De wereld wil bedrogen worden: op dit thema, dat even oud is als de wereld zelf, heeft George Bradshaw en dertiental verhalen geschreven, dertien die beslist niet in een dozijn gaan.
In deze ingenieuze en uiterst onderhoudende verhalen volbrengt de auteur de bijna onmogelijke opgave te bewijzen dat in de bizarre demi–monde van vervalsers en kunsthandelaars–zonder–scrupules de fantasie vreemder is dan de werkelijkheid. Het hoeft niet te verbazen dat in de schemerige hoekjes van de kunstwereld, waar de dingen zo vaak proberen te lijken wat ze niet zijn, de werkelijkheid soms even dubbelzinnig is als de schijn. Hoe kan iemand een échte Renoir bemachtigen die gesigneerd is door zijn oud–oom? Hoe kan iemand bedrogen worden met een kopie van een handschrift dat hij zojuist zelf heeft vervalst? Waarom vindt iemand het afschuwelijk om te ontdekken dat zijn vrouw hem voor honderdduizend dollars aan kunstwerken heeft nagelaten? De auteur schetst nog vele andere, even ironische situaties. Wat te denken van Henry Burnett, wiens misdaden steeds goede gevolgen blijken te hebben? Of de tegenvaller van Jack Negley, die zo graag pornografie wilde bezitten en in plaats daarvan kostbare bloemstukken kreeg?
De spirituele wijze waarop Bradshaw deze mengeling van waarheid en leugen aan de lezer voorzet, garandeert ontspanning op hoog niveau. Voor één ding behoeft de lezer in ieder geval niet bang te zijn: dat hijzelf met deze voortreffelijke verhalenbundel bedrogen uitkomt.
In deze ingenieuze en uiterst onderhoudende verhalen volbrengt de auteur de bijna onmogelijke opgave te bewijzen dat in de bizarre demi–monde van vervalsers en kunsthandelaars–zonder–scrupules de fantasie vreemder is dan de werkelijkheid. Het hoeft niet te verbazen dat in de schemerige hoekjes van de kunstwereld, waar de dingen zo vaak proberen te lijken wat ze niet zijn, de werkelijkheid soms even dubbelzinnig is als de schijn. Hoe kan iemand een échte Renoir bemachtigen die gesigneerd is door zijn oud–oom? Hoe kan iemand bedrogen worden met een kopie van een handschrift dat hij zojuist zelf heeft vervalst? Waarom vindt iemand het afschuwelijk om te ontdekken dat zijn vrouw hem voor honderdduizend dollars aan kunstwerken heeft nagelaten? De auteur schetst nog vele andere, even ironische situaties. Wat te denken van Henry Burnett, wiens misdaden steeds goede gevolgen blijken te hebben? Of de tegenvaller van Jack Negley, die zo graag pornografie wilde bezitten en in plaats daarvan kostbare bloemstukken kreeg?
De spirituele wijze waarop Bradshaw deze mengeling van waarheid en leugen aan de lezer voorzet, garandeert ontspanning op hoog niveau. Voor één ding behoeft de lezer in ieder geval niet bang te zijn: dat hijzelf met deze voortreffelijke verhalenbundel bedrogen uitkomt.
