Lezersrecensie
Al de details waaruit een beeld bestaat
“Toen ik de diagnose autisme kreeg, dacht ik in eerste instantie dat ik met al mijn overprikkeling zou leren omgaan. Toen dat niet het geval bleek, moest ik door een klein rouwproces. Ik weet inmiddels hoe ik een autistische burn-out kan voorkomen, maar ik loop nog steeds tegen grenzen aan – ik kom ze nu eenmaal eerder tegen dan ik zou willen.” Aan het woord is Bianca Toeps, die dagelijks druk in de weer is als fotografe, websiteontwikkelaar, blogger en schrijfster. Daarnaast is ze autist. Heeft ze autisme. Is ze iemand op het autistische spectrum. Daarover schreef ze ‘Maar je ziet er helemaal niet autistisch uit’, een boek waarin wetenschap en dagelijkse realiteit soms door elkaar en dan weer hand in hand lopen.
Een van de redenen waarom Toeps haar boek schreef, is ergernis. Ze ergert zich aan de vooroordelen die er leven tegenover autisten (gevoelloos, niet sociaal, in zichzelf gekkerd) en vind terecht dat er nood is aan meer kennis en inzicht in autisme. Daarin is overigens al een belangrijke stap gezet door autisme niet meer in talloos veel vakjes te stoppen, maar het te benoemen als een autismespectrumstoornis (ASS), wat een stuk adequater is dan bijvoorbeeld ‘Asperger’. Die laatste typering van autisme is overigens een verwijzing naar de Oostenrijkse kinderarts Hans Asperger, die zijn naam gaf aan de symptomen die hij in de jaren dertig en veertig van de vorige eeuw had bestudeerd (hij stelde bij door hem onderzochte kinderen ‘een gebrek aan inlevingsvermogen, weinig vaardigheden om vriendschappen te sluiten, eenzijdige conversatie, enorme belangstelling in bepaalde zaken en onhandige bewegingen’ vast).
Asperger krijgt in dit boek terecht duchtig op zijn donder van Toeps, want de kinderarts bleek een enthousiaste dienaar van het nazisme te zijn geweest. Door zijn toedoen werden bijna 800 kinderen vermoord in de Am Spiegelgrundkliniek bij Wenen, waar het euthanasieprogramma door de nazi’s werd uitgevoerd. De slachtoffers waren kinderen met autisme, een handicap of kinderen uit zogenaamde asociale gezinnen.
Een andere reden waarom ze aan dit boek begon, is het verschaffen van kennis en inzicht in wat autisme doet met de persoon die autisme heeft. Toeps werpt een verhelderend licht op haar eigen denk- en leefwereld en geeft tegelijkertijd een duidelijk beeld van de wereld zoals die door iemand met autisme wordt gepercipieerd. Autisten hebben het doorgaans moeilijk met het verwerken van prikkels, hun hersenen werken anders dan die van niet-autisten. Vandaar bijvoorbeeld de lastige omgang met sociale contacten. In dergelijke situaties krijgen autisten zodanig veel impulsen voorgeschoteld, dat ze er niet in slagen die meteen te verwerken. Dat gebeurt vaak in een later stadium, op een andere plaats, ergens waar ze zich thuis of gerust voelen en de stortvloed van impulsen een halt is toegeroepen. Niet-autisten zijn in staat zich te focussen en de ruis die ze beschouwen als niet-relevant te negeren. Autisten missen een dergelijke filter. Dat maakt dat ze het volledige beeld niet zien, maar wel al de details waaruit dat beeld bestaat.
‘Je ziet er helemaal niet autistisch uit’ biedt de lezer een kijkje in de leefwereld van iemand met autisme. Toeps zorgt ervoor dat de teneur van haar boek nergens te academisch wordt, ook niet in de stukken die wat meer verklaren en uitleggen. Haar stijl is op een leuke manier eigengereid, modern, vlot, humoristisch (ze stond erop dat ook de flauwe woordspelingen behouden bleven) en tegelijk toch ook informatief, met kennis van zaken en relevant. Dit is dan ook een aanrader voor eenieder die met autisme te maken heeft of er meer over wil weten zonder daarvoor meteen naar gespecialiseerde literatuur te moeten grijpen.
Een van de redenen waarom Toeps haar boek schreef, is ergernis. Ze ergert zich aan de vooroordelen die er leven tegenover autisten (gevoelloos, niet sociaal, in zichzelf gekkerd) en vind terecht dat er nood is aan meer kennis en inzicht in autisme. Daarin is overigens al een belangrijke stap gezet door autisme niet meer in talloos veel vakjes te stoppen, maar het te benoemen als een autismespectrumstoornis (ASS), wat een stuk adequater is dan bijvoorbeeld ‘Asperger’. Die laatste typering van autisme is overigens een verwijzing naar de Oostenrijkse kinderarts Hans Asperger, die zijn naam gaf aan de symptomen die hij in de jaren dertig en veertig van de vorige eeuw had bestudeerd (hij stelde bij door hem onderzochte kinderen ‘een gebrek aan inlevingsvermogen, weinig vaardigheden om vriendschappen te sluiten, eenzijdige conversatie, enorme belangstelling in bepaalde zaken en onhandige bewegingen’ vast).
Asperger krijgt in dit boek terecht duchtig op zijn donder van Toeps, want de kinderarts bleek een enthousiaste dienaar van het nazisme te zijn geweest. Door zijn toedoen werden bijna 800 kinderen vermoord in de Am Spiegelgrundkliniek bij Wenen, waar het euthanasieprogramma door de nazi’s werd uitgevoerd. De slachtoffers waren kinderen met autisme, een handicap of kinderen uit zogenaamde asociale gezinnen.
Een andere reden waarom ze aan dit boek begon, is het verschaffen van kennis en inzicht in wat autisme doet met de persoon die autisme heeft. Toeps werpt een verhelderend licht op haar eigen denk- en leefwereld en geeft tegelijkertijd een duidelijk beeld van de wereld zoals die door iemand met autisme wordt gepercipieerd. Autisten hebben het doorgaans moeilijk met het verwerken van prikkels, hun hersenen werken anders dan die van niet-autisten. Vandaar bijvoorbeeld de lastige omgang met sociale contacten. In dergelijke situaties krijgen autisten zodanig veel impulsen voorgeschoteld, dat ze er niet in slagen die meteen te verwerken. Dat gebeurt vaak in een later stadium, op een andere plaats, ergens waar ze zich thuis of gerust voelen en de stortvloed van impulsen een halt is toegeroepen. Niet-autisten zijn in staat zich te focussen en de ruis die ze beschouwen als niet-relevant te negeren. Autisten missen een dergelijke filter. Dat maakt dat ze het volledige beeld niet zien, maar wel al de details waaruit dat beeld bestaat.
‘Je ziet er helemaal niet autistisch uit’ biedt de lezer een kijkje in de leefwereld van iemand met autisme. Toeps zorgt ervoor dat de teneur van haar boek nergens te academisch wordt, ook niet in de stukken die wat meer verklaren en uitleggen. Haar stijl is op een leuke manier eigengereid, modern, vlot, humoristisch (ze stond erop dat ook de flauwe woordspelingen behouden bleven) en tegelijk toch ook informatief, met kennis van zaken en relevant. Dit is dan ook een aanrader voor eenieder die met autisme te maken heeft of er meer over wil weten zonder daarvoor meteen naar gespecialiseerde literatuur te moeten grijpen.
1
Reageer op deze recensie