Lezersrecensie
Toch vooral een doktersromannetje
(Deze bespreking verscheen eerder in het tijdschrift Fantastische Vertellingen nummer 51 – december 2019)
Na Revolte van Jorrit de Klerk en Roest van Jasper Polane is Titanium van Mara van Ness het derde boek in de reeks De Zwijgende Aarde, het opmerkelijke initiatief van uitgeverij Quasis om Nederlandstalige auteurs in een qua toon, onderwerp, omvang en prijs haast klassieke SF-reeks te presenteren. Bovendien streeft de uitgever er ook nog naar om binnen dat gemeenschappelijke kader te variëren. Zo wordt Revolte gepresenteerd als “een spannende space opera” en Roest als “een futuristische thriller”, allebei aanduidingen waarbij ik mij wel iets kan voorstellen. Dat geldt niet voor de “feel-good” die Titanium zou moeten zijn, al dan niet “absurdistisch”. Googelen geeft aan dat het een aanduiding is voor muziek en films, iets wat romantiek aangeeft, waardoor je je “warm and fuzzy inside” gaat voelen, wat je doet glimlachen.
Titanium gaat van hoofdstuk 1 in een rechte lijn naar hoofdstuk 12, zonder echte wisselingen in perspectief volgt het de wederwaardigheden van Emmelie, die in het begin van het verhaal op Titan arriveert en daar strand door het zwijgen van de Aarde. Natuurlijk kan dat goed, een roman in een rechte lijn vanuit één personage vertellen, maar dan moet dat personage wel diepte krijgen, moeten de ontwikkelingen om dat personage heen leiden tot ontwikkelingen in dat personage die tegelijkertijd vanzelfsprekend én verrassend zijn. Dat is bij Emmelie niet het geval. Of wellicht correcter: dat is bij Emmelie pas het geval tegen het einde van het verhaal, wanneer je als lezer je belangstelling al verloren hebt.
Als eerste krijgen we over haar te horen dat Anne van der Lek haar favoriete auteur is, hetgeen blijkbaar belangrijk is … Dat is het dus niet, want Anne van der Lek komt niet meer terug. Wat wel van belang is, zij het niet voor het verhaal zelf, waarin het ook niet echt terugkomt, is dat Emmelie een lezer van sciencefiction- en doktersromannetjes is. En dat is precies de uitstraling die deze korte roman heeft.
Emmelie heeft een onderzoeksvoorstel gedaan om op Titan magnetische velden te gaan meten, en dat voorstel is “op waarde geschat”. Ze heeft subsidie gekregen en apparatuur zal haar worden nagezonden, hetgeen door het zwijgen van de Aarde niet meer gebeurd. Maar Emmelie is als wetenschapper niet geloofwaardig. Geen uiting van gedreven nieuwsgierigheid, van inzichten of kennis; ze had net zo goed de diameters van zandkorrels in Lutjebroek kunnen gaan meten, want dat is blijkbaar wetenschap: iets meten.
Ook de andere aspecten van het verhaal overtuigen niet. Op Titan, in het begin van de 24ste eeuw het Las Vegas van ons zonnestelsel, kun je als je al je geld verloren hebt je organen verkopen om aan geld te komen. Ze worden dan vervangen door gekweekte organen of lichaamsdelen van titanium, waardoor je niet meer puur bent en niet meer tot alles toegang hebt. Op die organenhandel en de waarde van titanium is de plot van dit verhaal gebouwd.
Op dezelfde vlucht naar Titan zit toevallig ook een rijke klasgenoot van Emmelie, Nick, die toevallig een oogje op haar heeft, hetgeen haar toegang geeft tot faciliteiten en mensen die anders voor haar onbereikbaar waren. En in het begin ontmoet ze bij toeval ook de chirurg Lotte, die zonder het zelf te weten bij de organenhandel betrokken is en die Emmelie daardoor toegang geeft tot mensen en faciliteiten die anders… De relatie en interactie met deze twee is vlak en niet geloofwaardig.
De schrijfster lijkt wel oog te hebben gehad voor haar eigen gebrek aan overtuiging en het vlakke voortkabbelen van het verhaal, en introduceert daarom een polsband, “een tweedehandsje dat ze goedkoop op het schip had gekocht”. Het is deze, bijna letterlijk uit de lucht gevallen polsband, die in de loop van het verhaal steeds uniekere eigenschappen blijkt te hebben, die de belangrijkste bijdrage levert voor de aanduiding absurdistisch in de flaptekst, een hoedanigheid die verder wordt uitgebouwd door de interactie van Emmelie met Nick en Lotte, door het werk dat ze doet.
En dan duikt Michelle Dijon ook nog op, de grote slechterik uit de eerdere delen van de reeks, en zijn er “titanen” die als een soort van taxi’s over het oppervlak van de maan rennen.
Het verhaal wordt wel op een consequente manier verteld, en daardoor worden sommige dingen op een gegeven moment ook wel grappig. Maar het duurt te lang voor je dat punt bereikt en de kans is groot dat je eerder al bent afgehaakt. En als je niet bent afgehaakt, dringt het gevoel zich op dat de aanduiding absurdistisch vooral is bedoeld om de beperkingen van het verhaal te camoufleren. Want tegen het einde tekenen zich een aantal thema’s af, die te serieus, te belangwekkend zijn om ze absurdistisch te presenteren. In ieder geval op deze manier.
Het belangrijkste daarbij is wel het autisme van Emmelie. Het is uitstekend om autisme is verhaalvorm te presenteren, zo geef je de buitenstaander meer inzicht en begrip dan een (populair) wetenschappelijke beschouwing zal kunnen geven, en het lijkt me uitstekend om de ernst van dit soort zaken met humor wat te relativeren, maar dan… Tsja, misschien wat minder rechtlijnig, wel met humor maar niet absurdistisch. Dit verhaal over een autistische hoofdpersoon is wat autistisch verteld, en dan maak je het jezelf als schrijver wel erg moeilijk.
Een tweede belangwekkend thema wordt onomwonden uit de doeken gedaan wanneer Michelle Dijon is opgedoken, namelijk de mens via genetische manipulatie geschikt maken voor andere planeten. Zoeken de modificaties op Titan de grenzen van de wet op, de genetische modificatie die Michelle Dijon nastreeft, gaat over die grens heen, is illegaal. Een thema dat interessanter is dan de wat babbelig gesprekjes over weten te brengen.
En in het verlengde daarvan hebben we het thema van het eeuwige leven in de cloud, tot uitdrukking gebracht door de polsband van Emmelie, waarvan ze tegen het einde denkt: “Soms had ze het idee dat haar polsband zo goedkoop was geweest omdat hij een mislukt experiment met het uploaden van iemands persoonlijkheid was. Die van een bouquetromanschrijfster met een verknipt gevoel voor humor of zo.” (blz 118)
Absurdisme lijkt me niet de juiste vorm voor deze thema’s, voor dit verhaal.
Ben ik een ‘grumpy old man’ met te weinig gevoel voor humor? Misschien wel, maar ik vond Titanium te rechttoe rechtaan, te weinig dynamisch, te babbelig. Het is echter een feit dat andere ervaren SFFH-recensenten als Jos Lexmond en Johan Klein Haneveld heel positief waren over deze roman. En het is ook een feit dat de uitgever zijn belofte van diversiteit binnen een uniform SF-kader nakomt. En wanneer je varieert, zal de ene variatie beter bevallen dan de andere.
Laat ik maar snel naar het volgende deel van deze reeks gaan.
Na Revolte van Jorrit de Klerk en Roest van Jasper Polane is Titanium van Mara van Ness het derde boek in de reeks De Zwijgende Aarde, het opmerkelijke initiatief van uitgeverij Quasis om Nederlandstalige auteurs in een qua toon, onderwerp, omvang en prijs haast klassieke SF-reeks te presenteren. Bovendien streeft de uitgever er ook nog naar om binnen dat gemeenschappelijke kader te variëren. Zo wordt Revolte gepresenteerd als “een spannende space opera” en Roest als “een futuristische thriller”, allebei aanduidingen waarbij ik mij wel iets kan voorstellen. Dat geldt niet voor de “feel-good” die Titanium zou moeten zijn, al dan niet “absurdistisch”. Googelen geeft aan dat het een aanduiding is voor muziek en films, iets wat romantiek aangeeft, waardoor je je “warm and fuzzy inside” gaat voelen, wat je doet glimlachen.
Titanium gaat van hoofdstuk 1 in een rechte lijn naar hoofdstuk 12, zonder echte wisselingen in perspectief volgt het de wederwaardigheden van Emmelie, die in het begin van het verhaal op Titan arriveert en daar strand door het zwijgen van de Aarde. Natuurlijk kan dat goed, een roman in een rechte lijn vanuit één personage vertellen, maar dan moet dat personage wel diepte krijgen, moeten de ontwikkelingen om dat personage heen leiden tot ontwikkelingen in dat personage die tegelijkertijd vanzelfsprekend én verrassend zijn. Dat is bij Emmelie niet het geval. Of wellicht correcter: dat is bij Emmelie pas het geval tegen het einde van het verhaal, wanneer je als lezer je belangstelling al verloren hebt.
Als eerste krijgen we over haar te horen dat Anne van der Lek haar favoriete auteur is, hetgeen blijkbaar belangrijk is … Dat is het dus niet, want Anne van der Lek komt niet meer terug. Wat wel van belang is, zij het niet voor het verhaal zelf, waarin het ook niet echt terugkomt, is dat Emmelie een lezer van sciencefiction- en doktersromannetjes is. En dat is precies de uitstraling die deze korte roman heeft.
Emmelie heeft een onderzoeksvoorstel gedaan om op Titan magnetische velden te gaan meten, en dat voorstel is “op waarde geschat”. Ze heeft subsidie gekregen en apparatuur zal haar worden nagezonden, hetgeen door het zwijgen van de Aarde niet meer gebeurd. Maar Emmelie is als wetenschapper niet geloofwaardig. Geen uiting van gedreven nieuwsgierigheid, van inzichten of kennis; ze had net zo goed de diameters van zandkorrels in Lutjebroek kunnen gaan meten, want dat is blijkbaar wetenschap: iets meten.
Ook de andere aspecten van het verhaal overtuigen niet. Op Titan, in het begin van de 24ste eeuw het Las Vegas van ons zonnestelsel, kun je als je al je geld verloren hebt je organen verkopen om aan geld te komen. Ze worden dan vervangen door gekweekte organen of lichaamsdelen van titanium, waardoor je niet meer puur bent en niet meer tot alles toegang hebt. Op die organenhandel en de waarde van titanium is de plot van dit verhaal gebouwd.
Op dezelfde vlucht naar Titan zit toevallig ook een rijke klasgenoot van Emmelie, Nick, die toevallig een oogje op haar heeft, hetgeen haar toegang geeft tot faciliteiten en mensen die anders voor haar onbereikbaar waren. En in het begin ontmoet ze bij toeval ook de chirurg Lotte, die zonder het zelf te weten bij de organenhandel betrokken is en die Emmelie daardoor toegang geeft tot mensen en faciliteiten die anders… De relatie en interactie met deze twee is vlak en niet geloofwaardig.
De schrijfster lijkt wel oog te hebben gehad voor haar eigen gebrek aan overtuiging en het vlakke voortkabbelen van het verhaal, en introduceert daarom een polsband, “een tweedehandsje dat ze goedkoop op het schip had gekocht”. Het is deze, bijna letterlijk uit de lucht gevallen polsband, die in de loop van het verhaal steeds uniekere eigenschappen blijkt te hebben, die de belangrijkste bijdrage levert voor de aanduiding absurdistisch in de flaptekst, een hoedanigheid die verder wordt uitgebouwd door de interactie van Emmelie met Nick en Lotte, door het werk dat ze doet.
En dan duikt Michelle Dijon ook nog op, de grote slechterik uit de eerdere delen van de reeks, en zijn er “titanen” die als een soort van taxi’s over het oppervlak van de maan rennen.
Het verhaal wordt wel op een consequente manier verteld, en daardoor worden sommige dingen op een gegeven moment ook wel grappig. Maar het duurt te lang voor je dat punt bereikt en de kans is groot dat je eerder al bent afgehaakt. En als je niet bent afgehaakt, dringt het gevoel zich op dat de aanduiding absurdistisch vooral is bedoeld om de beperkingen van het verhaal te camoufleren. Want tegen het einde tekenen zich een aantal thema’s af, die te serieus, te belangwekkend zijn om ze absurdistisch te presenteren. In ieder geval op deze manier.
Het belangrijkste daarbij is wel het autisme van Emmelie. Het is uitstekend om autisme is verhaalvorm te presenteren, zo geef je de buitenstaander meer inzicht en begrip dan een (populair) wetenschappelijke beschouwing zal kunnen geven, en het lijkt me uitstekend om de ernst van dit soort zaken met humor wat te relativeren, maar dan… Tsja, misschien wat minder rechtlijnig, wel met humor maar niet absurdistisch. Dit verhaal over een autistische hoofdpersoon is wat autistisch verteld, en dan maak je het jezelf als schrijver wel erg moeilijk.
Een tweede belangwekkend thema wordt onomwonden uit de doeken gedaan wanneer Michelle Dijon is opgedoken, namelijk de mens via genetische manipulatie geschikt maken voor andere planeten. Zoeken de modificaties op Titan de grenzen van de wet op, de genetische modificatie die Michelle Dijon nastreeft, gaat over die grens heen, is illegaal. Een thema dat interessanter is dan de wat babbelig gesprekjes over weten te brengen.
En in het verlengde daarvan hebben we het thema van het eeuwige leven in de cloud, tot uitdrukking gebracht door de polsband van Emmelie, waarvan ze tegen het einde denkt: “Soms had ze het idee dat haar polsband zo goedkoop was geweest omdat hij een mislukt experiment met het uploaden van iemands persoonlijkheid was. Die van een bouquetromanschrijfster met een verknipt gevoel voor humor of zo.” (blz 118)
Absurdisme lijkt me niet de juiste vorm voor deze thema’s, voor dit verhaal.
Ben ik een ‘grumpy old man’ met te weinig gevoel voor humor? Misschien wel, maar ik vond Titanium te rechttoe rechtaan, te weinig dynamisch, te babbelig. Het is echter een feit dat andere ervaren SFFH-recensenten als Jos Lexmond en Johan Klein Haneveld heel positief waren over deze roman. En het is ook een feit dat de uitgever zijn belofte van diversiteit binnen een uniform SF-kader nakomt. En wanneer je varieert, zal de ene variatie beter bevallen dan de andere.
Laat ik maar snel naar het volgende deel van deze reeks gaan.
2
Reageer op deze recensie