Lezersrecensie
de perfecte roman
Men zou, als men zich tot zulke overdrijvingen wil laten verleiden, kunnen zeggen dat deze roman een glimp biedt van wat men onder perfectie zou willen verstaan — en ik aarzel niet dat woord te gebruiken, al weet ik hoe gevaarlijk het is om in de literatuur van perfectie te spreken, omdat men dan meteen het wantrouwen van de lezer wekt, en wellicht terecht. En toch, juist door zijn eenvoud van opbouw, door dat lineaire, bijna argeloze verloop van de tijd, waarin de hoofdstukken elkaar opvolgen zoals dagen in een leven, en waarin niets ingewikkelder lijkt dan het wachten dat zich van begin tot eind uitstrekt, bereikt hij dat wat men vaak zoekt in kunst: de illusie dat men dit alles zelf zou hebben meegemaakt.
En het is waar, zoals altijd bij Marías, dat het slot — dat men niet wil voorspellen en dat men, zelfs al zou men het willen, niet zou kunnen voorzien — op zijn beurt een soort valstrik vormt, een list die de schrijver al van meet af aan heeft klaargelegd zonder dat wij het merkten, zoals men een zin uitspreekt waarvan men de betekenis pas jaren later begrijpt. Dat is de kracht van zijn techniek: de terugkerende frases, de zinnen die, toen ze voor het eerst verschenen, ons raadselachtig, bijna irritant ondoorgrondelijk voorkwamen, blijken bij hun herhaling te gloeien van betekenis, alsof zij in de tussentijd door onze eigen herinnering, en misschien ook door ons ongeduld, zijn opgeladen.
En dan is er nog het werk van de vertaler, dat men niet zomaar mag vergeten, want hier is de stem van de auteur, die zo onmiskenbaar en zo weerbarstig is, behouden gebleven — een stem die niet eenvoudig over te brengen valt, juist omdat ze zo omzichtig en meanderend spreekt, alsof ze voortdurend zichzelf betrapt en corrigeert.
Dit is geen boek voor hen die verlangen naar onmiddellijke bevrediging, noch voor hen die denken dat literatuur een speeltje is om de tijd te doden; het is niet geschreven voor kinderen of voor die eeuwige pubers die de wereld bevolken en die in aantal maar schijnen toe te nemen. Het is, integendeel, een roman die zijn lezers langzaam selecteert, zoals iemand die bij de deur van zijn huis wacht en slechts enkelen binnenlaat, terwijl de menigte buiten blijft staan, ongeduldig en onwetend over wat zich achter de muren afspeelt.
En het is waar, zoals altijd bij Marías, dat het slot — dat men niet wil voorspellen en dat men, zelfs al zou men het willen, niet zou kunnen voorzien — op zijn beurt een soort valstrik vormt, een list die de schrijver al van meet af aan heeft klaargelegd zonder dat wij het merkten, zoals men een zin uitspreekt waarvan men de betekenis pas jaren later begrijpt. Dat is de kracht van zijn techniek: de terugkerende frases, de zinnen die, toen ze voor het eerst verschenen, ons raadselachtig, bijna irritant ondoorgrondelijk voorkwamen, blijken bij hun herhaling te gloeien van betekenis, alsof zij in de tussentijd door onze eigen herinnering, en misschien ook door ons ongeduld, zijn opgeladen.
En dan is er nog het werk van de vertaler, dat men niet zomaar mag vergeten, want hier is de stem van de auteur, die zo onmiskenbaar en zo weerbarstig is, behouden gebleven — een stem die niet eenvoudig over te brengen valt, juist omdat ze zo omzichtig en meanderend spreekt, alsof ze voortdurend zichzelf betrapt en corrigeert.
Dit is geen boek voor hen die verlangen naar onmiddellijke bevrediging, noch voor hen die denken dat literatuur een speeltje is om de tijd te doden; het is niet geschreven voor kinderen of voor die eeuwige pubers die de wereld bevolken en die in aantal maar schijnen toe te nemen. Het is, integendeel, een roman die zijn lezers langzaam selecteert, zoals iemand die bij de deur van zijn huis wacht en slechts enkelen binnenlaat, terwijl de menigte buiten blijft staan, ongeduldig en onwetend over wat zich achter de muren afspeelt.
1
Reageer op deze recensie