Lezersrecensie
“Het ergste is dat hij de liefde voor anderen niet kon voelen.”
Jonge vrouw ontmoet bekende journalist. Ze vormen een gezin. Er komen kinderen. Die gaan uit huis. Hij gaat dood. Zij blijft achter. Dan bliksemt het in het brein van de weduwe. Was het wel de moeite waard, dat huwelijk, met alle vernederingen (‘maak jezelf toch niet groter dan je bent’) en kilheid? Waarom niet gewoon weggegaan?
De auteur moet bij nul beginnen om zichzelf te hervinden. 'Waarom heb ik die beslissingen toen genomen? Wáren het wel beslissingen?' Dat leidt, terwijl ze zich een weg baant door de chaos in huis, tot prachtige reflecties. Want een chaos ís het. Níets gooide Arend-Jan (in het boek ‘A.’ genoemd) weg. Alles moet worden bewaard en genoteerd. Hij blijkt zelfs een geheime opslagruimte vol spullen te hebben gehad. En die verzamelstoornis was nog maar één van zijn vele eigenaardigheden.
Bij het opruimen komt haar gevoel weer boven. Natuurlijk, A was beschadigd. Een zusje was vroeg overleden. Maar waarom was er dan niet ook ruimte voor de mentale blauwe plekken die de auteur, deels door een tante opgevoed, heeft opgelopen? Natuurlijk, hij was een interessante persoonlijkheid. “Zijn overwicht nam mij ook iets uit handen.
Maar waarom was het ‘not done’ ook kritiek op hem te hebben? Zelfs postuum, bij de begrafenis, mocht Brinkgreve niet vertellen hoe moeilijk hij het haar en haar zonen had gemaakt. “Mannen krijgen meer ruimte om hun beschadigingen uit te leven”, concludeert ze.
Met kapitalen staat tussen de regels het woord narcisme geschreven. ‘A’ moest altijd het in het middelpunt staan. Haar carrière (ze schopte het nota bene tot hoogleraar): “Je overspeelt me.” Wat er moet gebeuren als hij – ongeneeslijk ziek - er niet meer is? ”Ik wil niet dood.” Einde gesprek. Maar tóch heeft ze met hem te doen. Dat leidt tot een van mooiste inzichten in dit boek: “Het ergste is dat hij de liefde voor anderen niet kon voelen.”
In elk opzicht geslaagd, deze necrologie van een huwelijk.
De auteur moet bij nul beginnen om zichzelf te hervinden. 'Waarom heb ik die beslissingen toen genomen? Wáren het wel beslissingen?' Dat leidt, terwijl ze zich een weg baant door de chaos in huis, tot prachtige reflecties. Want een chaos ís het. Níets gooide Arend-Jan (in het boek ‘A.’ genoemd) weg. Alles moet worden bewaard en genoteerd. Hij blijkt zelfs een geheime opslagruimte vol spullen te hebben gehad. En die verzamelstoornis was nog maar één van zijn vele eigenaardigheden.
Bij het opruimen komt haar gevoel weer boven. Natuurlijk, A was beschadigd. Een zusje was vroeg overleden. Maar waarom was er dan niet ook ruimte voor de mentale blauwe plekken die de auteur, deels door een tante opgevoed, heeft opgelopen? Natuurlijk, hij was een interessante persoonlijkheid. “Zijn overwicht nam mij ook iets uit handen.
Maar waarom was het ‘not done’ ook kritiek op hem te hebben? Zelfs postuum, bij de begrafenis, mocht Brinkgreve niet vertellen hoe moeilijk hij het haar en haar zonen had gemaakt. “Mannen krijgen meer ruimte om hun beschadigingen uit te leven”, concludeert ze.
Met kapitalen staat tussen de regels het woord narcisme geschreven. ‘A’ moest altijd het in het middelpunt staan. Haar carrière (ze schopte het nota bene tot hoogleraar): “Je overspeelt me.” Wat er moet gebeuren als hij – ongeneeslijk ziek - er niet meer is? ”Ik wil niet dood.” Einde gesprek. Maar tóch heeft ze met hem te doen. Dat leidt tot een van mooiste inzichten in dit boek: “Het ergste is dat hij de liefde voor anderen niet kon voelen.”
In elk opzicht geslaagd, deze necrologie van een huwelijk.
1
Reageer op deze recensie