Meer dan 5,4 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×
Lezersrecensie

Oedipus op zijn kop

Archimysticus 22 april 2024
In overeenstemming met de titel van Goethe's autobiografie Verdichtung und Wahrheit weet je bij het lezen van Boudewijn Büchs boeken nooit helemaal precies wat verzonnen en wat werkelijk is. Feit en fictie willen bij hem nog wel eens door elkaar lopen, niet alleen in zijn boeken, maar ook in zijn echte leven. Jarenlang hield hij bij vrienden het verhaal staande dat hij een zoon van vlees en bloed had, die model zou hebben gestaan voor de jongen in zijn roman De kleine blonde dood. Pas na Büchs dood werd duidelijk dat het niet ging om zijn eigen zoon maar om de zoon van een bevriend stel met wie hij bevriend was en met wie hij wel eens uitjes ondernam. Toch beweerde hij tegen een ieder die het maar wilde horen dat de jongen zijn zoon was.

Na het overlijden van Büch is daar veel over te doen geweest in de media. Mensen spraken er in het ergste geval schande van of vonden het op zijn minst bevreemdend. Als we het zieleknijperig willen duiden dan is het mogelijk dat het in zijn geval ging om een geestelijke aandoening die in de psychiatrische literatuur ook wel wordt omschreven als mythomanie of pseudologia phantastica (confabuleren), de wat ziekelijke neiging om er maar op los te fantaseren en bij familie, vrienden en bekenden verzonnen verhaaltjes op te dissen. Büch had wel meer van die geestelijke hang ups en kronkels.

De vraag is alleen of het erg is. Mij lijkt het juist wel creatief als iemand de werkelijkheid niet zo nauw neemt, mits het niet ontaardt in zwendel en zelfverrijking. Kun je dat goed dan ben je een woord- en fantasiekunstenaar, lijkt me. Je kunt zoiets ook scharen onder de noemer 'kleurrijk persoon'. Veel kroegverhalen zijn ook verzonnen of op zijn minst aangedikt, maar daarom nog niet minder leuk. Iedereen stelt zijn leven altijd veel rooskleuriger voor dan het in werkelijkheid is. Zoiets is niet meteen immoreel of 'ziekelijk'. Ook zou je filosofisch kunnen stellen dat onze hele levensloop maar 'een verhaal' is ook al is het echt gebeurd en dat ook onze perceptie van dat verhaal wel eens bezijden de waarheid kan zijn zodat 'de feiten' verkleurd kunnen zijn. Men wil altijd zo graag weten 'hoe het zit', maar weten we dat eigenlijk wel? Vertel maar eens een verhaal door aan een rijtje mensen. Op het eind komt het verhaal er altijd heel anders uit.

In de Bocht van Berkhey staan twee thema's centraal die nauw met elkaar zijn verweven. Het ene thema is de verloren glans van de kindertijd, een thema dat we in de poëzie het beste kennen van de Engelse dichter Wiiliam Wordsworth, die in zijn gedicht Intimations of Immortality die glans van de kindertijd het beste heeft beschreven. Als we kind zijn kunnen we de wereld nog in al zijn extatische schoonheid waarnemen, als alles nog is gehuld in celestial splendor en er nog geen filter zit tussen het kind en de goddelijkheid van de schepping. Het kind is zich er weliswaar niet van bewust maar toch voelt hij het de intensiteit der dingen feilloos aan. Pas in onze herinnering worden we ons bewust van hoe prachtig en ontroerend we alles waarnamen in onze jeugd. Daarom zijn we vervuld van constante nostalgie naar onze kindertijd. Heel het werk van Büch is een constante poging om die 'celestial splendor' weer bij zichzelf en bij de lezer op te roepen. Búch is daarmee meer dichter dan prozaïst, meer een extatisch romanticus dan een koel en afstandelijk waarnemer en beschrijver.

Nauw vervlochten met dat thema is het thema van de vaderbinding. Dankzij zijn vader leert de hoofdpersoon van deze roman de celestial splendor van het duinlandschap rond Oppidum (Wassenaar) kennen. Zijn vader wekt zijn liefde en interesse voor de natuur (vlinders) op. Zijn vader brengt hem in contact met Goethe en met boeken. Alles wat Winkler Brockhaus later is geworden heeft hij te danken aan zijn vader. Hij adoreert en idealiseert hem, ondanks dat hij ook weet heeft van zijn mindere kanten.

Je zou de vader dan ook de tweede hoofdpersoon in deze roman kunnen noemen, misschien literair gezien nog interessanter dan de hoofdpersoon Winkler zelf. Büch schildert hem af in al zijn gelaagdheden en contrasten. Hij maakt hem nog interessanter door zijn leven en zijn karakter in allerlei schimmigheden en raadsels te hullen. Je gaat je bij het lezen steeds meer afvragen wie die man toch was en wat voor een programma hij er op nahield. Hij heeft iets moois en ontroerends door de liefde voor zijn zoon, voor de natuur en voor schoonheid, maar tegelijkertijd heeft hij ook iets duisters en diabolisch, niet alleen vanwege zijn driftbuien en zijn losse handjes, maar ook vanwege 'een diep geheim' waar je als lezer maar geen vat op kunt krijgen.

Op geen enkel moment vertelt Búch/Brockhaus je wat hij nu precies voor een soort verhouding had met zijn vader. Hij laat je denken dat het een tedere vader/zoon relatie was waarbij hij zijn zoon hielp, beschutte, koesterde en opleidde tot het waarderen van mooie dingen. Toch laat hij je steeds gissen dat er iets meer aan de hand moet zijn dan prachtige, onbaatzuchtige ouderliefde. Zo neemt hij zijn zoon mee om 's nachts naakt te gaan zwemmen op het strand. Daar hoeft je niets achter te zoeken, maar je gaat wel denken: welke vader doet zoiets? Ook neemt de vader de jonge Winkler een aantal keren mee om 'de vuurtoren' in Scheveningen te gaan bekijken. Vandaar uit is 'het perspectief' op Oppidum 'geheel anders'. Ook dat zou je gewoon als een feitelijke beschrijving van een feitelijk uitje kunnen opvatten als Búch niet zelf – bij monde van een vuurtorenwachter op Helgoland – zou suggeren dat hier sprake is van een Freudiaans symbool. “Alle bezoekers van vuurtorens hebben iets met hun vader”., zegt de vuurtorenwachter. Winkler Brockhaus wijst die interpretatie cynisch en woest van de hand, maar toch blijft deze interpretatie hangen in je hoofd als je verder leest. Ook doet dat 'andere perspectief' sterk denken aan Gerard Reve's opmerking in de Avonden dat je 'schroeven ook de andere kant op kunt draaien', wat zoveel kan/wil zeggen: er is ook een andere erotiek mogelijk dan de gangbare. Zo zit deze roman vol met dat soort suggesties en toespelingen, dat er iets meer aan de hand was dan alleen een innige vader/zoon verhouding, ja, dat er sprake was van erotische intimiteit tussen vader en zoon.

Zo staat er op blz. 169 'Mijn vader heeft één keer in het allergeheimste (sic: wat is daar gebeurd dan?) stukje duin dat we kenden gezegd: ik ben op een bepaalde manier de grote Duitse Dichter en dan ben jij mijn Frits, mijn Fritzchen'. Nu weten we van deze jonge Fritz von Stein dat hij in bed sliep met Goethe en ook weten we genoeg van de voorliefde van Goethe voor de Oude Grieken dat hij zeker de Griekse liefde wel eens heeft willen uitproberen. Kortom: het valt te vermoeden dat Goethe een pederastische relatie met de jonge Frits had, alhoewel het nooit met zoveel woorden wordt gezegd. Net zo min als Winkler het met zoveel woorden over zijn vader zegt.

Het thema van de obsessie van de zoon voor zijn vader wordt zo krachtig en diepgaand besproken in meerdere romans van Búch dat het wel moet teruggaan op werkelijke gebeurtenissen. Hoewel..., zeker weten doe je het nooit, dat is waar. Büch zou kunnen beweren dat het een literaire kunstgreep is en dat het is ingegeven door het bericht van Fritz in zijn dagboeknotitie over 'de Duitse Dichter'. Dat hij zijn vader literair gemodelleerd heeft naar Goethe. Als dat het geval is dan is het niet minder knap bedacht en dan zou het Búch tot een nog meestelijker schrijver maken dan hij al was. Hij zou mij alleen niet overtuigen, denk ik. Het lijkt mij dat er iets meer aan de hand was dan louter Verdichtung. Het zou ook verklaren waarom de vader de ouderlijke macht over zijn zoon uiteindelijk is ontzegd op voorspraak van de moeder. Dat moet dan niet alleen op grond van 'losse handjes' zijn vastgesteld. Gewelddadig richting zijn zoon Winkler was de vader nooit. Wellicht wel naar zijn andere zonen toe.

Niet alleen wordt de vader in het boek met veel literaire contrasten geschilderd maar ook wordt zijn levensloop in raadselen gehuld, wat zijn persoon betreft. Ook in het echt vertelde Búch over zijn vader dat hij 'een Poolse of Duitse jood was die moest vluchten voor het naziregime en die zich later in Engeland bij de RAF aanmeldde om Duitse steden te kunnen bombarderen'. Niets van dat alles is ooit door historisch onderzoek als waar aangetoond. Het ziet er naar uit dat Büch senior gewoon een Haags gemeente ambtenaar is geweest, wel met joodse genen, dat wil ik graag geloven. Boudewijn Büch had ongetwijfeld met al zijn genialiteit, zijn tegenstrijdigheden en neuroses iets joods. Dat moet hij van zijn vader hebben geërfd. Wellicht was senior door oorlogservaringen getekend en heeft zijn zoon dat tot een verhaal gemaakt 'dat hij Duitse steden wilde bombarderen'.

Het knappe van de roman is dat het de inversie van het Oedipus thema is. In plaats van zijn vader te doden en met zijn moeder te trouwen, zoals in de oorspronkelijke versie van Sophocles, 'doodt' Winkler zijn moeder door haar te haten en haar af te schilderen als een nietszeggend huissloofje en 'trouwt' hij zijn vader door in de meest liefdevolle en intieme bewoordingen over hem te spreken. Als Winkler met iemand had willen trouwen dan was het zijn vader wel. Getekend en getraumatiseerd door hun relatie was hij allerminst. Dat is de schoonheid van deze roman: maar weinig zonen kunnen zoiets over hun vader vertellen. Daarom brengt deze roman iets geheel nieuws en gaan we dingen in een ander perspectief bekijken. Als dat je lukt als schrijver dan ben je met je roman geslaagd.

Reageer op deze recensie

Meer recensies van Archimysticus