Lezersrecensie
Een boek vergallen door te willen begrijpen
Het raadselachtige in de roman The Death of Jesus betovert je hoofd en je hart. Coetzee vertelt een schijnbaar eenvoudig verhaal in sobere stijl. De tienjarige David is uitzonderlijk begenadigd: in voetbal, dansen, verhalen vertellen en filosofische vragen stellen. Hij loopt weg bij zijn pleegouders om in weeshuis Los Manos te gaan wonen. Al snel krijgt hij een merkwaardige neurologische aandoening die hem uiteindelijk fataal wordt. De scheiding van zijn pleegouders is dan onvermijdelijk.
Dat Coetzee een parabel heeft geschreven wordt al snel duidelijk; wat hij ermee bedoelt blijft hij verhullen.
Om te beginnen vallen de vele zuilen van de westerse, christelijke beschaving op. De titel en het gedode lam verwijzen naar de bijbel. Voor christenen is Jezus de zoon van Koning David; de naam David kan tevens naar het beeld van Michelangelo verwijzen. Getallenleer en sterrenkunde komen herhaaldelijk terug. Zoals volgens Pythagoras alles is terug te brengen tot een getal, zo ziet David getallen in de sterren. Davids favoriete boek, Don Quichot van Cervantes, is een standaardwerk in de Europese literatuur. De directeur van het conservatorium heeft dezelfde voornaam als Johann Sebastian Bach, en diens vrouw dezelfde voornaam als de vrouw van Bach. Bach is niet alleen de grootste componist die ooit heeft geleefd, maar sommige van zijn composities worden ook in verband gebracht met numerologie. David blinkt uit in dans en voetbal.
Wie is David? Dat vragen alle personages, en de lezer, zich af. David is niet in de hand te houden en voor niemand bang. David verkeert in een identiteitscrisis, hij weet niet waar hij vandaan komt en wie zijn biologische ouders zijn. Hij stelt veel filosofische vragen, vooral: Wie ben ik? Waarom ben ik hier? Als voetballer heeft hij rugnummer 9, het getal dat is verbonden met de oceaan, met het onbegrensde. Hij zingt een lied dat Mahler heeft getoonzet op gedichten uit de Kindertotenlieder; het is een aankondiging van zijn sterven dat aanstaande is. David heeft een extreem zeldzame bloedgroep. Hij deelt mensen op in twee kampen: degenen zonder hoop, nuchter en zwoegend versus de verlichten, de uitverkorenen. Hij slaagt erin sommigen uit het eerste kamp te verheffen naar het tweede.
Zijn identiteitscrisis is geregeld onderwerp van gesprek met zijn pleegvader. David zegt tegen zijn pleegvader Simon: “Je wil dat ik degene ben die jij denkt dat ik ben, en je wil niet dat ik degene ben die ik denk dat ik ben.” En later als hij ziek is: “Waarom moet ik die jongen zijn, Simon? Ik heb nooit die jongen met die naam willen zijn.” Kort daarna, hij beseft dat hij zal gaan sterven: “Wie gaat er een boek schrijven over mijn wapenfeiten? Jij? Maar dan moet je beloven me niet te begrijpen. Het vergalt alles als je me probeert te begrijpen.” Zwaar uitgeput: “Maar ik wil deze jongen niet zijn, Simon! In het volgende leven wil ik mij zijn maar ik wil niet deze jongen zijn. Kan ik dat?” Door zijn ziekte weet David Simon geleidelijk van het eerste kamp richting het tweede kamp te verheffen.
Waarom is David hier? Simon vertelt David dat hij hier is om het licht in het leven van anderen te brengen. Na Davids dood is iedereen ervan overtuigd dat David een boodschap had maar niemand weet wat die boodschap is. Sommigen beweren dat ze mystieke droombeelden hadden waarin David aan hen verscheen en zijn geboden vertelde. Door zijn wonderbaarlijke verschijning en zijn mysterieuze ziekte zijn de wezen gaan denken dat hij in het ziekenhuis door mensen in witte jassen is vermoord. Logischerwijs hebben ze hem tot martelaar en een legende verheven. Volgens Simon waren de doktoren eenvoudigweg incompetent. Het hoofd van de muziekschool: “Iets is gebeurd, iets dat niet niets is.” Daarop vraagt Simon zich af hardop af welke sporen David heeft nagelaten: “Geen enkele. Minder dan de vleugelslag van een vlinder.” Davids lerares kent geen twijfel over een leven na de dood: “Na onze dood vallen we uiteen en worden materiaal van waaruit nieuw leven ontstaat. Er is leven na dit leven, maar degene die ik ik noem, zal er niet zijn om dat leven te leven.”
En dan is er nog Dmitri, de man die door de wereld is afgeserveerd als psychopaat: kan hij Davids boodschap doorgronden? In een brief aan Simon schrijft hij: “De wereld is een gevangenis waarin je aftakelt tot je met je kromme rug en incontinent doodgaat, en wordt opgewekt in een vreemd oord waar het hele zootje weer van voren af aan begint.” “We hunkeren niet naar ons kostje maar naar het verlossende woord dat onthult waartoe we hier zijn.” Wie is er gek, de psychopaat of meneer Normaal die niet inziet hoe bijzonder David was en iedereen die anders is dan hijzelf voor gek verklaart? Ik beschouw David als de personificatie van het verlossende woord, en Dmitri als de personificatie van de illusie.
Is de kern van de roman eenvoudig de zin van het leven? Misschien, als je de twee hoofdvragen beschouwt. Voor mij illustreert de parabel vooral het onbegrip tussen de twee kampen – rationaliteit, nuchterheid en soms bureaucratische kilheid, versus mystiek, verbeelding, illusie en hoop. In welk kamp je zit hangt grotendeels af van je herinneringen en hoe je bent gevormd. Beide kampen leven in een eigen werkelijkheid; sommigen wentelen zich in hun eigen gelijk en beschouwen de mensen in het andere kamp als gevaarlijke blinden die in een onrealistische wereld leven. Vanuit het rationele kamp gedacht kun je je afvragen of mensen met minder opleiding lichtgeloviger zijn, makkelijker kunnen worden misleid, eerder ten prooi vallen aan oplichters en ontvankelijker zijn voor religie, bijgeloof, complottheorieën en nepnieuws. Eenduidigheid is in de roman echter ver te zoeken – er is volop sprake van meerstemmigheid. Ik geef enkele voorbeelden. Kan literatuur ons bevrijden van waanideeën en hersenschimmen en ons een waarachtig bestaan schenken? Beteugel je je driften en passies door te kiezen voor het witte paard dat kan vliegen, of voor het ontembare zwarte paard dat zo zwaar als een steen kan worden? Gaat het erom mensen niet hun illusies af te pakken, zoals de hoop op leven na de dood, en het koesteren van illusies? Gaat het om het ontstaan van religies? Of gaat het de Zuid-Afrikaanse schrijver om de niet westerse wereld, vertegenwoordigd door de wezen, die zich laat verblinden en manipuleren door westerse denkpatronen?
Ik hou het erop dat Coetzee de lezer niet alleen zelf de antwoorden laat bedenken maar ook de vragen. Dat de lezer die veronderstelt dat Coetzee een boodschap heeft, het bij het verkeerde eind heeft. Dat wie het boek niet doorgrondt, het heeft gelezen en tegelijk niet heeft gelezen en tot het eerste kamp behoort. Dat opperste schoonheid in de kunst te ervaren maar niet te doorgronden is. Dat Coetzee het verhaal van David moet hebben geschreven zonder hem te willen begrijpen – om de roman niet te vergallen.
Vertalingen door pirayaani.
Dat Coetzee een parabel heeft geschreven wordt al snel duidelijk; wat hij ermee bedoelt blijft hij verhullen.
Om te beginnen vallen de vele zuilen van de westerse, christelijke beschaving op. De titel en het gedode lam verwijzen naar de bijbel. Voor christenen is Jezus de zoon van Koning David; de naam David kan tevens naar het beeld van Michelangelo verwijzen. Getallenleer en sterrenkunde komen herhaaldelijk terug. Zoals volgens Pythagoras alles is terug te brengen tot een getal, zo ziet David getallen in de sterren. Davids favoriete boek, Don Quichot van Cervantes, is een standaardwerk in de Europese literatuur. De directeur van het conservatorium heeft dezelfde voornaam als Johann Sebastian Bach, en diens vrouw dezelfde voornaam als de vrouw van Bach. Bach is niet alleen de grootste componist die ooit heeft geleefd, maar sommige van zijn composities worden ook in verband gebracht met numerologie. David blinkt uit in dans en voetbal.
Wie is David? Dat vragen alle personages, en de lezer, zich af. David is niet in de hand te houden en voor niemand bang. David verkeert in een identiteitscrisis, hij weet niet waar hij vandaan komt en wie zijn biologische ouders zijn. Hij stelt veel filosofische vragen, vooral: Wie ben ik? Waarom ben ik hier? Als voetballer heeft hij rugnummer 9, het getal dat is verbonden met de oceaan, met het onbegrensde. Hij zingt een lied dat Mahler heeft getoonzet op gedichten uit de Kindertotenlieder; het is een aankondiging van zijn sterven dat aanstaande is. David heeft een extreem zeldzame bloedgroep. Hij deelt mensen op in twee kampen: degenen zonder hoop, nuchter en zwoegend versus de verlichten, de uitverkorenen. Hij slaagt erin sommigen uit het eerste kamp te verheffen naar het tweede.
Zijn identiteitscrisis is geregeld onderwerp van gesprek met zijn pleegvader. David zegt tegen zijn pleegvader Simon: “Je wil dat ik degene ben die jij denkt dat ik ben, en je wil niet dat ik degene ben die ik denk dat ik ben.” En later als hij ziek is: “Waarom moet ik die jongen zijn, Simon? Ik heb nooit die jongen met die naam willen zijn.” Kort daarna, hij beseft dat hij zal gaan sterven: “Wie gaat er een boek schrijven over mijn wapenfeiten? Jij? Maar dan moet je beloven me niet te begrijpen. Het vergalt alles als je me probeert te begrijpen.” Zwaar uitgeput: “Maar ik wil deze jongen niet zijn, Simon! In het volgende leven wil ik mij zijn maar ik wil niet deze jongen zijn. Kan ik dat?” Door zijn ziekte weet David Simon geleidelijk van het eerste kamp richting het tweede kamp te verheffen.
Waarom is David hier? Simon vertelt David dat hij hier is om het licht in het leven van anderen te brengen. Na Davids dood is iedereen ervan overtuigd dat David een boodschap had maar niemand weet wat die boodschap is. Sommigen beweren dat ze mystieke droombeelden hadden waarin David aan hen verscheen en zijn geboden vertelde. Door zijn wonderbaarlijke verschijning en zijn mysterieuze ziekte zijn de wezen gaan denken dat hij in het ziekenhuis door mensen in witte jassen is vermoord. Logischerwijs hebben ze hem tot martelaar en een legende verheven. Volgens Simon waren de doktoren eenvoudigweg incompetent. Het hoofd van de muziekschool: “Iets is gebeurd, iets dat niet niets is.” Daarop vraagt Simon zich af hardop af welke sporen David heeft nagelaten: “Geen enkele. Minder dan de vleugelslag van een vlinder.” Davids lerares kent geen twijfel over een leven na de dood: “Na onze dood vallen we uiteen en worden materiaal van waaruit nieuw leven ontstaat. Er is leven na dit leven, maar degene die ik ik noem, zal er niet zijn om dat leven te leven.”
En dan is er nog Dmitri, de man die door de wereld is afgeserveerd als psychopaat: kan hij Davids boodschap doorgronden? In een brief aan Simon schrijft hij: “De wereld is een gevangenis waarin je aftakelt tot je met je kromme rug en incontinent doodgaat, en wordt opgewekt in een vreemd oord waar het hele zootje weer van voren af aan begint.” “We hunkeren niet naar ons kostje maar naar het verlossende woord dat onthult waartoe we hier zijn.” Wie is er gek, de psychopaat of meneer Normaal die niet inziet hoe bijzonder David was en iedereen die anders is dan hijzelf voor gek verklaart? Ik beschouw David als de personificatie van het verlossende woord, en Dmitri als de personificatie van de illusie.
Is de kern van de roman eenvoudig de zin van het leven? Misschien, als je de twee hoofdvragen beschouwt. Voor mij illustreert de parabel vooral het onbegrip tussen de twee kampen – rationaliteit, nuchterheid en soms bureaucratische kilheid, versus mystiek, verbeelding, illusie en hoop. In welk kamp je zit hangt grotendeels af van je herinneringen en hoe je bent gevormd. Beide kampen leven in een eigen werkelijkheid; sommigen wentelen zich in hun eigen gelijk en beschouwen de mensen in het andere kamp als gevaarlijke blinden die in een onrealistische wereld leven. Vanuit het rationele kamp gedacht kun je je afvragen of mensen met minder opleiding lichtgeloviger zijn, makkelijker kunnen worden misleid, eerder ten prooi vallen aan oplichters en ontvankelijker zijn voor religie, bijgeloof, complottheorieën en nepnieuws. Eenduidigheid is in de roman echter ver te zoeken – er is volop sprake van meerstemmigheid. Ik geef enkele voorbeelden. Kan literatuur ons bevrijden van waanideeën en hersenschimmen en ons een waarachtig bestaan schenken? Beteugel je je driften en passies door te kiezen voor het witte paard dat kan vliegen, of voor het ontembare zwarte paard dat zo zwaar als een steen kan worden? Gaat het erom mensen niet hun illusies af te pakken, zoals de hoop op leven na de dood, en het koesteren van illusies? Gaat het om het ontstaan van religies? Of gaat het de Zuid-Afrikaanse schrijver om de niet westerse wereld, vertegenwoordigd door de wezen, die zich laat verblinden en manipuleren door westerse denkpatronen?
Ik hou het erop dat Coetzee de lezer niet alleen zelf de antwoorden laat bedenken maar ook de vragen. Dat de lezer die veronderstelt dat Coetzee een boodschap heeft, het bij het verkeerde eind heeft. Dat wie het boek niet doorgrondt, het heeft gelezen en tegelijk niet heeft gelezen en tot het eerste kamp behoort. Dat opperste schoonheid in de kunst te ervaren maar niet te doorgronden is. Dat Coetzee het verhaal van David moet hebben geschreven zonder hem te willen begrijpen – om de roman niet te vergallen.
Vertalingen door pirayaani.
1
1
Reageer op deze recensie