Lezersrecensie
Krachtig complot
Over de samenzwering rond de moord op president John F. Kennedy is een bibliotheek vol geschreven. Michiel Janzen is erin geslaagd met De Nazimoord op JFK een smakelijk en boeiend scenario toe te voegen. In een race tegen de klok geeft hij gezichten aan de mysterieuze schutters en schetst een krachtig en geloofwaardig alternatief voor de toedracht van deze liquidatie.
De moord op JFK spreekt tot op de dag van vandaag tot de verbeelding. Hoewel de officiële lezing is dat Harvey Lee Oswald de president op 22 november 1963 doodschoot, circuleren sinds die dag in Dallas de wildste complottheorieën. Van machtige maffiafamilies en Amerikaanse geheime diensten tot Russische en Cubaanse veiligheidsdiensten wordt inmenging toegedicht.
Janzen (1967) gelooft zelf dat er meer aan de hand was op die novemberdag op Dealey Plaza en noemt het Warren-rapport met daarin de officiële lezing in zijn verantwoording een “farce”. Met name de speculaties over het aantal schutters, dat betrokken moet zijn geweest bij de aanslag, voeden zijn verbeelding.
In De Nazimoord op JFK draait het om die hypothetische scherpschutters en hoe ze betrokken raakten bij de aanslag. Dat begint eigenlijk al in 1948, wanneer Amerikaanse militairen nazi-commando Otto Skorzeny uit de gevangenis halen. Over deze luitenant-generaal van de Waffen-SS schreef de in Noord-Brabant geboren auteur eerder al de Skorzeny-trilogie. Dit boek staat helemaal los van die WOII-trilogie en is geen vervolg: hier is Hitler wél dood.
Skorzeny woont begin jaren ’60 in het Spaanse Madrid van generaal Franco, waar hij zich bezighoudt met tal van schimmige intellligence-zaken in het Midden-Oosten. De Amerikaanse inlichtingendiensten krijgen hier lucht van en manipuleren en huren hem in voor de moord op JFK. In vier delen per jaar – 1948, 1960, 1962 en 1963 – telt de schrijver af naar die roemruchte aanslag.
Het boek voelt als een spannende reis in de tijd door de manier waarop Janzen die eerste jaren van de 60s in zijn volle omvang neerzet. Het hele geopolitieke speelveld brengt hij van Cubacrisis tot de mislukte aanslag op De Gaulle en de toenemende schermutselingen in Vietnam nauwkeurig in kaart. De oplopende spanningen in het Witte Huis, de machtsspelletjes in Washington, DC en de onrust in de Amerikaanse samenleving zijn trouw aan het verleden weergegeven.
Deze realistische geschiedenis vervlecht Janzen formidabel en naadloos met zijn verbeelding. Skorzeny’s zoektocht naar een team voor de klus binnen zijn oude nazi-netwerk voert door Europa in opbouw en brengt hem tot op Elm Street. Tegelijkertijd prept de auteur in New York de rechercheurs Frank Becker en Gus Sandt voor hun race tegen de klok om de aanslag op JFK te voorkomen.
Daarbij heeft hij het jargon van zijn setting goed in de vingers: organisaties en situaties zijn niet onnodig en onhandig vertaald en hier en daar valt een Duitse of Amerikaanse uitspraak. Allesbehalve hinderlijk zorgen deze vreemde woorden voor couleur locale en brengen het verhaal geloofwaardig verder tot leven.
Janzen heeft zijn boek opgedragen aan Clint Hill, de secret-serviceman die op 22 november 1963 achterop de limousine sprong om de 35e President van Amerika en zijn First Lady met lijf en lede te beschermen. “(…) de enige die wakker was”, schrijft hij en lijkt hiermee zijn ongeloof over de loop van deze geschiedenis te betuigen.
Boeken lezen over JFK – fictie en non-fictie – is wat apart omdat ze zonder uitzondering toewerken naar dat ene fatale moment op Dealey Plaza in Dallas. Ook Janzen ontkomt er niet aan. Hoewel de afloop vast staat, weet hij een boeiend en geloofwaardig alternatief voor de toedracht te presenteren. Via dynamische dialogen en aftellen naar de aanslag via datum en tijdsaanduiding in de hoofdstuktitels – Dallas TX, 22 november 1963 11:56 uur – heeft het verhaal vaart en loopt de spanning op. Daarbij blijft het door details als de verijdelde aanslag van Richard Paul Pavlick in 1960 boeiend tot het eind. Ook voor de doorgewinterde JFK-lezer.
De moord op JFK spreekt tot op de dag van vandaag tot de verbeelding. Hoewel de officiële lezing is dat Harvey Lee Oswald de president op 22 november 1963 doodschoot, circuleren sinds die dag in Dallas de wildste complottheorieën. Van machtige maffiafamilies en Amerikaanse geheime diensten tot Russische en Cubaanse veiligheidsdiensten wordt inmenging toegedicht.
Janzen (1967) gelooft zelf dat er meer aan de hand was op die novemberdag op Dealey Plaza en noemt het Warren-rapport met daarin de officiële lezing in zijn verantwoording een “farce”. Met name de speculaties over het aantal schutters, dat betrokken moet zijn geweest bij de aanslag, voeden zijn verbeelding.
In De Nazimoord op JFK draait het om die hypothetische scherpschutters en hoe ze betrokken raakten bij de aanslag. Dat begint eigenlijk al in 1948, wanneer Amerikaanse militairen nazi-commando Otto Skorzeny uit de gevangenis halen. Over deze luitenant-generaal van de Waffen-SS schreef de in Noord-Brabant geboren auteur eerder al de Skorzeny-trilogie. Dit boek staat helemaal los van die WOII-trilogie en is geen vervolg: hier is Hitler wél dood.
Skorzeny woont begin jaren ’60 in het Spaanse Madrid van generaal Franco, waar hij zich bezighoudt met tal van schimmige intellligence-zaken in het Midden-Oosten. De Amerikaanse inlichtingendiensten krijgen hier lucht van en manipuleren en huren hem in voor de moord op JFK. In vier delen per jaar – 1948, 1960, 1962 en 1963 – telt de schrijver af naar die roemruchte aanslag.
Het boek voelt als een spannende reis in de tijd door de manier waarop Janzen die eerste jaren van de 60s in zijn volle omvang neerzet. Het hele geopolitieke speelveld brengt hij van Cubacrisis tot de mislukte aanslag op De Gaulle en de toenemende schermutselingen in Vietnam nauwkeurig in kaart. De oplopende spanningen in het Witte Huis, de machtsspelletjes in Washington, DC en de onrust in de Amerikaanse samenleving zijn trouw aan het verleden weergegeven.
Deze realistische geschiedenis vervlecht Janzen formidabel en naadloos met zijn verbeelding. Skorzeny’s zoektocht naar een team voor de klus binnen zijn oude nazi-netwerk voert door Europa in opbouw en brengt hem tot op Elm Street. Tegelijkertijd prept de auteur in New York de rechercheurs Frank Becker en Gus Sandt voor hun race tegen de klok om de aanslag op JFK te voorkomen.
Daarbij heeft hij het jargon van zijn setting goed in de vingers: organisaties en situaties zijn niet onnodig en onhandig vertaald en hier en daar valt een Duitse of Amerikaanse uitspraak. Allesbehalve hinderlijk zorgen deze vreemde woorden voor couleur locale en brengen het verhaal geloofwaardig verder tot leven.
Janzen heeft zijn boek opgedragen aan Clint Hill, de secret-serviceman die op 22 november 1963 achterop de limousine sprong om de 35e President van Amerika en zijn First Lady met lijf en lede te beschermen. “(…) de enige die wakker was”, schrijft hij en lijkt hiermee zijn ongeloof over de loop van deze geschiedenis te betuigen.
Boeken lezen over JFK – fictie en non-fictie – is wat apart omdat ze zonder uitzondering toewerken naar dat ene fatale moment op Dealey Plaza in Dallas. Ook Janzen ontkomt er niet aan. Hoewel de afloop vast staat, weet hij een boeiend en geloofwaardig alternatief voor de toedracht te presenteren. Via dynamische dialogen en aftellen naar de aanslag via datum en tijdsaanduiding in de hoofdstuktitels – Dallas TX, 22 november 1963 11:56 uur – heeft het verhaal vaart en loopt de spanning op. Daarbij blijft het door details als de verijdelde aanslag van Richard Paul Pavlick in 1960 boeiend tot het eind. Ook voor de doorgewinterde JFK-lezer.
1
Reageer op deze recensie