Meer dan 5,4 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×
Lezersrecensie

'Oorlog' over de moraal

Jan Stoel 03 september 2017
Uitgeverij Polis brengt ter gelegenheid van het 135e geboortejaar van Willem Elsschot zijn werk opnieuw uit. ‘De Verlossing’ is het derde boek in de serie. Net als bij de eerdere uitgaven straalt een intrigerende kaft van Herman Houbrechts de lezer tegemoet: een priester met op de plek van zijn hoofd een gat? Het omslag past perfect bij dit boek waarin de lezer op allerlei niveaus de wereld van Elsschot kan ontrafelen. Je kunt het lezen als een kostelijk, maar ook tragisch verhaal over de strijd op het platteland tussen de socialistische vrijdenker Pol van Domburg en Pastoor Kips. Of als een verhaal over gevecht tussen geloof en socialisme, over de controle die kerk en de intellectuele bovenlaag uitoefende op het ‘gewone volk’, als een verhaal over emancipatie, een story over de standenmaatschappij, over het verschil in leven en denken tussen het traditionele platteland en de stad. En de diepgraver zal ontdekken dat veel van Elsschots persoonlijke leven in het boek verwerkt is, zonder dat het overigens autobiografisch is. En zoals altijd legt Elsschot de vinger op de zeker plek, maar oordeelt en veroordeelt niets of niemand. Hij laat die keuze aan de lezer.

De openingszin van het boek zet je meteen aan het denken: “Van Domburg had zijn vrouw pas getrouwd toen zij al zwanger was.” Van wie was ze zwanger? Ongetrouwd zwanger zijn was not done in de tijd waarin het boek geschreven werd (1921). De namen: Van Domburg (is Van Domburg dom?); zijn vrouw heet Desideria (en dat betekent wens, verlangen). Als klap op de vuurpijl zegt een oude kennis bij het uitkomen van de kerk: “Heb je de koe dan tóch getrouwd, kameraad? Dan heb je ’t kalf ook, hoor!” En dat speelt zich allemaal af op de eerste pagina! Wat een verbeeldingskracht van Elsschot, wat een rijkdom aan interpretatiemogelijkheden, wat een gelaagdheid. En dat allemaal geschreven in een toegankelijke, frisse taal doorspekt met humor. Humor doet je op een andere manier naar de werkelijkheid kijken, spiegelt die mooi.

Pol van Domburg wil weten of het kind van hem was en Sideria, zoals hij zijn vrouw noemt, “zwoer dat geen andere man haar ooit bekend had.” Dat gelooft Pol niet en hij ranselt dag in dag uit zijn Sideria in de hoop dat zij de waarheid vertelt, tevergeefs. Het paar woont in Groendal en drijft er met zijn vrouw een winkel, een timmerzaak en een bakkerij. Hij probeert iedereen op te lichten en schenkt menig borreltje. De zaken gaan goed. Hij komt in conflict met de graaf als hij als enige in het dorp het huis en erf wil kopen. Hij slaagt daar op listige wijze in. Zijn manier van zaken doen past niet bij de moraal van het katholieke geloof waarbij de pastoor “kon straffen met de hel en lonen met de hemel.” Alles verandert als er een nieuwe pastoor komt, Kips, een stuurse, eenogige man (een verwijzing naar het ‘alziende oog’ van God zoals dat vroeger werd afgebeeld), die jaagt. Als Kips hoort dat Pol zijn vrouw slaat gaat hij er op af. Pol: “Jullie (katholieken) hebben duizenden mensen gehangen en geradbraakt van 1567 tot 1573.” Over moraal gesproken. Het wordt oorlog tussen beiden. De winkel van Van Domburg wordt gemeden. Pol wil niets met de kerk te maken hebben, maar zijn vrouw en dochters zijn de vroomheid zelf. Dan wordt Pol ziek. Hij probeert geneesmiddelen via het principe ‘van de kwakzalverij’. Op zijn sterfbed vraagt hij naar Kips. Die denkt dat Pol alsnog tot inzicht is gekomen. Hij gaat naar het huis van Pol en daar volgt een ‘verlossende’ ontknoping.

Het verhaal gaat vervolgens verder. Twee dochters van Pol en Sideria zitten in het klooster en de derde, Anna, doet alles te boeten voor de zware zonden van haar vader. Dat lukt op een heel speciale manier.

Het is vooral genieten van de taal die Elsschot gebruikt, geen woord te veel. Anna ‘verkwezelt’ zo erg dat je vervuilt in eenzaamheid: “Zij begon uit de adem te ruiken en durfde enkele delen van haar romp niet meer te wassen.” Dat is wel anders dan de passage waarin ze een doodzonde begaat. Ze heeft bij het denken aan “een jongen haar hemd opgelicht en met bonzend hart haar eigen naaktheid aangekeken. Zij had toen haar hand niet kunnen bedwingen.” Om deze passage en vanwege de kritiek op de kerk heeft het boek tot 1952 op de index van verboden boeken gestaan. Gelukkig is het daarvan ‘verlost.’

Reageer op deze recensie

Meer recensies van Jan Stoel