Lezersrecensie
Eigentijdse hervertelling van Descartes' filosofie
‘De originelen’ is een nieuwe filosofische reeks waarbij eigentijdse denkers in de huid kruipen van de grootste filosofische denkers uit de geschiedenis van de filosofie. Deze keer richt men zich niet op de belangrijkste wapenfeiten alleen van deze denker, maar wendt men zich tot het oorspronkelijke denkwerk. Het eerste boekje in deze serie is ‘Ik denk dat ik ben’ van Coen Simon waarbij hij het werk ‘De Meditaties’ van René Descartes hervertelt.
Het boek start zonder enige inleiding waardoor ik zelf eerst wat opzoek over het oorspronkelijke werk van Descartes. Het originele boek is onderverdeeld in zes meditaties (verspreid over zes dagen). Het is grotendeels metafysisch van aard waarbij Descartes op zoek gaat om het bestaan van God en de onsterfelijkheid van de ziel te bewijzen. Niet echt het soort onderwerp dat mijn interesse draagt maar eigenlijk weet ik weinig over Descartes’ filosofie, dus geef ik dit boek een kans om een beter beeld te krijgen.
Dit boek is eveneens verdeeld in zes meditaties, verspreid over zes dagen. Coen hervertelt het verhaal van Descartes, logisch dus. Hij neemt geen eigen standpunt in maar brengt het originele werk in eigentijdse bewoordingen zodat het toegankelijker wordt voor de hedendaagse lezer.
Bij de eerste meditatie staat de auteur (Coen al dan niet Descartes) stil bij de vele luchtkastelen die zijn opgebouwd gedurende zijn leven, waaronder de vele onware meningen. Daarbij stelt hij zichzelf de vraag in hoeverre zintuigen betrouwbaar zijn. Kunnen we ooit verder komen dan te weten dat we niets weten? Of is het gewoon heerlijker om niet te weten?
In de tweede meditatie komt de schrijver tot het besluit ‘ik denk, ik besta’ en dan volgt onvermijdelijk de vraag ‘Wie ben ik dan?’. Het blijft onzeker wat ontspringt aan onze verbeelding, wat bedrog is en wat harde realiteit is. Denken zonder te verbeelden, dat is wat de auteur probeert tijdens deze meditatie ronde, waarbij denken inhoudt zowel de ware als de onware kant van een zaak te zien.
In de derde meditatie vraagt de schrijver zich af of waarheid wel zijn echte doel is, en niet nabijheid. Want hij is pas echt van betekenis als een lezer zijn woorden leest. In het verlengde daarvan wil hij graag weten of God een schepping is van zijn geest of dat hij er niet kon zijn zonder God.
In de vierde meditatie komt hij tot het besef dat hartstochten (zoals woede, enthousiasme en ongeduld) hem beperken in zijn zoektocht naar de waarheid want ze beïnvloeden zijn stemming en het oordeelsvermogen. Echter, alleen de werkelijkheid en het oordeelsvermogen zijn in staat om de wil in toom te houden, maar dat is niet evident.
In de voorlaatste meditatie gaan de gedachten van de denker aan de haal met hem en trekt hij opnieuw alles in twijfel, om uiteindelijk toch weer enigszins tot een gelijkaardige conclusie te komen.
Op de laatste dag kijkt de auteur met een heldere blik naar de wereld om zich heen, alsof de verbeelding de realiteit in de weg heeft gestaan.
Helemaal op het einde van het boek komt Coen Simon met een korte beschrijving van het originele werk van Descartes.
Dit dunne boekje geeft een idee van de redenering die Descartes maakte bij zijn filosofie om tot de bekende zin ‘Ik denk dus ik ben’ te komen. De bewijsvoering of argumentatie is geschreven in een eigentijdse verwoording. In dat opzicht leest het boekje goed en behoorlijk vlot. Descartes’ gedachten echter waren abstract waardoor de tekst bijgevolg ook abstract en heel filosofisch is.
Via dit essay heb ik een duidelijker beeld gekregen van Descartes’ filosofie. Ook al zitten er soms zinnen of paragrafen in die een meerwaarde hebben, voor mij is dit onderwerp té filosofisch van aard waardoor het me minder aanspreekt. Toch kan ik Coen Simon daar niet op afrekenen want zijn uitgangspunt was de hervertelling van een bestaand gedachtegoed. Voor mij is het wel duidelijk geworden dat ik me niet zal verdiepen in de filosofie van Descartes.
Het boek start zonder enige inleiding waardoor ik zelf eerst wat opzoek over het oorspronkelijke werk van Descartes. Het originele boek is onderverdeeld in zes meditaties (verspreid over zes dagen). Het is grotendeels metafysisch van aard waarbij Descartes op zoek gaat om het bestaan van God en de onsterfelijkheid van de ziel te bewijzen. Niet echt het soort onderwerp dat mijn interesse draagt maar eigenlijk weet ik weinig over Descartes’ filosofie, dus geef ik dit boek een kans om een beter beeld te krijgen.
Dit boek is eveneens verdeeld in zes meditaties, verspreid over zes dagen. Coen hervertelt het verhaal van Descartes, logisch dus. Hij neemt geen eigen standpunt in maar brengt het originele werk in eigentijdse bewoordingen zodat het toegankelijker wordt voor de hedendaagse lezer.
Bij de eerste meditatie staat de auteur (Coen al dan niet Descartes) stil bij de vele luchtkastelen die zijn opgebouwd gedurende zijn leven, waaronder de vele onware meningen. Daarbij stelt hij zichzelf de vraag in hoeverre zintuigen betrouwbaar zijn. Kunnen we ooit verder komen dan te weten dat we niets weten? Of is het gewoon heerlijker om niet te weten?
In de tweede meditatie komt de schrijver tot het besluit ‘ik denk, ik besta’ en dan volgt onvermijdelijk de vraag ‘Wie ben ik dan?’. Het blijft onzeker wat ontspringt aan onze verbeelding, wat bedrog is en wat harde realiteit is. Denken zonder te verbeelden, dat is wat de auteur probeert tijdens deze meditatie ronde, waarbij denken inhoudt zowel de ware als de onware kant van een zaak te zien.
In de derde meditatie vraagt de schrijver zich af of waarheid wel zijn echte doel is, en niet nabijheid. Want hij is pas echt van betekenis als een lezer zijn woorden leest. In het verlengde daarvan wil hij graag weten of God een schepping is van zijn geest of dat hij er niet kon zijn zonder God.
In de vierde meditatie komt hij tot het besef dat hartstochten (zoals woede, enthousiasme en ongeduld) hem beperken in zijn zoektocht naar de waarheid want ze beïnvloeden zijn stemming en het oordeelsvermogen. Echter, alleen de werkelijkheid en het oordeelsvermogen zijn in staat om de wil in toom te houden, maar dat is niet evident.
In de voorlaatste meditatie gaan de gedachten van de denker aan de haal met hem en trekt hij opnieuw alles in twijfel, om uiteindelijk toch weer enigszins tot een gelijkaardige conclusie te komen.
Op de laatste dag kijkt de auteur met een heldere blik naar de wereld om zich heen, alsof de verbeelding de realiteit in de weg heeft gestaan.
Helemaal op het einde van het boek komt Coen Simon met een korte beschrijving van het originele werk van Descartes.
Dit dunne boekje geeft een idee van de redenering die Descartes maakte bij zijn filosofie om tot de bekende zin ‘Ik denk dus ik ben’ te komen. De bewijsvoering of argumentatie is geschreven in een eigentijdse verwoording. In dat opzicht leest het boekje goed en behoorlijk vlot. Descartes’ gedachten echter waren abstract waardoor de tekst bijgevolg ook abstract en heel filosofisch is.
Via dit essay heb ik een duidelijker beeld gekregen van Descartes’ filosofie. Ook al zitten er soms zinnen of paragrafen in die een meerwaarde hebben, voor mij is dit onderwerp té filosofisch van aard waardoor het me minder aanspreekt. Toch kan ik Coen Simon daar niet op afrekenen want zijn uitgangspunt was de hervertelling van een bestaand gedachtegoed. Voor mij is het wel duidelijk geworden dat ik me niet zal verdiepen in de filosofie van Descartes.
1
Reageer op deze recensie