Lezersrecensie
Ziel der vampierliteratuur
Als Bram Stoker’s Dracula het hart is van de vampierliteratuur, dan is Interview with the Vampire wellicht de ziel. Beide boeken zijn essentieel in het begrijpen van dit mythologisch wezen en bevatten thema’s die vandaag nog steeds relevant zijn. Het feit dat er een aura van mysterie over “de vampier” hangt, draagt ongetwijfeld bij aan zijn populaire status en natuurlijk ook aan de transformatie die hij decennium na decennium doormaakt om hedendaagse lezers (of filmkijkers) aan te spreken.
Een aspect dat – weliswaar verworden tot een platgetrapt cliché ondertussen – het meest intrigeert aan de vampier, is het eeuwige leven. Dat komt in dit boek mooi tot uiting omdat het verhaal in verschillende tijdvakken speelt, met steeds dezelfde personages die tegen een evoluerende achtergrond bewegen en hun plaats proberen te vinden in nieuwe samenlevingen. Aanvankelijk draait het verhaal uitsluitend om Louis en Lestat, overgeleverd aan de lezer middels de transcriptie van een interview dat zich vanuit het heden afwikkelt. Later komen daar nog twee personages bij: Claudia, een vijfjarig meisje, en Armand, een soort oppervampier.
De paradoxale band van aantrekken en afstoten tussen Louis en Lestat blijft het leidmotief doorheen het hele boek. Veel lezers, zo heb ik gemerkt, hekelen Louis omdat hij een zwakkeling is in tegenstelling tot zijn mentor Lestat, die geen scrupules heeft en, meer nog, zijn instincten als vampier zelfs omarmt. Maar eigenlijk maken het feit dat Louis een geweten heeft en zijn aarzelingen om een eerste menselijk slachtoffer te maken van hem een uiterst boeiend personage. In verschillende scènes lees je hoe hij mijmert over zijn bestaan, zijn verleden en zijn toekomst en in het bijzonder over zijn afkeer voor alles wat hij belichaamt sinds hij getransformeerd is in een vampier.
Als Louis Claudia ontmoet en merkt dat hij Lestat eigenlijk niet meer nodig heeft, neemt het verhaal een wending. Er volgt een reis naar het Europese continent, verspreid over verschillende eeuwen, waar Louis op zoek gaat naar de oorsprong van zijn soort, in de hoop meer over zichzelf te weten te komen en een manier te vinden om daarmee om te gaan. Het wordt een innerlijke existentiële strijd die voor mij twee absolute hoogtepunten kent: de ontmoeting met een eeuwenoude vampier in een kloosterruïne in Oost-Europa en de afdaling met de Parijse vampier Armand in zijn catacomben. Deze passages zijn heel beeldend beschreven en scheppen een donkere, deprimerende sfeer; het zwartste van wat de gotiek vertegenwoordigt.
Twee thema’s die voor mij het nadrukkelijkst naar voor komen zijn, zoals eerder gezegd, het eeuwige leven en wat dat precies betekent, en de (homo-)erotische subtext. Dat eerste uit zich uiteraard in de contemplatieve scènes waarin Louis mijmert of met Lestat in dialoog gaat, maar misschien nog meer in de voelbare wanhoop van Claudia. Zij wordt ouder en rijper, groeit geestelijk op tot een verstandige vrouw, maar blijft gevangen in het lichaam van een kind, omringd door een verzameling porseleinen poppen.
De erotische spanning is in zowat elke relatie voelbaar: tussen Louis en Claudia, tussen Louis en Lestat, tussen Louis en Armand, enz. Het ritueel van bloed drinken symboliseert de consummatie van elkaar, een niet mis te begrijpen metafoor voor seks. Een ietwat eigenaardige exponent van die erotische lading treffen we aan in de catacomben van Armand. Daar zit, gevangen in een kooi tussen de gewelven, een naakte jongen die als seksuele dienaar van Armand wordt opgevoerd. De dominant-onderdanige verhouding, die we ook in de BDSM-cultuur terugvinden, is een van de meest gedurfde (en daarom ook fascinerende) passages in dit boek.
Ik heb een Nederlandstalige versie gelezen van Interview with the Vampire, vertaald door ene W. van Mancius (getiteld: Interview met de Duivel). Er schort nogal wat aan die vertaling. Verschillende zinnen lopen niet bepaald soepel en zijn soms heel letterlijk overgenomen, terwijl andere stukken dan weer als poëzie in de oren klinken. Dat de schrijfstijl van Rice weelderig en barok is (en archaïsch, in de positieve betekenis), behoeft geen duiding. Met tastbare, zintuiglijke beschrijvingen en een scherp oog voor couleur locale voert ze je langs drie belangrijke locaties (New Orleans, Oost-Europa en Parijs) en met heel gerichte adjectieven weet ze perfect de personages en hun gemoedstoestand te fileren. Maar in dat laatste draaft Rice geregeld te ver door, waardoor je als lezer de bespiegelingen van Louis vaak opnieuw voorgeschoteld krijgt, zij het telkens in andere bewoordingen. Dat weerhoudt mij ervan om deze horrorklassieker met vijf sterren te bekronen. Sowieso is het wel een boek dat de meeste vampierverhalen overbodig maakt, al wil ik graag een uitzondering maken voor Lost Souls van Poppy Z. Brite. En Dracula natuurlijk.
Een aspect dat – weliswaar verworden tot een platgetrapt cliché ondertussen – het meest intrigeert aan de vampier, is het eeuwige leven. Dat komt in dit boek mooi tot uiting omdat het verhaal in verschillende tijdvakken speelt, met steeds dezelfde personages die tegen een evoluerende achtergrond bewegen en hun plaats proberen te vinden in nieuwe samenlevingen. Aanvankelijk draait het verhaal uitsluitend om Louis en Lestat, overgeleverd aan de lezer middels de transcriptie van een interview dat zich vanuit het heden afwikkelt. Later komen daar nog twee personages bij: Claudia, een vijfjarig meisje, en Armand, een soort oppervampier.
De paradoxale band van aantrekken en afstoten tussen Louis en Lestat blijft het leidmotief doorheen het hele boek. Veel lezers, zo heb ik gemerkt, hekelen Louis omdat hij een zwakkeling is in tegenstelling tot zijn mentor Lestat, die geen scrupules heeft en, meer nog, zijn instincten als vampier zelfs omarmt. Maar eigenlijk maken het feit dat Louis een geweten heeft en zijn aarzelingen om een eerste menselijk slachtoffer te maken van hem een uiterst boeiend personage. In verschillende scènes lees je hoe hij mijmert over zijn bestaan, zijn verleden en zijn toekomst en in het bijzonder over zijn afkeer voor alles wat hij belichaamt sinds hij getransformeerd is in een vampier.
Als Louis Claudia ontmoet en merkt dat hij Lestat eigenlijk niet meer nodig heeft, neemt het verhaal een wending. Er volgt een reis naar het Europese continent, verspreid over verschillende eeuwen, waar Louis op zoek gaat naar de oorsprong van zijn soort, in de hoop meer over zichzelf te weten te komen en een manier te vinden om daarmee om te gaan. Het wordt een innerlijke existentiële strijd die voor mij twee absolute hoogtepunten kent: de ontmoeting met een eeuwenoude vampier in een kloosterruïne in Oost-Europa en de afdaling met de Parijse vampier Armand in zijn catacomben. Deze passages zijn heel beeldend beschreven en scheppen een donkere, deprimerende sfeer; het zwartste van wat de gotiek vertegenwoordigt.
Twee thema’s die voor mij het nadrukkelijkst naar voor komen zijn, zoals eerder gezegd, het eeuwige leven en wat dat precies betekent, en de (homo-)erotische subtext. Dat eerste uit zich uiteraard in de contemplatieve scènes waarin Louis mijmert of met Lestat in dialoog gaat, maar misschien nog meer in de voelbare wanhoop van Claudia. Zij wordt ouder en rijper, groeit geestelijk op tot een verstandige vrouw, maar blijft gevangen in het lichaam van een kind, omringd door een verzameling porseleinen poppen.
De erotische spanning is in zowat elke relatie voelbaar: tussen Louis en Claudia, tussen Louis en Lestat, tussen Louis en Armand, enz. Het ritueel van bloed drinken symboliseert de consummatie van elkaar, een niet mis te begrijpen metafoor voor seks. Een ietwat eigenaardige exponent van die erotische lading treffen we aan in de catacomben van Armand. Daar zit, gevangen in een kooi tussen de gewelven, een naakte jongen die als seksuele dienaar van Armand wordt opgevoerd. De dominant-onderdanige verhouding, die we ook in de BDSM-cultuur terugvinden, is een van de meest gedurfde (en daarom ook fascinerende) passages in dit boek.
Ik heb een Nederlandstalige versie gelezen van Interview with the Vampire, vertaald door ene W. van Mancius (getiteld: Interview met de Duivel). Er schort nogal wat aan die vertaling. Verschillende zinnen lopen niet bepaald soepel en zijn soms heel letterlijk overgenomen, terwijl andere stukken dan weer als poëzie in de oren klinken. Dat de schrijfstijl van Rice weelderig en barok is (en archaïsch, in de positieve betekenis), behoeft geen duiding. Met tastbare, zintuiglijke beschrijvingen en een scherp oog voor couleur locale voert ze je langs drie belangrijke locaties (New Orleans, Oost-Europa en Parijs) en met heel gerichte adjectieven weet ze perfect de personages en hun gemoedstoestand te fileren. Maar in dat laatste draaft Rice geregeld te ver door, waardoor je als lezer de bespiegelingen van Louis vaak opnieuw voorgeschoteld krijgt, zij het telkens in andere bewoordingen. Dat weerhoudt mij ervan om deze horrorklassieker met vijf sterren te bekronen. Sowieso is het wel een boek dat de meeste vampierverhalen overbodig maakt, al wil ik graag een uitzondering maken voor Lost Souls van Poppy Z. Brite. En Dracula natuurlijk.
1
Reageer op deze recensie
