Meer dan 5,3 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×
Lezersrecensie

Altijd op zoek naar anders en elders

Jan Stoel 09 november 2018
De cover van Het uurtje na de regen, de onmiskenbaar autobiografische debuutroman van Rob Gijbels toont de fietsbrug over de Westerring in Genk. Het is een witte brug, die kronkelt, in elkaar geweven lijkt. Hij lijkt wel een beetje op een achtbaan. Het overbrugt een plek waar veel ongelukken gebeurden en het vormt als het ware een poort die Genk met de wijk Winterslag, de woonplaats van de auteur, verbindt. En er is een vlucht vogels op te zien. Het is een prachtig beeld dat de inhoud van de roman prima dekt. In vijfendertig hoofdstukken meandert Rob Gijbels door zijn leven. In zijn reisverhalen is hij gepassioneerd – “het bloed stroomt vulkanisch rood door zijn aderen” - op zoek naar eilanden, plekken die als het ware ‘het einde van de wereld’ markeren (zoals vuurtorens) en voor hem uitkijkpunten én ijkpunten zijn. Locaties vanwaar hij over een landschap of over de oceaan uitkijkt. Hij is steeds op zoek naar zijn diepste wezen, zoekt verbindingen tussen verleden en toekomst . Zijn reizen hebben voor hem een helende, therapeutische werking.

“Laat op de avond verlaat ik de gezelligheid en de rum. Ik stap in het donker recht de branding in. De harde golfslag. Het water is verrassend koud. Ik proef het zout. Ik zie de sterrenhemel. Het beangstigt me wel. (…) Maar wat een ruimte. Wat een vrijheid. Ik hoor en ruik de lokroep van ongekende verten.”

Het hoofdpersonage uit deze ik-roman, die een tijd omspant van 1970 tot heden, is altijd ‘op zoek naar anders en elders’. De roman is niet chronologisch geordend. Dat is bewust zo gedaan. De lezer leert het hoofdpersonage steeds beter kennen, langzamerhand krijgt het personage reliëf. De protagonist constateert hij dat hij in 1970 begonnen is met de zoektocht naar uitkijkpunten van waaruit hij heel misschien echt de wereld kan zien. Hij maakt die tochten samen met mensen die dichtbij hem staan, ‘compañeros’, maar ook met zijn geliefden (echtgenotes) Nefide en Mây en zelfs met zijn dochter Yeliz.

Tijdens zijn studie heeft hij een stormachtige relatie met een mede-studente, ‘een wat vreemd vogeltje’. Opeens verlaat zij hem. “Ze was op zoek naar elders en anders. Nieuwe onbetreden paden. Verre horizonten. Het einde ligt vast bij het begin.” Dit motief komt in de hele roman terug. Hij geeft zelfs tweemaal een liefde op omwille van het zoeken naar nieuwe horizonten.

Hij leeft tussen twee werelden (zijn moeder is een Poolse, zijn vader een Vlaamse mijnwerker). Hij voelt zich een buitenbeentje en misschien wordt hij daardoor wel een verwoed vogelaar die bijzondere soorten wil zien. Hij reist er dwangmatig de hele wereld voor af. Al die verschillende vogels zijn het tegengewicht voor al die (sombere) gedachten die door zijn hoofd spoken. Vogels staan symbool voor vrijheid en het kijken naar vogels bevrijden hem even van het sombere. Hij heeft ook een fascinatie voor eilanden en vuurtorens. “Vuurtorens staan op de grens van land en water, zijn markeringen van hier en nu, lichtpunten, rustpunten”. Ze symboliseren hoop en uitzichtloosheid. Dat zijn de twee gevoelens waarmee het hoofdpersonage worstelt. Hij is constant bezig om zin te geven aan de wereld om zich heen en eigenlijk aan zichzelf: zingeving en zinloosheid. In feite zoekt hij geborgenheid. In het allereerste hoofdstuk tekent zich dat al af: kijken vanuit het verleden naar een toekomst, een queeste naar de waarheid, naar de eigen identiteit.

Kolibries komen op een aantal momenten terug in het verhaal: vliegensvlugge juweeltjes, die de verbindingsfiguren tussen mensen en goden zijn. “Alleen zij kunnen de onzichtbare grens tussen de twee werelden doorbreken. In een fractie van een seconde.”

Op zijn zoektocht komt hij op de meest onherbergzame, speciale plaatsen, maar altijd zijn er momenten dat hij even alleen is. Aan het eind van iedere reis valt in de vorm van een ‘conclusie’ een puzzelstukje op zijn plek, leren we het hoofdpersonage weer een beetje beter kennen. Het levert pareltjes van observaties op. Bijvoorbeeld op het Isle of Staffa in Schotland, het eiland met de enorme basalten zuilen met daartussen een grot. “Uit het absolute niets bouwt het silhouet van het zwarte reuzenorgel zich op. Hier eindigt de wereld. In deze sombere kathedraal van ingetogen stilte. (…) Even vrij van elk verlangen. Van elke weemoed. Een ogenblik een Boeddha.”

De reizen die hij maakt zijn dus de metafoor voor het zoeken naar wie hijzelf is. Soms is het wat veel al die vogels die hij spot, al die reizen die hij maakt. Maar het heeft aan de andere kant een duidelijke functie in het verhaal: het leven is een zoektocht, een rollercoaster. Niet voor niets staat die kronkelbrug op de cover.

Rob Gijbels weet prachtige, sfeervolle passages, observaties vol gevoel te schrijven. Hij koppelt dat knap aan film, muziek, literatuur, beeldende kunst en geschiedenis. Soms zijn de verwijzingen subtiel als hij in Paraguay per boot over een rivier vaart noemt hij het vaartuig ‘de boot der traagheid.’ Een literaire verwijzing naar Johan Daines boek ‘De trein der traagheid.’ De Zuid-Afrikaanse schrijver André Brink is belangrijk voor het hoofdpersonage – Rob Gijbels. In een van diens romans ‘Imaginings of sand’, die een plek heeft in het laatste hoofdstuk, is het hoofdpersonage op zoek naar zichzelf, naar een plek in de geschiedenis, naar de roots. Als die gevonden zijn ontstaat rust, innerlijke vrede, voelt het hoofdpersonage zich thuis. Ook vogels en de zee, het water, zijn motieven in dit boek van Brink.

Rob Gijbels heeft een heel rijk boek geschreven, dat overigens niet altijd even makkelijk leest. In het laatste hoofdstuk valt alles op zijn plek. Vindt de hoofdpersoon zijn thuis?

Reageer op deze recensie

Meer recensies van Jan Stoel

Gesponsord

Deze thriller trekt je razendsnel mee in een complot met onbetrouwbare staatslieden met hun eigen agenda's, internationale conflicten en hoogoplopende bedreigingen voor de samenleving.