Meer dan 5,3 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×
Lezersrecensie

We zijn niet dom, alleen maar arm.

Read in July, 2010

Suzanna Jansen vertelt een schrijnend verhaal over ruim twee eeuwen armoede in Nederland aan de hand van de geschiedenis van haar voorouders, tot vijf generaties terug. Het boek is zowel een familiegeschiedenis als een journalistiek verslag van hoe Nederland tussen 1800-1960 met armoede om ging.

De familiegeschiedenis van Suzanna Jansen begint in 1785 bij de geboorte van Tobias Braxhoofden en gaat door tot het heden, het leven van de schrijfster zelf. Als een rode draad door de geschiedenis van dit familieverhaal is de oprichting en het bestaan van de bedelaarskolonie in het Drentse Veenhuizen, het ‘pauperparadijs’ waar sinds 1818 arme stedelingen werden ‘heropgevoed’, deels min of meer vrijwillig, met militaire tucht en landarbeid. De bedelaarskoloniën waren de ‘oplossing’ van de verlichte legerofficier en politicus Johannes van den Bosch voor het nijpende armoedeprobleem in het ontwrichte Nederland van na Napoleon.

Tussen 1840 en 1858 verbleef bijna 2 procent van de toenmalige bevolking in drie ‘vrije-’ en twee ‘dwangkoloniën’ in het barre Drenthe. Onder hen drie generaties voorouders van Suzanna Jansen.

Suzanna Jansen: “Van den Bosch’ gedachtegang was op zichzelf loffelijk: de omstandigheden waren verkeerd en daar moest je dus iets aan veranderen. Maar de uitvoering liet te wensen over.”

De schrijfster stuitte op haar verhaal als ze bij het opruimen van de zolder een bidprentje vindt, waarop stond dat haar overgrootmoeder Helena Gijben in 1856 was geboren in Norg, ‘bij Assen’. Over haar ging het verhaal, dat Helena het ongeluk had verliefd te worden op een katholiek terwijl ze zelf protestant was. Ze nam zijn geloof aan werd toen door haar familie verstoten en onterfd. Dit 'romantische' verhaal doet Suzanna besluiten uit te zoeken uit welke familie haar overgrootmoeder dan verstoten is. Zij vraagt de geboorteakte van Helena Gijben op bij het bevolkingsregister en ziet tot haar stomme verbazing niet Norg als geboorteplaats maar Veenhuizen, het Derde Gesticht. Geen sprake van verstoting of onterft worden, ... de ouders van Helena waren straatarm geweest. Norg, bij Assen, bleek een rookgordijn. Had Helena het 'romantische' verhaal uit schaamte verzonnen? Suzanna Jansen ging op onderzoek uit, speurt in de archieven en kwam terecht bij de reeds genoemde Tobias Braxhoofden, die zich op 17-jarige leeftijd meldde voor het leger van Napoleon om daarmee Europa in te trekken. Als gelouterd soldaat heeft hij zich ook in het na-Napoleontische tijdperk in de Nederlanden nog een zekere positie verworven. Toch is het misgegaan en heeft hij zich vrijwillig, met zijn gezin, onder laten brengen in het toen nieuwe experiment in Veenhuizen dat door Johannes van den Bosch is opgestart. Suzanna Jansen vindt uiteindelijk de reden van de verhuizing van Tobias en Christina van Delft naar Veenhuizen.

Al lezend komt een verdwenen Nederland dichtbij, een rigide standenmaatschappij waarin dubbeltjes nóóit kwartjes werden. Pijnlijke episoden gaat Jansen niet uit de weg, al zegt ze erbij hoeveel moeite het haar kost. Het laat een kant van onze vaderlandse geschiedenis zien die niet past in de helden- en regentenverhalen, gouden eeuwen, nagelaten paleizen, het laat een andere cultuur zien dan die we in musea aantreffen.

Het gaat over levens getekend door een lange rij hongerige, vroeg stervende kinderen, en door gebrek. Uit de Amsterdamse archieven diepte Jansen rapporten op uit 1898 over haar overgrootmoeder, die met vijf kleine kinderen, de jongste, Harm, nog geen twee, in acute nood achterbleef nadat haar man was vertrokken. Na inspectie door het Burgerlijk Armenbestuur, waaruit blijkt dat Helena geen klaploopster is, krijgt ze vier gulden, genoeg om het een paar weken uit te zingen. ‘Na 7 december moest de situatie opnieuw worden bezien. Maar dat bleek niet nodig. Op 8 december ging Harm dood. Toen hoefde er niemand meer thuis te blijven om op hem te passen.’

Jansen windt zich op als ze over de vernederingen, het onrecht en de radeloosheid schrijft die met armoede gepaard gaan.

Het huis van Suzanna Jansen (1964) staat in de Jordaan, op een steenworp afstand van de plek waar haar overgrootmoeder en grootmoeder hebben gewoond. De Jordaan is nu een chique buurt – designwinkels, traiteurs, geslaagde, welvarende mensen. In Het Pauperparadijs, valt te lezen hoe de Jordaan er nog maar een paar generaties geleden uitzag. Verkrot, vol kelderwoningen die hele gezinnen herbergden ‘met hun voeten in het regenwater en hun hoofd gebogen om niet tegen de balken te stoten’.

Armoede werd gezien als een persoonlijke eigenschap, niet als de consequentie van sociale omstandigheden, alsof armen een apart ‘ras’ waren dat niet wilde deugen. Armen werden minderwaardig bevonden.

Het is ook het verhaal van het langzame opkomen van de verzorgingsstaat, en de gedachte dat de samenleving zieken, werklozen en bejaarden niet aan hun lot over mocht laten. Met Suzanna Jansen werd de armoedeketen eindelijk definitief doorbroken.

Niet alleen armoede, ook de schaamte ervoor blijkt van generatie op generatie te worden doorgegeven. „Schaamte versterkt mede de hardnekkigheid van armoede. Armoede kruipt zo als het ware onder je huid.”

Haar dochter weet niet wat armoede is, zegt Suzanna Jansen in een interview, en zelf weet ze het ook nauwelijks. Dat komt doordat haar grootmoeder het lef had haar moeder naar de mulo te sturen en doordat in de jaren na de oorlog de sociale mobiliteit toenam; het werd mogelijk van een dubbeltje een kwartje te worden. Maar armoede wis je zo snel niet uit: „Ik heb me lang uitgebreid verontschuldigd als het ging over de aankoop van dit huis. Het voelde alsof ik me moest verantwoorden, omdat ik ben opgevoed met het idee dat sommige dingen, zoals huizen kopen, alleen voor rijken waren en niet voor ons.”

Suzanna Jansen: “De kloof tussen arm en rijk is nog altijd heel diep; afkomst blijft belangrijk. Mijn oudere zussen kregen ondanks hun hoge cijfers het schooladvies ‘mavo’. Pas bij mij, hun jongste kind, hebben mijn ouders het schooladvies genegeerd, ik mocht naar het vwo. Vorig jaar las ik nog over een Turkse jongen met een foutloze Citotoets. En wat denk je dat zijn leraar zegt in dat krantenartikel? ‘Het gymnasium is te hoog gegrepen.’”

En heel kort, aan het eind van haar boek, waarschuwt Jansen ons dat het vervolgverhaal van het heropvoedingskamp Veenhuizen misschien al is ingezet. “Gespierde taal voert opnieuw de boventoon: wie niet kan meekomen in de maatschappij heeft het aan zichzelf te danken. Zelfs het woord ‘onderklasse’ is terug van weggeweest. Alleen heten de buurten die voor berucht doorgaan tegenwoordig Amsterdam Slotervaart of Rotterdam Katendrecht: het stigma van de onderklasse keert terug in de achternamen met een Marokkaanse of Turkse klank”.

Suzanna Jansen is journaliste geworden en schreef dit boek, dat ze een motto meegaf van Orhan Pamuk, “We zijn niet dom, alleen maar arm. Dat is altijd door elkaar gehaald”.

De duidelijke schrijfstijl en goede verbindingen tussen de verschillende hoofdstukken maken het een zeer lezenswaardig boek. De schrijfster weet boeiend te vertellen over het heropvoedingskamp in Veenhuizen, het ontstaan van Floradorp in Amsterdam Noord enz. aan de hand van haar eigen voorouders. Als geïnteresseerde in stamboomonderzoek, met name de lotsverbondenheid tussen de verschillende generaties, is dit een indrukwekkend boek. Ook mijn historische belangstelling wordt in ruime mate met dit boek bevredigd. Een echte aanrader dus! Aan te raden is ook de site van Suzanna Jansen te bekijken. Daar is enorm veel achtergrondinformatie te vinden.

Reageer op deze recensie

Meer recensies van Ingrid Verschelling

Gesponsord

Deze thriller trekt je razendsnel mee in een complot met onbetrouwbare staatslieden met hun eigen agenda's, internationale conflicten en hoogoplopende bedreigingen voor de samenleving.