Bij Miriam, veertien jaar, wordt totaal onverwachts een hersentumor vastgesteld. Er volgt een operatie, en na drie zware revalidatiejaren lijkt ze over haar ziekte heen. Maar dan wordt opnieuw een tumor geconstateerd: Miriam overlijdt enkele weken na haar achttiende verjaardag.
Om deze schokkende gebeurtenis te verwerken schrijft Miriams moeder al die jaren haar ervaringen neer. Ze beschrijft, in de vorm van brieven aan haar kind, het verlammende verdriet, de bovenmenselijke inspanningen en het onbegrip van de wereld. Ze vertelt hoe ze als moeder volledig opgeslorpt wordt door de ziekte van haar kind; wat er door je heen gaat als je je moedige dochter ziet vechten voor een twijfelachtige genezing. In al dat leed groeien moeder en dochter heel dicht naar elkaar toe en uiteindelijk maken ongeloof en verbittering plaats voor aanvaarding: een actief, bewust proces, dat veel tijd kost en heel pijnlijk is. Miriam zelf beleeft deze jaren ongelooflijk intensief: 'Ik weet zoveel,' zei ze een paar dagen voor haar dood.
Om deze schokkende gebeurtenis te verwerken schrijft Miriams moeder al die jaren haar ervaringen neer. Ze beschrijft, in de vorm van brieven aan haar kind, het verlammende verdriet, de bovenmenselijke inspanningen en het onbegrip van de wereld. Ze vertelt hoe ze als moeder volledig opgeslorpt wordt door de ziekte van haar kind; wat er door je heen gaat als je je moedige dochter ziet vechten voor een twijfelachtige genezing. In al dat leed groeien moeder en dochter heel dicht naar elkaar toe en uiteindelijk maken ongeloof en verbittering plaats voor aanvaarding: een actief, bewust proces, dat veel tijd kost en heel pijnlijk is. Miriam zelf beleeft deze jaren ongelooflijk intensief: 'Ik weet zoveel,' zei ze een paar dagen voor haar dood.