Lezersrecensie
Een stuiterbal aan gedachten tijdens carnaval
Naar de overkant van de nacht is een boek over Vastelaovend. Dat is carnaval in Limburg. Schrijver Jan van Mersbergen kan kenner en buitenstaander door de maalstroom van hoofdpersoon Ralph meenemen het feestgedruis in. Ralph verkleed als veerman, heeft al 40 biertjes op als hij een pater ontmoet onder de carnavalsvierders, die hem het belangrijkste van Vastelaovend toevertrouwd:
“Tijdens Vastelaovend ben je niet verkleed als iemand anders, tijdens Vastelaovend ben je eindelijk jezelf.”
De eerste zin van het boek. Terwijl Ralph steun zoekt bij deze pater, hoort hij het geheim van het volksfeest.
“Nou, zegt hij. Jij komt zo te zien ook van buiten, met je kalender, net als ik, en ik heb het ook langzaam allemaal door moeten krijgen, de geheimen van Vastelaovend.”
Carnaval wordt gevierd voordat de vastentijd begint, waarbij men vroeger geen vlees meer at. Het begrip komt uit het Latijn en betekent afscheid van het vlees.
“Ik hoor hem zeggen: Afscheid nemen kan alleen van iets dat bij je is geweest.”
Deze tweede wijsheid van de pater komt pas bladzijden later. Terwijl Ralph over het ene nadenkt, vliegen zijn gedachten naar huis. Voor het eerst in vijf jaar is hij een nacht niet thuis. Hij maakt zich zorgen over Sara, de moeder van vier kinderen waarvan de jongste tweeling, die niets kunnen horen en zien. De oudste dochter lijdt haar eigen pijn omdat de twee zusjes meer aandacht vragen dan zij in een heel jaar. Ralph heeft liefde voor de kinderen, die hun echte vader niet had. Hij voelt waar het pijn doet. Voortdurend kan Ralph wat hij hoort en ziet verbinden met thuis of met herinneringen van langer geleden, toen hij een eenzaam schipperskind was. Dat is zijn redding, zijn schippersbenen houden hem overeind in de deining van het feest. Zo wordt deze carnavalsnacht behalve een feest van loslaten en even de tijd vergeten, voor Ralph een zoektocht naar zichzelf, naar een moment van keuzes maken. Waar komt de veerman aan als de nacht voorbij is?
Naar de overkant van de nacht is niet zo’n dik boek, 175 bladzijden en heeft zoals een echt carnavalsboek betaamt 11 hoofdstukken. Als lezer zit je in het hoofd van Ralph en verloopt het springen tussen het hier en het nu, het vroeger en thuis chaotisch. Het is een stuiterbal die zijn hoofd tetst. Het past perfect bij een uitbundige carnavalsviering, waarbij vieren en filosoferen hand in hand gaan.
Liedjes zijn vaak in het dialect opgeschreven, als je hardop leest dan merk je wel wat het betekent. Het ritme van de zinnen zit ook in de rest van het verhaal. Zo toont het boek dat carnaval vieren vooral voelen is en dan niet alleen geraakt wordt in het hart, maar juist in die tastzin; het fysieke. Daarbij wordt veel gedronken. Ralph houdt zijn biertjes bij op een scheurkalender. Gek genoeg lijden zijn gedachten daar niet onder, maar dat de geest van Ralph openstaat, merkt de lezer door de vele associaties die het verhaal maakt. Een kind wat speelt met een kraan, een Latijnse naam van een kraanvogel, het dansen van een kraanvogel en Ralphs levensloop leiden je steeds verder het boek in. Een aantal termen in de dialect worden uitgelegd, zoals het woord peske voor kostuum, wat weer anders is dan een pak voor mensen op kantoor of een pak voor de koffie, dat ooit viel in de supermarkt en zo kwam Ralph weer in contact met Sara. Er lijkt er geen deksel te zitten op wat er in het hoofd van Ralph om kan gaan. De schrijver associeert sterk met taal en muziek, met kostuums, vogels en beroepen. Ralph maakt een hele toer langs diverse kroegen in Venlo en verschillende groepen mensen. Ieder moment, elk gesprek lijkt iets los te maken en helpt Ralph om zichzelf te vinden. Niet alle associaties zullen door de lezer worden opgepakt. Het krachtige van deze roman is dat de beelden en de woorden die Ralph in zijn relaas weergeeft, bij lezers verschillende reacties zullen oproepen. Zo is het alsof de lezer zelf aanwezig is tijdens de carnavalsnacht en zijn eigen ontdekkingen doet.
“Tijdens Vastelaovend ben je niet verkleed als iemand anders, tijdens Vastelaovend ben je eindelijk jezelf.”
De eerste zin van het boek. Terwijl Ralph steun zoekt bij deze pater, hoort hij het geheim van het volksfeest.
“Nou, zegt hij. Jij komt zo te zien ook van buiten, met je kalender, net als ik, en ik heb het ook langzaam allemaal door moeten krijgen, de geheimen van Vastelaovend.”
Carnaval wordt gevierd voordat de vastentijd begint, waarbij men vroeger geen vlees meer at. Het begrip komt uit het Latijn en betekent afscheid van het vlees.
“Ik hoor hem zeggen: Afscheid nemen kan alleen van iets dat bij je is geweest.”
Deze tweede wijsheid van de pater komt pas bladzijden later. Terwijl Ralph over het ene nadenkt, vliegen zijn gedachten naar huis. Voor het eerst in vijf jaar is hij een nacht niet thuis. Hij maakt zich zorgen over Sara, de moeder van vier kinderen waarvan de jongste tweeling, die niets kunnen horen en zien. De oudste dochter lijdt haar eigen pijn omdat de twee zusjes meer aandacht vragen dan zij in een heel jaar. Ralph heeft liefde voor de kinderen, die hun echte vader niet had. Hij voelt waar het pijn doet. Voortdurend kan Ralph wat hij hoort en ziet verbinden met thuis of met herinneringen van langer geleden, toen hij een eenzaam schipperskind was. Dat is zijn redding, zijn schippersbenen houden hem overeind in de deining van het feest. Zo wordt deze carnavalsnacht behalve een feest van loslaten en even de tijd vergeten, voor Ralph een zoektocht naar zichzelf, naar een moment van keuzes maken. Waar komt de veerman aan als de nacht voorbij is?
Naar de overkant van de nacht is niet zo’n dik boek, 175 bladzijden en heeft zoals een echt carnavalsboek betaamt 11 hoofdstukken. Als lezer zit je in het hoofd van Ralph en verloopt het springen tussen het hier en het nu, het vroeger en thuis chaotisch. Het is een stuiterbal die zijn hoofd tetst. Het past perfect bij een uitbundige carnavalsviering, waarbij vieren en filosoferen hand in hand gaan.
Liedjes zijn vaak in het dialect opgeschreven, als je hardop leest dan merk je wel wat het betekent. Het ritme van de zinnen zit ook in de rest van het verhaal. Zo toont het boek dat carnaval vieren vooral voelen is en dan niet alleen geraakt wordt in het hart, maar juist in die tastzin; het fysieke. Daarbij wordt veel gedronken. Ralph houdt zijn biertjes bij op een scheurkalender. Gek genoeg lijden zijn gedachten daar niet onder, maar dat de geest van Ralph openstaat, merkt de lezer door de vele associaties die het verhaal maakt. Een kind wat speelt met een kraan, een Latijnse naam van een kraanvogel, het dansen van een kraanvogel en Ralphs levensloop leiden je steeds verder het boek in. Een aantal termen in de dialect worden uitgelegd, zoals het woord peske voor kostuum, wat weer anders is dan een pak voor mensen op kantoor of een pak voor de koffie, dat ooit viel in de supermarkt en zo kwam Ralph weer in contact met Sara. Er lijkt er geen deksel te zitten op wat er in het hoofd van Ralph om kan gaan. De schrijver associeert sterk met taal en muziek, met kostuums, vogels en beroepen. Ralph maakt een hele toer langs diverse kroegen in Venlo en verschillende groepen mensen. Ieder moment, elk gesprek lijkt iets los te maken en helpt Ralph om zichzelf te vinden. Niet alle associaties zullen door de lezer worden opgepakt. Het krachtige van deze roman is dat de beelden en de woorden die Ralph in zijn relaas weergeeft, bij lezers verschillende reacties zullen oproepen. Zo is het alsof de lezer zelf aanwezig is tijdens de carnavalsnacht en zijn eigen ontdekkingen doet.
1
Reageer op deze recensie