.” Hilde H vindt dat de Moeder het hoofdpersonage is. “Het verhaal begint en eindigt met haar. Zij incasseert haar teleurstellingen en gaat door en komt er misschien zelfs sterker uit.” Ze ontdekte dat Elsschot het boek eerst de titel ‘Madame De Keizer’ had willen geven. Katrien Baert formuleert het heel mooi: “De Keizer zien we blad na blad aftakelen. Mevrouw De Keizer is degene die alles ondersteunt en in goede banen leidt. Zij is de spil die het gezin samenhoudt.”

Titel

We stonden stil bij de titel ‘Een Ontgoocheling.’ “De Keizer valt van de ene ontgoocheling in de andere: zijn sigarenfabriek die het niet goed doet, zijn vrouw die hem betrapt bij de meisjes waardoor hij het gezag compleet verliest, Kareltje die het slecht doet op school en zelfs als loopjongen niet functioneert, het verlies van het voorzitterschap van De Whistspelers.” (Diego Anthoons). Marina bracht een ander perspectief in. “Als je Elsschot leest, dan lees je een quasi koud, ironisch, bijna cynisch verhaal, met hier en daar een glimlach….en dan begint het te ‘werken.’ Je gaat er een ander verhaal in zien, een zeer menselijk, warm verhaal, maar met een immense triestesse er in en ook heel herkenbaar.”

De diepte in

Vervolgens ging de leesclub enorm de diepte in. We onderzochten of we Antwerpse locaties konden herkennen, verdiepten ons in de sigarenindustrie, de economie en de Belgische maatschappij met de tegenstellingen tussen arm-rijk, frans- en nederlandstaligen en wij kwamen er steeds meer achter dat Willem Elsschot een ‘gelaagd’ boek heeft geschreven.  Marvin O ziet in een rode zakdoek in het verhaal een verwijzing naar het socialisme, Marina gaat op zoek naar de geschiedenis van de rode zakdoek. Ine rondt af met de constatering: “Nooit geweten dat er zoveel betekenis achter zakdoeken zit.”

Er werd in secundaire literatuur gezocht naar de parallellen tussen het leven van Alfons de Ridder en de hoofdpersonages en hun beroepen en activiteiten in het boek. Soms ging het om de relaties in namen: Alfons de Ridder zou een verwijzing kunnen zijn naar Louis de Keizer, de schoolloopbaan van de Ridder, de kinderen uit het gezin van Louis de Keizer heten Karel en Marieke. Dat zijn ook de voornamen van de oudere broer en zus van Alfons de Ridder.  De Ridder lanterfantte in zijn jeugd ook rond in Antwerpen en het schijnt dat hij we erg vaak ’s avonds ‘een brief moest gaan posten’. Zou de Empire Tavern daarnaar verwijzen?  Er ontstond een enorme discussie over de Vlaams-Waalse tegenstellingen, volgens de leesclubcoördinator een van de hoofdthema’s van het boek. De Nederlanders in deze leesclub kregen zo meer zicht op de Vlaamse ‘gevoeligheden.’ De Vlamingen uit de leesclub legden haarfijn die gevoeligheden van vroeger op tafel. Rita: “De kinderen van de rijken = franstaligen hadden de kans om verder te studeren. In de steden werd vooral Frans gesproken en bedrijven hadden vaak een Franse naam. Hilde is historica en wees erop dat in de taalwet van 1883 het Nederlands verplicht werd in het rijksonderwijs in Vlaanderen. 25 jaar later was dat nog niet gerealiseerd, er waren gewoon te weinig leraren die bekwaam waren om het Nederlands te onderwijzen. Pas in de jaren dertig van de vorige eeuw kwam er meer schot in de zaak. Het laatste bastion van Franstalig onderwijs in Vlaanderen was de Leuvense Universiteit. In 1968 was een van de protestslogans ‘Leuven Vlaams.’ Guido Goedgezelschap constateert dat hij op de eerste plaats Vlaming is en geen Belg en dat hij daar trots op is. Marina woont in de streek van Aarlen. Haar kinderen hebben hun onderwijs in het Frans genoten, maar thuis wordt Nederlands gesproken. In haar omgeving wordt – om het nog ingewikkelder  te maken – veel Duits gesproken (Luxemburg is een belangrijke werkgever). “Ik heb nog nooit een Franssprekende landgenoot ontmoet die zich Walon noemt. Je bent Liègeois of Namurois en dan pas Belge. En Sint Niklaas komt hier met een helikopter uit Turkije, de brave kindjes hebben nog nooit van Spanje of een stoomboot gehoord.” Stephanie constateert dat Elsschot veel dingen benoemt in zijn boek, maar dat hij zelf niets (ver)oordeelt. Het zijn de lezers die een oordeel vormen.” Aard: “Elsschot laat ons na wat hij gezegd wilde hebben, op de manier die hij passend achtte. Wij, als lezers, mogen daar onze gedachten, meningen en intuïties op loslaten.”

Hilde H                   Diego Anthoons   Rita Leyman   Guido Goedgezelschap     Gigi             Hugo van der Wildt   

IMG_0341.JPGDiego_9773-klein-dichtbij.jpg14081451_1734555850102572_164542113_n(2)picture?type=large&width=200&height=200image(819).jpgpicture?type=large&width=200&height=200

Thema’s

Guido en Hugo van der Wildt bleken meesters in het ontrafelen van de thematiek van ‘Een Ontgoocheling’ te zijn en wisten ieder thema met passages uit het boek te onderbouwen. Tea noemt als belangrijkste thema de vader-zoon relatie. “Vader bepaalt wat het kind moet worden, in zijn eigen vak is immers geen droog brood te verdienen? Dus Kareltje zal en moet naar het atheneum, daar wordt hij gepest en kan niet meekomen. Daarna volgt de desillusie, het mag niet bekend worden dat Kareltje van school gestuurd is, vader teleurgesteld, Kareltje tijdelijk opgelucht. “ Hilde H noemt menselijk falen als thema: “De Keizer faalt als zakenman, echtgenoot en vader en legt de oorzaak buiten zichzelf.” Marvin voegt toe de weg die Kareltje moet vinden in zijn leven. Veel deelnemers noemen ‘ontgoocheling’ toch wel als belangrijkste thema. Diego koppelt ‘ontgoocheling’ aan ‘verwachting’: “De Keizer verwacht heel veel van zijn zoon, maar deze kan niet aan zijn verwachtingen voldoen, wat voor ontgoocheling bij de vader zorgt.” Ook hier komen weer de intertekstuele thema’s naar voren zoals de verzuiling, rijk-arm, frans-nederlandstalig.

Stephanie Haenen   Marina           Jan-Jaap Schipper      Katrien Baert     Jan Stoel

XOXO-book-cover-photo.jpghebban(19).jpgpicture?type=large&width=200&height=200picture?type=large&width=200&height=200picture?type=large&width=200&height=200

De taal van Elsschot

Aard Evert constateert terecht dat  Elsschot kernachtige, eenvoudige korte zinnen schrijft waarin heel veel verpakt is. En de onderkoelde humor vindt hij kenmerkend. “In zijn teksten staan geen punten, komma’s, bijwoorden of bijvoeglijke naamwoorden te veel.”( Marvin O). “Ongelofelijk wat hij allemaal in korte zinnen weet te vertellen,” (Stephanie Haenen). Oscar heeft kritiek. Hij haalt Jeroen Brouwers aan, die zich beklaagde over het slechte Nederlands van de Vlaamse schrijvers en dat keurig onderbouwde. “Het is geen Nederlands. Zonder kennis van de Franse taal is het boek voor een deel onleesbaar.” En die uitspraak levert weer een stevige discussie op, waarin ieder veel respect heeft voor elkaars mening. Precies zoals dat in een leesclub moet.

Humor speelt een rol in ‘Een Ontgoocheling.’ Het is soms een wat wrange humor. “Hij weet de meest zure dingen van het leven nog met humor om te buigen en daardoor te relativeren.  Denk aan de secretaresse op de drukkerij die een groter decolleté heeft dan herseninhoud.” (Gigi). Marina heeft het over grimlachen bij het lezen van het boek. “Humor beschreven vanuit een loepzuivere observatie. Ze vindt de meest triestige zin die ze ooit gelezen heeft en toch een glimlach ontlokt die van vader De Keizer als hij aan het sterven is: “Lig ik niet te sterven?” vroeg hij, doch er was niemand in de kamer.”

Het boek heeft iedereen kunnen bekoren. Evy2004: “Dat er achter elk hoofdstuk meerdere lagen kunnen schuilgaan was zeker de moeite waar en na het lezen kon ik met een gerust hart zeggen dat ik begreep waarom Elsschot zelf zo van dit verhaal hield. Bas72 vond het een leesclub van heel hoog niveau, heeft veel geleerd en daardoor met andere ogen naar het boek gekeken. En dat is nou precies waar een leesclub voor bedoeld is.

Eindoordeel: 4 sterren.

Verslag: Jan Stoel, leesclubcoördinator



Reacties op: Eindverslag 'Een ontgoocheling'

Meer informatie