Maigret, die aan het einde van zijn geduld was, stond op. Hij moest zich bedwingen om zijn bezoeker niet de deur uit te gooien.'Iemand heeft het voorzien op mijn leven... Sinds een dag of acht ontvang ik anonieme brieven waaraan ik in het begin geen aandacht heb geschonken. Mensen van mijn formaat dienen er rekening mee te houden dat ze afgunst opwekken, en soms haat... Dit is de eerste. De envelop heb ik weggegooid want ik wist toen nog niet wat erin zat.' Maigret nam het vel papier aan en las: 'Je gaat eraan.' Er waren nog meer briefjes. Fumal hield ze in de hand en gaf ze achtereenvolgens aan, waarbij hij ze zelf uit de enveloppen haalde.'Op deze kan ik het poststempel niet ontcijferen.' De teksten verschilden een beetje. 'Je zult het niet lang meer maken.' 'Maak je testament maar.' 'Schoft.' En de laatste luidde weer: 'Je gaat er aan.' 'Denkt u aan een bepaald iemand?' 'Niet aan een bepaald iemand. Behalve dan...'