Meer dan 6,3 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×
Lezersrecensie

Het Verzonkene (Jeroen Brouwers), over 'tempo dahoeloe', de prille kinderjaren van de auteur tijdens de Japanse bezetting in Achter-Indië...

07 mei 2021
Vreemd toch dat over de Indiëtrilogie - Het verzonkene (1979, bekroond met de Multatuliprijs), Bezonken rood (1981), De zondvloed (1988) - weinig uitvoerige recensies te vinden zijn in ons taalgebied. Brouwers was 39 toen de eerste druk van zijn roman, nauwelijks 90 pagina's dik, verscheen. In het boek blikt de auteur op een aangrijpende manier terug op gebeurtenissen en trauma's uit zijn prille kinderjaren in 'Achter-Indië, waar hij als vierde en jongste kind van een koloniale familie de periode van de Japanse bezetting meemaakte tijdens de tweede wereldoorlog.
Om te kunnen beschrijven, datgene wat hij zich nog meent te herinneren van zijn vroegste kindertijd, datgene dat allang 'verzonken' is in een gebied dat op het ogenblik waarop de dingen aan het gebeuren zijn nog niet of amper kunnen opgeslagen worden in datgene wat men gebeurlijk het 'geheugen' noemt, bedient de auteur zich van beelden, flarden van vroegkinderlijke gewaarwordingen en traumatische ervaringen, onstuitbaar opborrelend uit een niet aflatende associatieve stroom...

Dat Brouwers een ambivalente band heeft met zijn geboorteland mag een understatement heten. Veel, alhoewel lang niet alles - er was immers zijn moeilijk karakter; daar heeft hij het zelf ten overvloede over - is toe te schrijven aan de bijzondere omstandigheden van de jaren '40, met name de periode van de Japanse bezetting.
Zijn verste herinneringen gaan terug naar de periode vóór genoemde bezetting, toen het leven in en rond de familie Brouwers, althans in de beleving van het jongste kind, nog idyllisch was. De auteur omschrijft deze fase in zijn leven als de 'tempo dahoeloe', de goede oude tijd.
Maar dan is er die andere tijd, bijna zonder overgang, de dagen waarop, zoals hij zelf zegt, vliegtuigen overvlogen, de bezetter de goederen kwam confisceren, de vrachtwagen voorreed en burgers werden meegenomen naar het kamp. En dus raakt hij maar niet uit die verscheurende dubbelheid over zijn land van geboorte. Hij zou zo graag, daar mag geen misverstand over bestaan, willen zeggen: 'Mijn huis stond aan de Tjiliwoeng, mijn huis stond achter de kim, het mooiste huis van de wereld.' Maar het lukt hem niet en hij schrijft: 'Met mij, die geen heimwee heeft, komt er een einde aan de Nederlands-Indische literatuur.' En alsof die eeuwige ambivalentie nog niet genoeg is, blijft hij vechten met de fundamentele onzekerheid over zijn eigen identiteit: 'Besta ik zelf? Soms twijfel ik eraan: in plaats van te bestaan zit ik te schrijven... Sommige dingen schrijf ik zo slecht neer dat ze, omdat ze slecht geschreven zijn, niet bestaan. Heb ik een naam?'

Alhoewel de focus onmiskenbaar op zijn kindertijd ligt, bestrijkt het boekje een periode van ruim 10 jaar, waarin we arbitrair een 4-tal onderscheiden episodes kunnen aanduiden:
   -  de sluimertijd, de jaren van de onbewustheid
   -  de oorlog en de Japanse bezetting
   -  deportatie en gevangenzetting in het Jappenkamp
   -  de repatriëring
Het lijkt erop dat de auteur geen strikt chronologisch relaas van de feiten wil of kan geven, maar opteert om associatief te werk te gaan, waarbij hij een aantal herinneringen aanhaalt in een 16-tal anekdotes, het lijken evenveel losse dagboeknotities. Daarin probeert hij telkens bijzondere verzonken en herbeleefde beelden, geuren, klanken en de erbij horende emoties onder woorden te brengen.
Pas tijdens de lectuur zal de lezer begrijpen dat Brouwers enkele filmopnames met huiselijke taferelen uit zijn kindertijd aan het herbekijken is; ze roepen bij hem allerlei herinneringen op; nu eens zijn ze dromerig en vaag, dan weer onverwacht scherp, onthutsend en rauw... Behalve die gefilmde huiselijke taferelen ('Alles verliep in stilte. Geluidsfilmpjes waren nog niet in het bereik van de amateurcineast...') bekijkt hij oude familiekiekjes, die hij een na een in het vuur gooit... Het is duidelijk dat de auteur met dit symbolische ceremonieel afscheid probeert te nemen van de demonen uit zijn kindertijd.

Ik kan me niet meteen een auteur voor de geest halen die meer en vooral beter gebruik maakt van metaforen. Brouwers is een meester in het beeldend schrijven. Aan de hand een aantal (her-)beleefde en beklijvende beelden (het water, de gebalde vuisten, de onafscheidelijke tropenhelm, de zandbak, het zwembad...) schildert Brouwers een heel palet aan belevingen en emoties van de Ik-figuur, hoe hij met die nu eens heerlijke dan weer pijnlijke momenten in en rond zijn ouderlijke thuis in Batavia omging, hoe hij dit alles verwerkte in de periode net vóór en tijdens de eerste dagen van de bezetting.
Het beeld van 'het water' is, in combinatie met dit van het zwembad, ongetwijfeld de metafoor waarmee hij probeert zijn meest intense en intieme gevoelens te ver-'talen'. De titel van het boek, 'Het verzonkene', verwijst er al naar en ergens lezen we: 'Water. Alles raakt erin verzonken', waarmee hij alludeert op zowel de mooiste als de pijnlijkste momenten uit zijn kindertijd, herinneringen die onweerstaanbaar naar de bodem zakken waar ze vergeten lijken; soms wordt het zelfs een opzettelijk willen wegduwen en uitwissen van wat al te traumatiserend was.                     
Op een al even stuitende manier roept het beeld van het water ook de momenten op waarbij het kind tijdens een zoveelste driftbui alleen nog kan bedaard worden door de vaste hand van zijn moeder, die het onderdompelt in de regenton.

Brouwers eindigt zijn boek met een bevangende bekentenis, neergeschreven in zinnen alleen gescheiden door komma's, met horten en stoten aan het papier toevertrouwd, waarin hij nog maar eens verwoordt hoe hij blijft vechten tegen zijn demonen - hij probeert er zichzelf van te overtuigen dat hij bestaat: 'zeker is, dat ik er ben' - , zijn kinderlijke angst benoemt, probeert te aanvaarden, beseft dat hij zal moeten leren leven met dit groot ongemak.

Op een van de eerste bladzijden in zijn boek laat Brouwers zich ontvallen: 'Ik houd niet van die 'Indië'-literatuur waarvan het kenmerk die voor de buitenstaander onbegrijpelijke tweetermigheid is'.
Maar terzelfdertijd voelt hij dat zonder zich te mogen uitdrukken in de taal die hem werd bijgebracht door zijn moeder en baboe Itih hij er niet zou in slagen te verwoorden wat hij zag, hoorde, voelde. En er is nog méér: alhoewel hij nergens overdrijft - hij laat al die exotische zangerige woorden moeiteloos uit zijn pen vloeien, schrijft er achteloos de vertaling bij, - is het het middel bij uitstek om al die beelden, flarden van vroegkinderlijke gewaarwordingen, paradijselijke én traumatische ervaringen, onstuitbaar opborrelend uit een niet aflatende associatieve stroom, van begrijpelijke taal te kunnen voorzien.

Bij het lezen en herlezen van deze roman moge het duidelijk zijn dat Brouwers, hij moet bij het verschijnen van zijn roman nog 40 worden, een aanstormend literair talent is. Zijn taal (zinsbouw, woordenschat, gebruik van metaforen...) is beeldend, suggestief en inventief; ze is nu eens poëtisch, dan weer onverbloemd en rauw. 
Op de voor hem enig mogelijke manier, 'in de grote afgelegenheid van het schrijven waar hij zich onvindbaar waant', kerft en wroet hij zonder ophouden in zijn getormenteerde ziel...

Maar zo veel boeiender dan deze recensie is het boek zelf te lezen!


Reageer op deze recensie

Meer recensies van