Lezersrecensie
Waar blijf je? Over ‘Ik ben er niet’ van Lize Spit
Literatuur is filosofie dicht op de huid van alledag. In een roman is er geen afstand. Het leven wordt bij de kladden gegrepen door de schrijver. Alles is geoorloofd, geheime verborgen laadjes geopend, hoe geconstrueerd ook, het leven wordt aangeraakt, niets is te groot of te klein. Lichamen verbinden zich, fascinaties uitgeleefd, en iets onzegbaars wordt gezegd. Waarheid wordt gevoeld. Filosofie is anders. Filosofie lijkt te schrikken van zo veel hitte, afstand als ze neemt van het moment en van de ervaringen die ondergronds gingen, opgediept worden en daar getoond worden. Literatuur betrapt, filosofie kijkt, of mooier gezegd beschouwt. Ze betrapt op haar manier het verhaal op haar eigenlijkheid. De een kan niet zonder de ander. Een goede roman ‘openbaart’ waarheid, legt bloot van wat gezegd wil worden, of verhuld moet blijven, maar wat zich blijft opdringen. Filosofie heeft de durf dit proces op een andere manier te benoemen, open te leggen en terug te geven aan de lezer: je bent niet de enige, er zijn woorden voor waar je nu naar kijkt. Jouw verwondering of verbijstering om wat je leest heeft wortels in een groter verhaal. Daar is de filosofie naar op zoek. Zo zie ik de verhouding tussen roman en filosofie. Van die verhouding tussen twee manieren van kijken wil ik hier een voorbeeld van geven.
Ik was getroffen door ‘Ik ben er niet’ van Lize Spit, en zag er onmiddellijk de spanning in van een al langer gaand debat. Dat is het filosofische debat tussen identiteit versus alteriteit. Om dat te verhelderen eerst iets over het boek ‘Ik ben er niet.’ Het verhaal is beklemmend in de opbouw naar een psychose van Simon, angstig gadegeslagen door zijn vriendin Leo. Simon en Leo klampen zich aan elkaar vast, twee pilaren die elkaar stutten, zo omschrijft zij hun relatie. Simon neemt ontslag van het mediabedrijf waar hij werkt om digitaal tattoos te maken en te verkopen. Hij verliest zich in dit project. Hij ziet in zijn vriend en ex-collega Coen een klasgenoot van vroeger die hem gepest heeft. Nu zou Coen hem zijn succes misgunnen. Paranoide en psychotisch wordt hij opgenomen in een psychiatrische inrichting, waar hij een schim wordt van wie hij was. De oude Simon is niet meer. Al die tijd is Leo er voor hem en zij blijft er voor hem. Daarin gaat ze heel ver, ze cijfert zich weg, denkt voor hem, doet alles voor hem. De vriendschap van Leo met haar collega Lotte, partner van Coen, is de band met de buitenwereld, de derde in het verhaal van Simon en Leo.
Simon en Leo zoeken elk op verschillende manieren naar een eigen identiteit. Simon door obsessief een eigen bedrijf te starten. De keus voor tattoos is niet toevallig, een tattoo laten zetten kan gezien worden als een vorm van afweer, bescherming voor een harde buitenwereld. En naar iemand mij ooit vertelde, zo wordt de duivel op afstand gehouden. Een tattoo is een vorm van afgrenzing. Ze biedt houvast, eigenheid, identiteit om te laten zien – dit ben ik. Ook kan het een uiting van verbondenheid zijn – een naam of symbool voor de band met iemand. Bij Simon is zijn eigen tattoo een afscherming van een kwetsuur uit het verleden. Een toekomst opbouwen is bij Simon een eenzaam project, en hoe zijn vriendin Leo daarin past, behalve als zorgende, is onduidelijk. Bij Leo is dat anders. Zij heeft veel contact met haar vriendin Lotte, ze werkt, ze schrijft columns, ze spreekt ze uit voor de radio, ze publiceert ze zelfs in de Libelle. Simon heeft geen opdrachten, Leo heeft succes. De spanning wordt langzaam opgebouwd. Een nieuwe laag boort Spit aan met thema verraad. Leo gebruikt de crisis van Simon als materiaal voor haar teksten. Onder pseudoniem schrijft ze over hem, tot in de meest intieme details, tot in zijn teloorgang als patiënt. Zorg voor hem wordt hem gebruiken.
De filosoof die misschien wel het past bij dit plot is Emmanuel Levinas. Levinas is bekend geworden als de filosoof van de Ander. In Totaliteit en Oneindigheid denkt hij na over de ander, of meer bekend het gezicht van de ander die mij aanspreekt, die mij voor de voeten loopt, die mij confronteert met wie ik ben. Ik ben niet een op zich staand iemand, een individu, maar ik word iemand in de confrontatie door die ander. Ik word verantwoordelijk. De verhouding tot de ander is altijd een ethische relatie van verantwoordelijkheid. Het gezicht van de ander roept mij daartoe op.
Terug naar ‘Ik ben er niet’. Leo gaat heel ver in haar zorg voor Simon. In die zin is zij de verantwoordelijke omdat zij het tekort van Leo ziet. Hoe zijn eenzame identiteitsconstructie vastloopt. Het verraad duidt ook op een keerzijde. Hoe ver kun je gaan in je verantwoordelijkheid, waar blijf je zelf? Zij maakt zich helemaal ondergeschikt. Maar de prijs die zij er voor vraagt is zijn verhaal, de onthulling van zijn mislukkende identiteit. Wordt een zorgrelatie zo tot een gebruiksrelatie? Wanneer kun je spreken van zorg? Kan dat zonder prijs? Hier niet.
Daar blijft het niet bij. De ander maakt niet alleen zichtbaar wie ik ben of wat ik moet doen. Hij maakt meer zichtbaar dan plicht of ethiek. De ander maakt ook iets zichtbaar van wat boven de relatie uitgaat, of beter, er door heen schijnt: een Ander, een vermoeden van een omvattender iets. Levinas duidt dat vaagweg aan als ‘Ille’, die daar, dat daar. Maar intussen - Levinas is ook Talmoed-geleerde -, is ‘dat daar’ voor Levinas de God die onkenbaar is en tegelijk alles omvat. De ander openbaart de Ander, simpel door er te zijn en mij voor de voeten te lopen.
Dat is de tweede laag in de filosofie van Levinas. Deze komt scherp aan het licht in de plot van de roman. Het verhaal wordt voortgestuwd door de dreiging dat er gaat er iets gaat gebeuren met de baby van Lotte en Coen. Dat pasgeboren kind is het symbool van de Ander, de kwetsbare, de toekomst. Die mag niet kapot gemaakt worden door de paranoia. Het verraad valt in het niet bij deze opdracht om het kind uit de handen van Simon te redden. Leo balanceert tussen het wanhopige identiteitstreven van Simon en het veiligstellen van de toekomst. Tussen ruimte voor de ander, solidariteit met hem ook in zijn manie, en de toekomst. Identiteit en alteriteit zijn op zich abstracte begrippen, maar door dit verhaal krijgen ze inhoud. De alteriteit is de grens om nooit tot geweld over te gaan. Wanneer de grens in duisternis of geweld ten onder gaat, verdwijnt ook de ander, hij wordt dader. Simon zou worden verbannen. Zijn kainsteken zou onuitwisbaar achterblijven op zijn voorhoofd. Zou Simon dat lot ondergaan? Weet Leo die grens te trekken, en de a/Ander te behoeden voor die afgrond? Ik kan het plot niet prijsgeven, dit hoort bij de leeservaring van de roman. Lize Spit heeft het probleem gesteld, en een uitweg aangeboden. De filosofie kan er op doordenken. Twee vragen blijven dus achter: wanneer begint een relatie het karakter van een gebruiksrelatie te krijgen? En wanneer is de grens heilig, en breek je met de ander omwille van de Ander?
Ik was getroffen door ‘Ik ben er niet’ van Lize Spit, en zag er onmiddellijk de spanning in van een al langer gaand debat. Dat is het filosofische debat tussen identiteit versus alteriteit. Om dat te verhelderen eerst iets over het boek ‘Ik ben er niet.’ Het verhaal is beklemmend in de opbouw naar een psychose van Simon, angstig gadegeslagen door zijn vriendin Leo. Simon en Leo klampen zich aan elkaar vast, twee pilaren die elkaar stutten, zo omschrijft zij hun relatie. Simon neemt ontslag van het mediabedrijf waar hij werkt om digitaal tattoos te maken en te verkopen. Hij verliest zich in dit project. Hij ziet in zijn vriend en ex-collega Coen een klasgenoot van vroeger die hem gepest heeft. Nu zou Coen hem zijn succes misgunnen. Paranoide en psychotisch wordt hij opgenomen in een psychiatrische inrichting, waar hij een schim wordt van wie hij was. De oude Simon is niet meer. Al die tijd is Leo er voor hem en zij blijft er voor hem. Daarin gaat ze heel ver, ze cijfert zich weg, denkt voor hem, doet alles voor hem. De vriendschap van Leo met haar collega Lotte, partner van Coen, is de band met de buitenwereld, de derde in het verhaal van Simon en Leo.
Simon en Leo zoeken elk op verschillende manieren naar een eigen identiteit. Simon door obsessief een eigen bedrijf te starten. De keus voor tattoos is niet toevallig, een tattoo laten zetten kan gezien worden als een vorm van afweer, bescherming voor een harde buitenwereld. En naar iemand mij ooit vertelde, zo wordt de duivel op afstand gehouden. Een tattoo is een vorm van afgrenzing. Ze biedt houvast, eigenheid, identiteit om te laten zien – dit ben ik. Ook kan het een uiting van verbondenheid zijn – een naam of symbool voor de band met iemand. Bij Simon is zijn eigen tattoo een afscherming van een kwetsuur uit het verleden. Een toekomst opbouwen is bij Simon een eenzaam project, en hoe zijn vriendin Leo daarin past, behalve als zorgende, is onduidelijk. Bij Leo is dat anders. Zij heeft veel contact met haar vriendin Lotte, ze werkt, ze schrijft columns, ze spreekt ze uit voor de radio, ze publiceert ze zelfs in de Libelle. Simon heeft geen opdrachten, Leo heeft succes. De spanning wordt langzaam opgebouwd. Een nieuwe laag boort Spit aan met thema verraad. Leo gebruikt de crisis van Simon als materiaal voor haar teksten. Onder pseudoniem schrijft ze over hem, tot in de meest intieme details, tot in zijn teloorgang als patiënt. Zorg voor hem wordt hem gebruiken.
De filosoof die misschien wel het past bij dit plot is Emmanuel Levinas. Levinas is bekend geworden als de filosoof van de Ander. In Totaliteit en Oneindigheid denkt hij na over de ander, of meer bekend het gezicht van de ander die mij aanspreekt, die mij voor de voeten loopt, die mij confronteert met wie ik ben. Ik ben niet een op zich staand iemand, een individu, maar ik word iemand in de confrontatie door die ander. Ik word verantwoordelijk. De verhouding tot de ander is altijd een ethische relatie van verantwoordelijkheid. Het gezicht van de ander roept mij daartoe op.
Terug naar ‘Ik ben er niet’. Leo gaat heel ver in haar zorg voor Simon. In die zin is zij de verantwoordelijke omdat zij het tekort van Leo ziet. Hoe zijn eenzame identiteitsconstructie vastloopt. Het verraad duidt ook op een keerzijde. Hoe ver kun je gaan in je verantwoordelijkheid, waar blijf je zelf? Zij maakt zich helemaal ondergeschikt. Maar de prijs die zij er voor vraagt is zijn verhaal, de onthulling van zijn mislukkende identiteit. Wordt een zorgrelatie zo tot een gebruiksrelatie? Wanneer kun je spreken van zorg? Kan dat zonder prijs? Hier niet.
Daar blijft het niet bij. De ander maakt niet alleen zichtbaar wie ik ben of wat ik moet doen. Hij maakt meer zichtbaar dan plicht of ethiek. De ander maakt ook iets zichtbaar van wat boven de relatie uitgaat, of beter, er door heen schijnt: een Ander, een vermoeden van een omvattender iets. Levinas duidt dat vaagweg aan als ‘Ille’, die daar, dat daar. Maar intussen - Levinas is ook Talmoed-geleerde -, is ‘dat daar’ voor Levinas de God die onkenbaar is en tegelijk alles omvat. De ander openbaart de Ander, simpel door er te zijn en mij voor de voeten te lopen.
Dat is de tweede laag in de filosofie van Levinas. Deze komt scherp aan het licht in de plot van de roman. Het verhaal wordt voortgestuwd door de dreiging dat er gaat er iets gaat gebeuren met de baby van Lotte en Coen. Dat pasgeboren kind is het symbool van de Ander, de kwetsbare, de toekomst. Die mag niet kapot gemaakt worden door de paranoia. Het verraad valt in het niet bij deze opdracht om het kind uit de handen van Simon te redden. Leo balanceert tussen het wanhopige identiteitstreven van Simon en het veiligstellen van de toekomst. Tussen ruimte voor de ander, solidariteit met hem ook in zijn manie, en de toekomst. Identiteit en alteriteit zijn op zich abstracte begrippen, maar door dit verhaal krijgen ze inhoud. De alteriteit is de grens om nooit tot geweld over te gaan. Wanneer de grens in duisternis of geweld ten onder gaat, verdwijnt ook de ander, hij wordt dader. Simon zou worden verbannen. Zijn kainsteken zou onuitwisbaar achterblijven op zijn voorhoofd. Zou Simon dat lot ondergaan? Weet Leo die grens te trekken, en de a/Ander te behoeden voor die afgrond? Ik kan het plot niet prijsgeven, dit hoort bij de leeservaring van de roman. Lize Spit heeft het probleem gesteld, en een uitweg aangeboden. De filosofie kan er op doordenken. Twee vragen blijven dus achter: wanneer begint een relatie het karakter van een gebruiksrelatie te krijgen? En wanneer is de grens heilig, en breek je met de ander omwille van de Ander?
1
Reageer op deze recensie