Meer dan 5,4 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×
Lezersrecensie

De baboesjka van Huff

FamkeLaLiseuse 26 juni 2022
‘Wat je van bloed weet’ is een interessant boek voor ouders van opgroeiende kinderen. Op soms pijnlijke en schurende manier laat Philip Huff zien hoe belangrijk een warm en fijn thuis is om kinderen te laten gedijen en evenwichtig op te groeien. Of eigenlijk wat een onveilige thuissituatie met je doet, hoe dat je vormt en een leven lang bij je blijft.

Zelf noemt Huff het een ‘kakkerstragedie’. Alle ingrediënten voor een gelukkige jeugd lijken aanwezig: vader, moeder, zus en twee broers bij elkaar in een vrijstaand huis in het Gooi. Het is Laren, scooter, hockeyclub, VWO, vakanties naar het buitenland, corps; geprivilegieerd zeggen we dan. Maar dat is dus allemaal schone schijn. Na veertien jaar schrijven en schaven ontmantelt Huff die facade. ‘Ik wilde iets zeggen over mijn jeugd wat waarachtig voelde en ik wilde pas stoppen als dat - naar mijn idee - gelukt was.”

Een biografische inkijk in zijn jeugd geeft Huff overigens niet. ‘Wat je van bloed weet’ is gebaseerd op mensen en gebeurtenissen uit zijn leven, maar het is een roman en de karakters zijn fictief, stelt hij nadrukkelijk in het nawoord. Hij houdt zo de regie in handen van wat hij wil delen met de buitenwereld en heeft de vrije hand om karakters te vormen.

Vanaf de eerste pagina trekt Huff je een verhaal in van dreiging, agressie, verwaarlozing en vernedering. Een jongen ligt met zijn jongere broertje in bed, in de gang liggen scherven van een gebroken vaas. Voor dat broertje Alex voelt hij zich verantwoordelijk, al drukt die zorg naar mate hij ouder wordt steeds zwaarder op zijn schouders. “Je broertje geeft je het gevoel dat je naar huis moet komen en vooral: thuis moet blijven. Dat je voor hem een thuis moet zijn. Maar jij wil én kunt ergens anders zijn. Waar het licht en stil is en veilig”, vertelt hij aan zichzelf als jochie in groep 8.

Onverbloemd en in klare taal verhaalt Huff over een onveilig thuis. De ouders - hij noemt ze steevast bij hun voornamen Peter en Annabelle niet papa en mama - ruziën en vechten zelfs geregeld fysiek met elkaar. Veel aandacht en interesse voor de kinderen is er niet. En soms zijn de ouders gewoon ronduit wreed richting hun kroost. De knuffel van 7-jarige Alex wordt door zijn moeder afgepakt en verbrand omdat hij er volgens haar te groot voor is geworden.

Gaandeweg resulteert deze thuissituatie in vluchtgedrag en agressie bij de opgroeiende jongen. Hij gaat bij gelegenheid zijn vader te lijf en slaat ook het studerende vriendje van zijn vriendin neer. In zijn studententijd vlucht hij in ‘zooien’ met feuten. Wanneer als adolescent ongewild zijn relatie met Cato door dit gedrag in gevaar komt, besluit hij hulp te zoeken. “Woede is verdriet. Verdriet vraagt om troost, troost vraagt om aandacht en aandacht vereist dat iemand je opmerkt. Verdriet moet zo dus erkend worden om te helen”, stelt zijn psycholoog.

Die troost en aandacht gaat hij niet krijgen van wie een kind dat in de eerste plaats moet krijgen: zijn ouders. Die bagataliseren de situatie, zijn zelf niet gelukkig en houden hun kinderen de offers voor die zij zelf hebben moeten maken voor het welvarende leven dat ze leiden. Ook broertje en zus kunnen hem hierin niet helpen. Alex belandt zelf getraumatiseerd in een kliniek en zijn oudere zus Emily heeft ‘negeren’ en wegkijken als overlevingsstrategie.

Voor hem rest daarom niets anders dan zelf met zijn jeugd te dealen: “Om tot een andere manier van kijken te komen. (…) Want het kan natuurlijk niet dat de angst van een vierjarig kind je leven bepaalt,” aldus de psycholoog, die daarmee aan de kern van Huff’s verhaal raakt. De ervaringen van zijn jeugd zitten in hem en draagt hij voor altijd met zich mee.

De blijvende impact van zijn jeugd ziet de verteller zelf ook, wanneer hij als volwassen man door de goeddeels ontruimde ouderlijke woning dwaalt: “Dit huis. Waar je tot je achttiende woonde, je verjaardagen vierde. En elk kind, ieder jaar weer volgelopen met ervaringen, leeft nog steeds in je, net als het kind van het jaar daarvoor en het jaar daarvoor - als de poppetjes van een matroesjka. En elke grotere pop is sterk genoeg om het verdriet van de kleinere pop op te nemen, het een plek te geven.”

Die metafoor van de matroesjka hanteert Huff om zijn verhaal op te bouwen: hij begint bij de versie van zijn jonge zelf van een jaar of zeven - het kleinste poppetje - en maakt stappen in de tijd naar oudere gedaanten: van groep 8 naar halverwege de middelbare school, naar zijn eerste studentenjaren tot de ‘grote pop’ van de volwassen man. Daarbij gebruikt hij de ‘je’-vorm als ware hij de hele geschiedenis aan zijn jongere zelf vertelt. En waarmee hij dat bange jochie alsnog een arm om de schouder lijkt te slaan en de benodigde troost biedt. Ik zie je.

Door als volwassene de jongere ‘poppetjes’ te zien en toe te spreken, legt Huff de verantwoordelijkheid voor zijn jeugd daar waar hij hoort te liggen: hij haalt het weg bij kinderen en legt het bij volwassenen. Het pakkende verhaal leest zo ook als een soort waarschuwing: besef het belang en de waarde van de rol (en taak) die je als ouders hebt. Met deze aanpak heeft Huff een aangrijpend boek geschreven dat een aanrader is voor alle ouders van opgroeiende kinderen.

Reageer op deze recensie

Meer recensies van FamkeLaLiseuse