Meer dan 5,4 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×
Lezersrecensie

Intrigerende mijmeringen over verschillende vormen en functies van moeheid

Nico van der Sijde 13 oktober 2019
Een paar dagen geleden besloot ik de kersverse Nobelprijswinnaar Peter Handke weer eens te herontdekken: ik dompelde mij onder in "Essay over de geslaagde dag", en ik genoot uitbundig. Meteen daarna dook ik in "Essay over de moeheid", een soort imaginaire dialoog waarin 67 bladzijden lang wordt gemijmerd over verschillende vormen en functies van moeheid. Dit boekje blies mij niet zo omver als "Essay over de geslaagde dag". Maar het was wel intrigerend om met Handke mee te mijmeren over dit verrassend veelvormige begrip, en om verschillende vormen van moeheid te zien passeren waar ik nog nooit bij had stilgestaan. En bovendien was het mooi hoe Handke laat zien dat bepaalde soorten moeheid ook nieuwe werelden en horizonten voor ons kunnen openen.

Handke beschrijft (of liever: omcirkelt, op poëtisch- filosofische wijze) een flink aantal negatieve vormen van vermoeidheid. Bijvoorbeeld de totale vermoeidheid als kind, omdat je naar de kerk moet en daar ook urenlang moet blijven, in die omklemmende sfeer. Of de uitputting die optreedt als je een volkomen ongeïnspireerd college volgt. Ook de slapeloosheid wordt beschreven, en hoe die ervaring, deels door de uitputting die er mee samengaat, "op het laatst zelfs zijn hele wereldbeeld gaat bepalen, zodat hij het bestaan, met de beste wil van de wereld, alleen nog maar als rampzalig, elk handelen als zinloos, elke liefde als belachelijk kan zien". Ook het totale afgepeigerd zijn wordt fraai omschreven, evenals de ervaring van werkers in ploegendiensten die zich na hun werk helemaal geïsoleerd voelen in de wereld en de mensenmenigte. En niet te vergeten de erotische moeheid, waardoor man en vrouw elkaar na veel beproevingen eindelijk bekennen, of de paarmoeheid die leidt tot onherroepelijke echtbreuk omdat de echtelieden elkaar moe en zat zijn: "met één klap weken de lijnen uit het beeld van de ander; hij, zij gaf binnen een seconde geen beeld meer; het beeld van een seconde daarvoor was niet meer dan een luchtspiegeling geweest". Al dat soort verschillende negatieve vormen van moeheid beschrijft Handke op heel originele wijze, in opvallend soepele en heldere stijl, en in fraaie beelden.

Dat wisselt hij bovendien af met poëtisch- filosofische mijmeringen over meer positieve vormen van moeheid. Bijvoorbeeld "uitputting waarin je eindelijk weer lucht kreeg en je kon bezinnen". Of de tevreden moeheid, waarin mensen samen uitrusten na gezamenlijke zware arbeid op het boerenland. Of de tevreden vermoeidheid na handenarbeid. En zo meer. Ook werd ik nogal geraakt door de beelden van het positieve midden in de mijmeringen over negatieve moeheid. Door zijn verveelde moeheid wordt een kind bijvoorbeeld "onttrokken aan de materie van de wereld, in dit geval de winterwereld, de sneeuwlucht, de verlatenheid, bijvoorbeeld op de tochten met de slee in het donker onder de sterren, als de andere kinderen geleidelijk aan in hun huizen waren verdwenen, ver buiten de grenzen van het dorp, alleen, opgetogen: helemaal er ZIJND, in de stilte, in het suizen, in het blauw van de opvriezende strandweg". Dit staat midden in een passage over de totale verveeldheid van het kind, die hem vermoeit omdat hij de hele tijd in de kerk en de saaie volwassenenwereld moet verwijlen. Maar dat beeld van het helemaal in het nu en het spel en zijn wereld ondergedompelde kind licht wel heel betoverend op in die bladzijden vol verveling en moeheid. Dat wat door de negatieve vermoeidheid wordt versmoord, krijgt toch even inspirerend de aandacht. Iets vergelijkbaars gebeurt bij de beschrijving van de oervervelende, ongeïnspireerde en dodelijk vermoeiende docenten die al hun studenten in slaap lullen, "wier stemmen geen enkele maal door datgene wat zij behandelden in een vibreren van verbazing (van de goede leraar zelf over zijn onderwerp), van enthousiasme, van genegenheid, van een zich- afvragen, van verering, van boosheid, van verontwaardiging, van het zelf- niet- weten werden gebracht". Precies dat wat Handke zo mist bij deze oervermoeiende figuren, staat bij Handke toch even voorop.

Bovendien, de vermoeidheid kan ook zelf op positieve wijze nieuwe werelden openen. De eerder genoemde vormen van tevreden moeheid zijn daar voorbeelden van. Maar Handke zoekt naar vormen van moeheid die nog radicaler tot het opene leiden: "Ja, dacht ik, dit is een beeld voor de juiste menselijke moeheid: ze opent, ze maakt doorlatend, ze schept een doorlaat voor het epos van alle wezens, ook van deze dieren nu". Dit soort moeheid opent werelden van totale transparantie en helemaal in de ervaring ondergedompeld zijn, die volgens mij te vergelijken zijn met de hierboven aangehaalde ervaring van het spelend kind: "helemaal er ZIJND, in de stilte, in het suizen, in het blauw van de opvriezende strandweg". Zo'n intensiteit dus, zo'n directheid, zo'n ongeremde onderdompeling, die zo totaal anders is dan de meer afstandelijke en rationele wijze waarop wij normaal naar de wereld kijken. Ergens spreekt Handke van "het Ding an sich'': een volgens hem afgesleten begrip, maar door de moeheid wordt het volgens Handke weer als nieuw. Dus: die moeheid wekt volgens Handke weer gevoel op voor het ding zoals het op zichzelf bestaat, zonder nog te zijn geïnterpreteerd door ons verstand of gevoel, zonder nog te zijn geduid in onze referentiekaders. Want door die moeheid laten we de referentiekaders los, of worden die referentiekaders vloeiender, en verliezen mijn begrippen en mijn stellige perspectieven hun normale stelligheid en geldigheid. Ik ben immers gewoon te moe, en door die vermoeidheid loopt alles door elkaar. Wat mij opent voor ervaringen die ik als totaal wakker en uitgerust rationeel mens niet heb. Aldus Handke, als ik goed begrijp wat hij zegt in zijn meanderende zinnen, en tussen de regels door. Dat is dus wat hij volgens mij bedoelt met zinnen als "Dank zij mijn moeheid ontdeed de wereld zich van zijn namen en werd groot" Of : "in die helderogige moeheid […] vertelt de wereld, onder stilzwijgen, volkomen woordeloos, zichzelf". Door moeheid onthecht ik mij aan mijn taal, zodat de wereld voorbij de woorden zich iets meer voor mij opent. En daardoor is die moeheid "helderogig", helderder dan de wereld die ik normaal oproep via mijn taal. Of zoiets.

Maar wat voor ervaringswerelden worden dan door die moeheid precies geopend? Hoe zien die woordloze werelden er uit. Dat legt Handke bewust niet vast, hij suggereert het alleen met poëtische beelden. Bijvoorbeeld: "in het uur van de laatste moeheid bestaan er geen filosofische vragen meer. Deze tijd is tegelijk de ruimte, deze tijdruimte is tegelijk de geschiedenis. Wat is, WORDT TEGELIJKERTIJD. Het andere wordt tegelijkertijd ik. Die twee kinderen daar onder mijn moeë ogen, ik ben dat nu. En zoals het oudere zusje met haar kleine broertje door de lokaliteit zeult, dat geeft tegelijk een zin, en heeft een waarde, en niets is waardevoller dan iets anders - de regen die bij de moeë op zijn pols valt is evenveel waard als de aanblik van de lopende figuur aan de overkant van de rivier-, en het is zo goed zowel als mooi, en het hoort zo, en zo zal het verder zijn, en het is, bovenal, waar. Zoals het zusje, ik, het broertje, mij, om het middel beetpakt, dat is WAAR. En het relatieve vertoont zich in de moeë blik als absoluut, en het deel als het geheel". Prachtig beeld, vind ik, juist door zijn ongrijpbaarheid. Meeslepend ook, juist omdat mijn wakkere verstand hier geen greep op krijgt. En overtuigend, omdat ik mij inderdaad kan voorstellen dat de wereld, als die er door mijn totale vermoeidheid anders uitziet dan normaal, inderdaad op ongeveer deze wijze zijn vaste contouren verliest. Bovendien heeft deze passage een soort kosmische "alles is één" allure, die ik als agnostische burgerman weliswaar suspect vind, maar die mij toch charmeert. Want mijn normale blik op de wereld categoriseert de dingen en hun eigenschappen, maar misschien geeft de door Handke gesuggereerde ontgrenzende blik op de dingen wel een rijker beeld.

In dit essay staat ook: "Ik weet geen recept, ook voor mezelf niet. Ik weet alleen: zulke moeheden zijn niet te plannen, kunnen niet vooraf het doel zijn". Dit boekje beschrijft dus geen oefeningen in moeheid, en geen recept om ervaringen van "helderogige moeheid" te bereiken. Maar het geeft wel mooie perspectieven op die helderogige moeheid en de ervaringswerelden die daardoor wellicht worden geopend. En dat is voor mij ruim genoeg.
1

Reageer op deze recensie

Meer recensies van Nico van der Sijde