In de dertien lezingen die dit boek bevat, vindt de spiritueel aspirant niet alleen een schat aan praktische informatie en gedegen adviezen, maar ook de nodige inspiratie, die hem zullen helpen om aan zijn of haar leven een concrete spirituele invulling te geven.
De auteur, Swami Ashokananda van de Ramakrishna Orde van India, stond van 1932 tot 1969 aan het hoofd van The Vedanta Society of Northern California in San Francisco. In die capaciteit gaf hij talloze lezingen over de theorie en de praktijk van de spiritualiteit in het licht van de vedanta, waarmee hij destijds grote belangstelling trok. De swami had de gave om in eenvoudige, heldere bewoordingen complexe spirituele zaken inzichtelijk te maken.
In de eerste tien hoofdstukken staan met name de praktische aspecten van het spirituele leven centraal, en de consequenties daarvan voor het dagelijkse leven van de spiritueel aspirant. Bij de behandeling van de verschillende stadia van spirituele ontwikkeling komen onder meer aan de orde het belang van karaktervorming, de rol van de goeroe, concentratie, japa en meditatie, devotie voor God, studie van de geschriften, enzovoorts.
In de laatste drie hoofdstukken geeft de swami aan de hand van zijn eigen, persoonlijke ervaringen een unieke en inspirerende visie op het monisme in de vedanta.
‘Het geheim van alle vraagstukken van de filosofie en de religie ligt in uw eigen wezen. (...) Er is een verband tussen de toestand van de menselijke geest en datgene wat haar als werkelijkheid geopenbaard wordt: als u uw geest zuiver en kalm kunt maken, dan zullen uw wereld, uw zelfbeeld en uw godsbesef overeenkomstig veranderen. (...) Hoe geconcentreerder en kalmer de geest, des te fijner zij wordt, en des te fijner dit heelal blijkt te zijn. U beseft dan, dat u in wezen een spiritueel wezen bent.’
Swami Ashokananda
De auteur, Swami Ashokananda van de Ramakrishna Orde van India, stond van 1932 tot 1969 aan het hoofd van The Vedanta Society of Northern California in San Francisco. In die capaciteit gaf hij talloze lezingen over de theorie en de praktijk van de spiritualiteit in het licht van de vedanta, waarmee hij destijds grote belangstelling trok. De swami had de gave om in eenvoudige, heldere bewoordingen complexe spirituele zaken inzichtelijk te maken.
In de eerste tien hoofdstukken staan met name de praktische aspecten van het spirituele leven centraal, en de consequenties daarvan voor het dagelijkse leven van de spiritueel aspirant. Bij de behandeling van de verschillende stadia van spirituele ontwikkeling komen onder meer aan de orde het belang van karaktervorming, de rol van de goeroe, concentratie, japa en meditatie, devotie voor God, studie van de geschriften, enzovoorts.
In de laatste drie hoofdstukken geeft de swami aan de hand van zijn eigen, persoonlijke ervaringen een unieke en inspirerende visie op het monisme in de vedanta.
‘Het geheim van alle vraagstukken van de filosofie en de religie ligt in uw eigen wezen. (...) Er is een verband tussen de toestand van de menselijke geest en datgene wat haar als werkelijkheid geopenbaard wordt: als u uw geest zuiver en kalm kunt maken, dan zullen uw wereld, uw zelfbeeld en uw godsbesef overeenkomstig veranderen. (...) Hoe geconcentreerder en kalmer de geest, des te fijner zij wordt, en des te fijner dit heelal blijkt te zijn. U beseft dan, dat u in wezen een spiritueel wezen bent.’
Swami Ashokananda
