Lezersrecensie
Futiele details om de waarheid te doorgronden
Een klein detail is een roman zoals je ze niet vaak leest. Compact, geschreven in zintuigelijke, beklemmende, weerbarstige taal en met zoveel gelaagdheid in betekenis dat je met elke herlezing weer nieuwe aspecten ontdekt. Het boek illustreert de eigen logica, ‘dat je concentreren op de meest futiele details, zoals stof op een bureau of vliegenpoepjes op een schilderij, de enige manier is om de waarheid te doorgronden.’ De fletse, grijze, slecht leesbare omslag van de Nederlandse vertaling is een slechte afspiegeling van de inhoud van dit boek. Want daarin broeit het en smeult het, daarin wisselen zinderende hitte en nachtelijke kilte elkaar af en worstelen personages met angst, wanhoop en ontreddering.
De woestijn
Ongenaakbaar rijst hij op in de eerste alinea van het boek: de woestijn. Met luchtspiegelingen, kale vlakten, verblindend licht en lichtgele zandduinen. ‘Verder was er helemaal niets behalve de grenzeloze weidsheid’ staat er in de eerste regels maar die constatering moet al snel worden genuanceerd. Want er blijkt heel veel gaande in die woestijn. In het Arabisch aangeduid met noen, qaaf, bah, in de Nederlandse vertaling met Negev, in de Engelse vertaling deels met Negev, deels met Naqab. In de twee delen waaruit ‘Een klein detail’ bestaat, is de woestijn tegelijk decor en personage en heeft grote invloed op de anonieme vertellers van beide delen. De woestijn neemt op en stoot af, laat zien en verbergt.
Roman in twee delen
In het eerste deel van de roman is de anonieme hij-verteller een legerofficier van een Israëlisch peloton dat in de woestijn zijn kamp heeft opgeslagen. Het tijdsverloop in dit deel wordt nauwkeurig aangegeven, van 9 tot en met 13 augustus 1949. De missie van het peloton is om de grens met Egypte te bewaken en het gebied te ‘zuiveren van infiltranten’. Na een paar dagen treffen ze een groepje autochtone bewoners bedoeïenen, aan die ze neerschieten, de mensen en hun kamelen. Een meisje dat in leven is gebleven, wordt meegenomen naar het kamp om daar later slachtoffer te worden van groepsverkrachting en moord. Ook de hond heeft het overleefd en zijn geblaf en gejank blijft het hele boek doorklinken.
In het tweede deel gaat een anonieme ik-verteller, een Palestijnse vrouw, op zoek naar de sporen die deze misdaad heeft achtergelaten. Ze wil het perspectief van het bedoeïenenmeisje proberen te achterhalen. Nu is de tijd niet precies aangegeven maar aangezien de vrouw de afscheidingsmuur tussen Ramallah en Jeruzalem passeert, speelt dit tweede deel zich begin 21e eeuw af. Wat wel gemarkeerd wordt is de aanleiding voor haar reis: een krantenbericht dat gaat over de misdaad in het legerkamp in 1949. Die gebeurde precies 25 jaar voor haar geboorte op 13 augustus 1949. Het wordt spannend voor de lezer als die weet dat de schrijver Adania Shibli op 13 augustus 1974 is geboren.
Want Een klein detail is geen autobiografie en de schrijver en de vrouwelijke verteller vallen niet samen. Shibli kruipt net zo goed in de huid van de hij-verteller in het eerste deel als in die van de ik-verteller in het tweede. De twee delen zijn ook niet alleen oorzakelijk of historisch verbonden, ze behandelen veel meer de dynamiek tussen bezetters en burgers die leven onder bezetting, tussen kolonisten en autochtone bewoners. En die dynamiek heeft in ruim 75 jaar veel verschillende gedaanten gekregen maar heeft ook iets van een ritueel kat- en muisspel dat zich eindeloos blijft herhalen. Of zoals de Palestijnse vrouw het zegt: ‘Zoals onkruid dat je uit de grond trekt en dan denk je dat er voorgoed vanaf bent en datzelfde onkruid groeit dan precies een kwart eeuw later weer precies op dezelfde plek terug.’
Zelf is Adania Shibli een hoogopgeleide vrouw, cultuurwetenschapper en universitair medewerker zowel in Palestina als in Duitsland. Haar literaire productie is beperkt in omvang, ze schreef drie korte romans in het Arabisch, alle geconcentreerd, symbolisch en gelaagd in betekenis. Daarnaast schrijft ze korte verhalen, essays en artikelen.
Grenzen
De gebeurtenissen in het eerste deel lijken zich chronologisch, in een strak tempo, volgens militaire discipline te ontrollen. Maar de officier wordt de eerste nacht al gestoken door een insect en krijgt daardoor een zwerend abces dat hem veel pijn en kramp bezorgt. Na een paar dagen is het niet meer helemaal duidelijk of zijn lichamelijke uitputting voortkomt uit de insectenbeet, de moordende hitte, zijn slechte nachtrust of de algehele verstikkende invloed van de woestijn. Zijn missie die zo strak afgebakend leek, wordt steeds meer een nachtmerrie. De aanwezigheid van het meisje ondermijnt de gehoorzaamheid van de manschappen. De morele grenzen worden overschreden en de bewaking van de geografische grenzen raakt steeds verder op de achtergrond.
De verteller in het tweede deel is een stuk minder systematisch, zij omschrijft zichzelf als dom en onhandig, ze stottert en kan niet goed uit haar woorden komen. Tegelijk bekent ze haar onvermogen om grenzen te herkennen en haar neiging om deze ‘met een enkele stap’ te overschrijden. Zo’n herhaalde verwijzing naar grenzen breekt het verhaal open. Als lezer wordt je aan het denken gezet over de betekenis van grenzen voor deze personages en voor de context waarin ze leven. Ondanks haar angsten gaat de Palestijnse vrouw toch op pad. Aanvankelijk zegt ze op zoek te zijn naar de waarheid achter de historische gebeurtenissen en het perspectief van het slachtoffer, het bedoeïenenmeisje, maar gaandeweg verdwijnen die motivaties uit beeld. De vrouw verlaat de bezette Westbank en reist door het gebied dat nu onderdeel is van de staat Israel op zoek naar sporen van het Palestijnse verleden. Ze gebruikt daarvoor diverse kaarten maar daaruit blijkt alleen maar hoe zeer het Palestijnse leven is uitgewist. Diezelfde ervaring heeft ze in het museum en het archief dat ze bezoekt. Gaandeweg wordt duidelijk dat de Palestijnse vrouw behalve angst ook een subtiel gevoel voor humor bezit en zich ontworstelt aan haar identiteit als slachtoffer van bezetting. Aan het eind van haar tocht besluit ze opnieuw grenzen te overschrijden.
De metafoor van het water
Hoe gelaagd het interpretatieproces in dit boek kan verlopen en hoe de ene betekenis de volgende kan oproepen wordt duidelijk bij het motief van het water, een schaars goed in de woestijn. In het eerste deel wast de officier zich veelvuldig, bijna maniakaal. Daarvoor gebruikt hij steeds schoon water dat hij na gebruik weggooit en dat meteen door het zand wordt opgenomen. Een verspilling die niet lijkt te passen in een woestijn. Het bedoeïenenmeisje dat in het kamp wordt vastgehouden, stinkt volgens zijn waarneming en wordt uitgekleed en door hem met een waterslang schoongespoten. De verschrikkelijke vernedering voor deze jonge vrouw gaat gelijk op met de onrust en de opwinding onder de manschappen. In het tweede deel reist de Palestijnse vrouw door hetzelfde gebied en komt avocado, mango, en bananenplantages tegen. Deze vruchten hebben behalve zon en warmte ook grote hoeveelheden water nodig om te groeien en dat roept de vraag op waarom deze boomgaarden juist daar zijn aangelegd. Zelf woont de vrouw in Ramallah waar watertoevoer komt via een watertank op het dak. Voor haar geldt dat als zij een keer lang doucht haar buren een week lang geen water hebben. Het water is hier behalve een motief ook een metafoor die een heleboel interpretaties oproept. Zoals de vraag wie vies is en wie schoon of zuiver. Of wie de grenzen respecteert van een gebied als de woestijn en wie roofbouw pleegt. Of waarom de watertoevoer in Ramallah zo ongelooflijk spaarzaam is terwijl een paar kilometer verderop geen restricties zijn. Deze vragen worden in het boek niet beantwoord, er wordt niet expliciet over bezetting, onrecht en onteigening gesproken, er worden slechts situaties beschreven, ervaringen en gevoelens opgeroepen. Het is vervolgens aan de lezer om hiermee aan de slag te gaan en de mogelijke betekenissen te achterhalen.
Het zionistisch narratief
De vertellers in deze roman zijn niet alleen anoniem, ze spreken ook weinig met anderen. In het boek komen nauwelijks gesprekken of interacties voor. Uitzonderingen zijn de toespraak van de officier tot de manschappen in het eerste deel en de toelichting van de archivaris in de nederzetting van Niriem in het tweede. Die monologen komen eruit ‘zonder gestotter, gehakkel of onnodige uitweidingen, als een dunne rechte draad, die niet gemakkelijk is door te knippen.’
Beide monologen zijn voorbeelden van het zionistisch narratief dat een sluitende verklaring geeft voor de historische gebeurtenissen, de rolverdeling en de machtsverhoudingen. Een narratief dat grote invloed heeft en heeft gehad op de beeldvorming rondom de staat Israel. Als cultuurwetenschapper kent Shibli de kracht van dominante narratieven maar literatuur is iets anders dan een wetenschappelijk artikel. In literatuur krijgen lezers slechts aanwijzingen en worden ze uitgedaagd het sporenonderzoek zelf af te maken.
Shibli schreef geen roman óver bezetting, onrecht en onteigening, ze trekt de lezer erín, ze laat voelen en ervaren hoe het leven is als een bezetter van buiten het autochtone leven wegvaagt en alle sporen probeert te wissen. Ze suggereert ook dat deze ervaringen niet alleen betrekking hebben op vroeger of op anderen maar dat ze universeel zijn en kunnen resoneren bij elke lezer. En dat in taal en literatuur de sporen die moesten verdwijnen, weer kunnen opduiken, zichtbaar worden en het dominante beeld kunnen verstoren.
De woestijn
Ongenaakbaar rijst hij op in de eerste alinea van het boek: de woestijn. Met luchtspiegelingen, kale vlakten, verblindend licht en lichtgele zandduinen. ‘Verder was er helemaal niets behalve de grenzeloze weidsheid’ staat er in de eerste regels maar die constatering moet al snel worden genuanceerd. Want er blijkt heel veel gaande in die woestijn. In het Arabisch aangeduid met noen, qaaf, bah, in de Nederlandse vertaling met Negev, in de Engelse vertaling deels met Negev, deels met Naqab. In de twee delen waaruit ‘Een klein detail’ bestaat, is de woestijn tegelijk decor en personage en heeft grote invloed op de anonieme vertellers van beide delen. De woestijn neemt op en stoot af, laat zien en verbergt.
Roman in twee delen
In het eerste deel van de roman is de anonieme hij-verteller een legerofficier van een Israëlisch peloton dat in de woestijn zijn kamp heeft opgeslagen. Het tijdsverloop in dit deel wordt nauwkeurig aangegeven, van 9 tot en met 13 augustus 1949. De missie van het peloton is om de grens met Egypte te bewaken en het gebied te ‘zuiveren van infiltranten’. Na een paar dagen treffen ze een groepje autochtone bewoners bedoeïenen, aan die ze neerschieten, de mensen en hun kamelen. Een meisje dat in leven is gebleven, wordt meegenomen naar het kamp om daar later slachtoffer te worden van groepsverkrachting en moord. Ook de hond heeft het overleefd en zijn geblaf en gejank blijft het hele boek doorklinken.
In het tweede deel gaat een anonieme ik-verteller, een Palestijnse vrouw, op zoek naar de sporen die deze misdaad heeft achtergelaten. Ze wil het perspectief van het bedoeïenenmeisje proberen te achterhalen. Nu is de tijd niet precies aangegeven maar aangezien de vrouw de afscheidingsmuur tussen Ramallah en Jeruzalem passeert, speelt dit tweede deel zich begin 21e eeuw af. Wat wel gemarkeerd wordt is de aanleiding voor haar reis: een krantenbericht dat gaat over de misdaad in het legerkamp in 1949. Die gebeurde precies 25 jaar voor haar geboorte op 13 augustus 1949. Het wordt spannend voor de lezer als die weet dat de schrijver Adania Shibli op 13 augustus 1974 is geboren.
Want Een klein detail is geen autobiografie en de schrijver en de vrouwelijke verteller vallen niet samen. Shibli kruipt net zo goed in de huid van de hij-verteller in het eerste deel als in die van de ik-verteller in het tweede. De twee delen zijn ook niet alleen oorzakelijk of historisch verbonden, ze behandelen veel meer de dynamiek tussen bezetters en burgers die leven onder bezetting, tussen kolonisten en autochtone bewoners. En die dynamiek heeft in ruim 75 jaar veel verschillende gedaanten gekregen maar heeft ook iets van een ritueel kat- en muisspel dat zich eindeloos blijft herhalen. Of zoals de Palestijnse vrouw het zegt: ‘Zoals onkruid dat je uit de grond trekt en dan denk je dat er voorgoed vanaf bent en datzelfde onkruid groeit dan precies een kwart eeuw later weer precies op dezelfde plek terug.’
Zelf is Adania Shibli een hoogopgeleide vrouw, cultuurwetenschapper en universitair medewerker zowel in Palestina als in Duitsland. Haar literaire productie is beperkt in omvang, ze schreef drie korte romans in het Arabisch, alle geconcentreerd, symbolisch en gelaagd in betekenis. Daarnaast schrijft ze korte verhalen, essays en artikelen.
Grenzen
De gebeurtenissen in het eerste deel lijken zich chronologisch, in een strak tempo, volgens militaire discipline te ontrollen. Maar de officier wordt de eerste nacht al gestoken door een insect en krijgt daardoor een zwerend abces dat hem veel pijn en kramp bezorgt. Na een paar dagen is het niet meer helemaal duidelijk of zijn lichamelijke uitputting voortkomt uit de insectenbeet, de moordende hitte, zijn slechte nachtrust of de algehele verstikkende invloed van de woestijn. Zijn missie die zo strak afgebakend leek, wordt steeds meer een nachtmerrie. De aanwezigheid van het meisje ondermijnt de gehoorzaamheid van de manschappen. De morele grenzen worden overschreden en de bewaking van de geografische grenzen raakt steeds verder op de achtergrond.
De verteller in het tweede deel is een stuk minder systematisch, zij omschrijft zichzelf als dom en onhandig, ze stottert en kan niet goed uit haar woorden komen. Tegelijk bekent ze haar onvermogen om grenzen te herkennen en haar neiging om deze ‘met een enkele stap’ te overschrijden. Zo’n herhaalde verwijzing naar grenzen breekt het verhaal open. Als lezer wordt je aan het denken gezet over de betekenis van grenzen voor deze personages en voor de context waarin ze leven. Ondanks haar angsten gaat de Palestijnse vrouw toch op pad. Aanvankelijk zegt ze op zoek te zijn naar de waarheid achter de historische gebeurtenissen en het perspectief van het slachtoffer, het bedoeïenenmeisje, maar gaandeweg verdwijnen die motivaties uit beeld. De vrouw verlaat de bezette Westbank en reist door het gebied dat nu onderdeel is van de staat Israel op zoek naar sporen van het Palestijnse verleden. Ze gebruikt daarvoor diverse kaarten maar daaruit blijkt alleen maar hoe zeer het Palestijnse leven is uitgewist. Diezelfde ervaring heeft ze in het museum en het archief dat ze bezoekt. Gaandeweg wordt duidelijk dat de Palestijnse vrouw behalve angst ook een subtiel gevoel voor humor bezit en zich ontworstelt aan haar identiteit als slachtoffer van bezetting. Aan het eind van haar tocht besluit ze opnieuw grenzen te overschrijden.
De metafoor van het water
Hoe gelaagd het interpretatieproces in dit boek kan verlopen en hoe de ene betekenis de volgende kan oproepen wordt duidelijk bij het motief van het water, een schaars goed in de woestijn. In het eerste deel wast de officier zich veelvuldig, bijna maniakaal. Daarvoor gebruikt hij steeds schoon water dat hij na gebruik weggooit en dat meteen door het zand wordt opgenomen. Een verspilling die niet lijkt te passen in een woestijn. Het bedoeïenenmeisje dat in het kamp wordt vastgehouden, stinkt volgens zijn waarneming en wordt uitgekleed en door hem met een waterslang schoongespoten. De verschrikkelijke vernedering voor deze jonge vrouw gaat gelijk op met de onrust en de opwinding onder de manschappen. In het tweede deel reist de Palestijnse vrouw door hetzelfde gebied en komt avocado, mango, en bananenplantages tegen. Deze vruchten hebben behalve zon en warmte ook grote hoeveelheden water nodig om te groeien en dat roept de vraag op waarom deze boomgaarden juist daar zijn aangelegd. Zelf woont de vrouw in Ramallah waar watertoevoer komt via een watertank op het dak. Voor haar geldt dat als zij een keer lang doucht haar buren een week lang geen water hebben. Het water is hier behalve een motief ook een metafoor die een heleboel interpretaties oproept. Zoals de vraag wie vies is en wie schoon of zuiver. Of wie de grenzen respecteert van een gebied als de woestijn en wie roofbouw pleegt. Of waarom de watertoevoer in Ramallah zo ongelooflijk spaarzaam is terwijl een paar kilometer verderop geen restricties zijn. Deze vragen worden in het boek niet beantwoord, er wordt niet expliciet over bezetting, onrecht en onteigening gesproken, er worden slechts situaties beschreven, ervaringen en gevoelens opgeroepen. Het is vervolgens aan de lezer om hiermee aan de slag te gaan en de mogelijke betekenissen te achterhalen.
Het zionistisch narratief
De vertellers in deze roman zijn niet alleen anoniem, ze spreken ook weinig met anderen. In het boek komen nauwelijks gesprekken of interacties voor. Uitzonderingen zijn de toespraak van de officier tot de manschappen in het eerste deel en de toelichting van de archivaris in de nederzetting van Niriem in het tweede. Die monologen komen eruit ‘zonder gestotter, gehakkel of onnodige uitweidingen, als een dunne rechte draad, die niet gemakkelijk is door te knippen.’
Beide monologen zijn voorbeelden van het zionistisch narratief dat een sluitende verklaring geeft voor de historische gebeurtenissen, de rolverdeling en de machtsverhoudingen. Een narratief dat grote invloed heeft en heeft gehad op de beeldvorming rondom de staat Israel. Als cultuurwetenschapper kent Shibli de kracht van dominante narratieven maar literatuur is iets anders dan een wetenschappelijk artikel. In literatuur krijgen lezers slechts aanwijzingen en worden ze uitgedaagd het sporenonderzoek zelf af te maken.
Shibli schreef geen roman óver bezetting, onrecht en onteigening, ze trekt de lezer erín, ze laat voelen en ervaren hoe het leven is als een bezetter van buiten het autochtone leven wegvaagt en alle sporen probeert te wissen. Ze suggereert ook dat deze ervaringen niet alleen betrekking hebben op vroeger of op anderen maar dat ze universeel zijn en kunnen resoneren bij elke lezer. En dat in taal en literatuur de sporen die moesten verdwijnen, weer kunnen opduiken, zichtbaar worden en het dominante beeld kunnen verstoren.
11
Reageer op deze recensie